• No results found

3.2 Ecologische karakterisatie deelgebieden

3.2.5 Plateau van Duisburg (Interfluvium Voer –IJse)

T

TOOPPOOGGRRAAFFIIEEEENNRREELLIIËËFF

Dit deelgebied is 4100 ha groot. Het macroreliëf is vlak en het helt licht af naar het noordoos-00 m, het laagste te Korbeek-Dijle nabij 25 m. ten. Het hoogste punt ligt te Moorsel nabij 1

Droogdalen zijn talrijk aanwezig en geven het gebied een licht golvend karakter. Mooie voor-beelden zijn de Ruwaalvallei en de Vloedgrubbe. Even kenmerkend zijn de talrijke holle we-gen en taluds.

G

GEEOOLLOOGGIIEE

oogdalen en in de overgangen naar de vallei dagzomen Brusseliaan-zanden. De hoogste delen zijn opgebouwd uit zandformaties van St.-Huibrechts-Hern

(Tonge-(

(GEGEOO--))HYHYDDRROOLLOOGGIIEE

iegebieden van de Voer, de IJse en de Dijle. Een historische

e vallei van de Nellebeek is er kwel met deels een regionale oorsprong.

B

BOODDEEMM

eval voor het Weebergbos en het Tersaertbos.

Geologisch wordt het gebied gekarakteriseerd door Lediaanzanden. Het zijn fijne kalkhou-dende zanden. In de dr

riaan).

Het gebied behoort tot de infiltrat

weg (de Brede Weg) ligt op de waterscheiding. De droogdalen voeren vooral regenwater af. Plaatselijk zijn bronzones aanwezig (b.v. in de omgeving van Ruwaal), nl. daar waar de droogdalen zich in de Brusseliaanzanden hebben ingesneden. In d

Vrijwel heel het gebied is bedekt met een laag leem. In de depressies is deze laag veel dikker (soms meer dan 10 m) dan op de heuvelruggen (Deneef & Ostyn 1986). Op de hoogste en steilste delen kan dit leempakket volledig weggeërodeerd zijn en kunnen tertiaire zanden op-duiken. Dit is ondermeer het g

L

LAANNDDSSCCHHAAPP

open agrarisch landschap dat sinds de middeleeuwen weinig gewijzigd is (Claes &

toegenomen bebouwing en het l graan- en bietenteelt en verschillende kleine landschapselementen aspectbepalend. In de droogdalen vindt men vooral graslanden. Het is een

Deneef 1980). Geïsoleerde bossen, taluds met struwelen en holle wegen verhogen de land-schappelijke waarde. Het gebied is op Duisburg na vrijwel onbewoond gebleven. Het is wei-nig doorsneden met wegen en de meeste wegen zijn onverhard.

Het westelijk deel is de laatste paar honderd jaar meer aan veranderingen onderhevig geweest dan het oostelijk deel. De grootste ontwikkelingen zijn daar de

verdwijnen van het Ganzenpoelbos.

Op de plateaus is de combinatie van akkers met voora Ook populierenteelt komt hier voor.

V

VEEGGEETTAATTIIEESS

In een gebied gekenmerkt door een hoge dynamiek, overwegen de pioniervegetaties. Onder-zoek wees uit dat op het plateau 150 pionierssoorten groeien, dit is bijna 40 % van de

Belgi-sche pioniersflora (Deneef & Ostyn 1986). Lokaal (bij voorkeur in basenrijk milieu) bevat de akkerflora bedreigde soorten als groot spiegelklokje en spiesleeuwenbek.

oorn en meidoorn. Taluds en bermen zonder getatie. Plaatselijk hebben de bermen een soortenrijke vegetatie. Deze kan kalkrijk zijn met marjolein, borstelkrans en grote

jm. Lokaal zijn er bijzonderheden als kleine kaardebol en veldsalie te vinden (De Becker

) -Beukenbos, met een typische be-groeiing die overeenkomt met de ecotoopbeschrijving (zie 2.2.2).

F FAAUUNNAA

Het gebied is faunistisch zeer waardevol. Het is één van de zeer zeldzame leefgebieden van de hamster. De soort haalt hier de hoogste dichtheden van Vlaanderen.

Het gebied herbergt één van de weinige relictpopulaties van de vroedmeesterpad van Vlaan-deren.

De aanwezigheid van kwalitatieve lineaire elementen in een agrarisch landschap bepaalt het voorkomen van avifaunistisch belangrijke populaties van geelgors, veldleeuwerik en gele kwikstaart. Kwartel en grauwe gors komen eveneens voor, maar zijn veel zeldzamer. De vel-den worvel-den bezocht door kiekendieven: blauwe kiekendief is een vaste overwinteraar, bruine kiekendief jaagt er en voor grauwe kiekendief is het een mogelijke broedplek. Huiszwaluw haalt in dit gebied nog hoge dichtheden.

In de noordelijke zandgroeve van de Ganzemanstraat komt een kolonie oeverzwaluwen voor. In 2002 was er een geslaagd broedgeval van bijeneter.

Lineaire elementen zijn in het deelgebied goed vertegenwoordigd. Ze zijn vaak opgaand en opgebouwd uit eik, es, iep, hazelaar, vlier, sleed

houtige gewassen hebben meestal een typische glanshaverve ti

1996). Andere plekken hebben dan weer juist een zuurdere bodem met o.a. rechte ganzerik en eekhoorngras. Sinds 2002 werd akkergeelster waargenomen.

Typisch voor de holle wegen is hun flora van de voedselrijke droge bossen met b.v. gevlekte aronskelk, maarts viooltje, muskuskruid, bosviooltjes, klimop, stekelvarens,…

De graslanden zijn meestal productief. De minder productieve kamgrasweiden zijn evenwel niet zeