• No results found

3.2 Ecologische karakterisatie deelgebieden

3.2.11 Dijlevallei

TTOOPPOOGGRRAAFFIIEE, , RREELLIIËËFFEENNGGEEOOLLOOGGIIEE

grond-oeverwalprofiel.

eze formatie aan de oppervlakte. Vanaf Sint-Agatha-Rode zijn ook deze zanden weggeërodeerd en dagzomen kleilagen van de De vallei van de Dijle ten zuiden van Leuven doorsnijdt de typische leemplateaus van midden België. De vallei heeft een duidelijk kom

In het zuiden van het studiegebied dagzomen vooral fijne zanden van de Formatie van Hac-court. In het uiterste zuidelijk punt treedt een krijtlaag van d

Formatie van Kortrijk.

(

(GEGEOO--))HYHYDDRROOLLOOGGIIEE

Daar situeren zich grote bronzones in de

dagzo-one langs de Waverse baan nabij de Doode Bemde en een grote zone langs de rechtervalleiflank in de omgeving van

(De Becker 1996). Het brongebied bevindt zich in Wallonië.

mende formatie van Brussel en de primaire sokkel. Naarmate de Dijle noordwaarts stroomt, snijdt ze zich dieper in de leemplateaus in. Ook in het deelgebied liggen belangrijke kwelge-bieden: in de omgeving van de vijvers van Oud-Heverlee, een kleine z

het Groot Broek te Sint-Agatha-Rode (o.a. Prés St.Jean)

E

ECCOOLLOOGGIIEERRIIVVIIEERR

zich in haar middenloop.

e rol als referentiebeeld van een alluviale middenloop, zowel in Ter hoogte van het projectgebied bevindt de Dijle

Net zoals de Gete, de bovenlopen van de Demer en haar bijrivieren (o.a. Herk en Mombeek), de Zenne en de Dender draineert de Dijle een deel van het Leemplateau van Midden België. De Dijle en haar vallei kennen nog een oorspronkelijke opbouw en een structuur die in be-perkte mate aangepast is door de mens. Dit is in tegenstelling met de valleien van de Dender en de Zenne, die sterk verstedelijkt zijn en waar de rivier haar oorspronkelijke structuur verlo-ren heeft. De valleien van de Gete en de Demer zijn dan weer aangepast aan intensieve land-bouw. De rivieren zelf zijn teruggedrongen in smalle, deels bedijkte beddingen. De Dijlevallei vervult dus een belangrijk

Vlaams als in West-Europees perspectief.

L

LAANNDDSSCCHHAAPP

sting van zowel de rivier- als valleistructuur. Tevens dragen de boscomplexen op de oostelijke plateaus en de reliëfrijke leemakkers doorweven

lobale natuurwaarden.

nderd. Ook het verlaten van De vallei van de Dijle haalt actueel haar hoge ecologische waarden uit de relatief extensieve landbouwuitbatingen en de geringe aanta

met een aanzienlijke hoeveelheid kleine landschapselementen op de westelijke plateaus bij tot een verhoging van de g

Het valleilandschap is sedert honderden jaren een kleinschalig open graslandensysteem, dat tegenwoordig mooi behouden en hersteld werd in de omgeving van de Doode Bemde. Vooral het aanplanten van populier heeft dit beeld op vele plaatsen vera

de graslanden en de spontane ruigte- en bosontwikkeling die erop volgde tekent het land-schap.

N

NAATTUUUURR

uurwaarden van de vallei worden in de eerste plaats bepaald door de volledigheid van het assortiment aan eutrofe tot mesotrofe systemen. De meeste kenmerkende soorten van een minstens lokaal) nog terug te vinden in de vallei van de Dijle. In de

schalig landschap.

delen die slaan op de Dijlevallei overgenomen.

igten zijn in de Dijlevallei nog bijzonder goed vertegenwoordigd. Op de droogste plekken in de valleien, op oeverwallen en de voet van de valleiflank

(colluvi-ianten ervan, nolsteenbreek en voor Vlaanderen nagenoeg uitsluitend beperkt tot de vallei van de Dijle, de beemdooievaarsbek. Hier en daar zijn er een aantal drogere varianten aanwezig met soorten als rapunzelklokje, jakobskruis-kruid, St.-Jansjakobskruis-kruid, wilde peen en duizendblad.

Worden deze graslanden begraasd of nabegraasd, dan stijgt het soortenaantal aanzienlijk en komen er ook nog kamgras, madeliefje, goudhaver, timothee, herfstleeuwentand, massa's vlinderbloemigen.

De dottergraslanden worden gekenmerkt door echte koekoeksbloem, dotterbloem, bosbies, veldrus, moerasstreepzaad, waterkruiskruid, kale jonker, trosdravik, zompvergeet-me-nietje en brede orchis.

Een opvallende soort die hier optimaal staat is de grote ratelaar. Zowat 8 jaar geleden begon de soort opnieuw spontaan en zeer snel de graslanden van het natuurreservaat de Doode Bem-de te herkoloniseren. Er was nog slechts één klein perceeltje in St.-Joris-Weert waar Bem-de soort zich had weten te handhaven. Door een grote overstroming van de leigrachten ontsnapte de soort uit haar isolement en vandaag komt ze opnieuw in een groot deel van de Dijlevallei voor. Men treft ze zelfs hier en daar opnieuw in de wegbermen aan ten gevolg van transport via hooi en landbouwmachines.

Dottergraslanden die reeds vele tientallen jaren niet meer bemest worden of zeer extensief gebruikt worden, herbergen ook tal van kleine plantensoorten, die minder opvallend maar doorgaans zeldzaam zijn, zoals Blauwe- en Bleke zegge, Dwergbies en Addertong.

In het Dijleland liggen ook honderden hectaren vochtige tot natte ruigte. Dat is een vrij recent verschijnsel. Na de Tweede Wereldoorlog werden heel wat graslandpercelen verlaten of inge-plant met populieren. Op deze terreinen ontwikkelden zich de ruigten. Ook dit is op Vlaamse schaal vrij bijzonder. Deze ruigten zijn dikwijls bijzonder bloemrijk. Ook hier is een zonering te zien veroorzaakt door de verschillen in vochtigheid van de bodem. Op de droogste plaatsen in de valleien zijn vooral schermbloemigen van de partij; gewone engelwortel, berenklauw, De nat

intact riviersysteem zijn (

tweede plaats wordt de natuurwaarde hoog ingeschat door de aanwezigheid van zeldzame soorten, eigen aan grote en oude bossen, extensieve landbouwuitbatingen (zowel akkers als hooilanden) en een klein

In De Becker (1996) wordt een goede beschrijving gegeven van de biotopen aanwezig in het Dijleland. Hieruit werden de

In het natuurreservaat de Doode Bemde ligt een fraai, maar ook het enige voorbeeld van een mesotroof Elzenbroek van deze streek. Er komt onder andere veel Elzenzegge en Haakveen-mos voor. Dit bos is slechts veertig jaar oud en was voordien venig hooiland.

Alluviale graslanden en ru

um), treffen we de glanshavergraslanden aan. Doorgaans zijn dat de vochtige var

met margriet, berenklauw, kropaar, glanshaver, grote vossenstaart, kleine klaver, kleine rate-laar, fluitenkruid, beemdlangbloem, groot streepzaad, k

dolle kervel en minder opvallend het heggendoornzaad. Daarnaast komen ook late guldenroe-de, heelblaadjes, bermooievaarsbek, kruldistel en akkerdistel veelvuldig voor.

ochtiger terreinen (verlaten dottergraslanden) worden gedomineerd door art, moerasandoorn, moesdistel, gewone wederik en harig wilgenroosje.

De echt natte terreinen worden overdekt met zeggenruigten en rietruigten, waarin moeraszeg-ge, scherpe zegmoeraszeg-ge, blauw glidkruid, wilde bertram, hennegras en echte valeriaan domineren.

el meer voor, maar dan versnipperd en verspreid over een hele grote oppervlakte.

K

KNNEELLPPUUNNTTEENN

ooral de aanleg van verharde fietspaden en afvaar-n vaafvaar-n d Dijle vormt

De ruigten van iets v

een fraaie combinatie van moerasspirea, kattensta

Beide typen ruigte komen echter slechts sporadisch voor. De enige rietruigte van formaat is te vinden in de Doode Bemde.

Zeggenruigten komen w

Faunistisch is de Dijlevallei vooral gekend als een belangrijk broed- en pleister- en doortrek-gebied voor vogels (zie 2.3.4). Op grond hiervan werd de vallei aangeduid als Vogelrichtlijn-gebied.

RUIMTEGEBRUIK

Woon-werk

Aan weerszijden van de vallei komt over een grote lengte lintbebouwing voor. Belangrijke valleidelen worden hierdoor vrijwel afgesneden van natuurgebieden en open ruimtes op de plateaus (o.a. Meerdaalwoud en plateau van Duisburg).

In het gebied komen op verschillende plaatsen grondwaterwinningen voor. Op bepaalde plaat-sen leidt dit tot verdrogingsverschijnselen.

Vanuit de recreatieve sector neemt de druk om in de Dijle- en de Laanvallei recreatieve activi-teiten toe laten de laatste jaren sterk toe. V

te e een belangrijk knelpunt.

B

BEELLAANNGGRRIIJJKKSSTTEESSLLEEUUTTEELLPPRROOCCEESSSSEENN

belangrijke parameters.

Verlanding kan in lokale vijverzones gestimuleerd worden. Het behoud van open water is ondermeer belangrijk voor de watervogels.

De rivierdynamiek is een van de belangrijkste sleutelprocessen in dit gebied. Het omvat erosie van oevers, sedimentatie van deeltjes, transport van organismen en inundaties en geeft in dit deelgebied ondermeer vorm aan meanders, holle oevers, stroomkuilen en een oeverwal-komgrondprofiel.

De ontwikkeling van rivierbegeleidende bossen is in grote delen van de vallei mogelijk. Vooral in enkele zones van de vallei (zie hoger) zijn kwelzones actief en is een sturende fac-tor voor de aanwezige levensgemeenschappen. De intensiteit en de kwaliteit van het grondwa-ter zijn

S

SAAMMEENNHHAANNGG

uw van deze lijn ten behoeve van het vrachtver-keer kan, naast het verlies van enkele zeer waardevolle biotopen, ook negatieve gevolgen hebben voor de voor het gebied belangrijke grondwaterstromingen (kwel).

ttenburg en het Het deelgebied kent een hoge dichtheid aan natuurlijke biotopen. Deze sterke interne samen-hang wordt enkel onderbroken door enkele dwarswegen en enkele percelen die met een inten-sief landgebruik.

De externe samenhang is sterker verstoord. Lintbebouwing snijdt grote delen van de vallei af van de aanpalende plateaugebieden. Aan de voet van de oostelijke valleiflank van de Dijle loopt de spoorlijn Leuven-Waver. De uitbo

De relaties met de IJsevallei en de Laanvallei zijn nog relatief intact gebleven.

De kwelstromen in het gebied hebben een regionale oorsprong. De infiltratiezones binnen het studiegebied liggen ondermeer in het plateau van Maleizen, het plateau van O

plateau van Moorsel. Een modelberekening van De Smedt et al.(2001) geeft aan dat vooral door grondwateronttrekking de kwelintensiteit in de vallei is afgenomen.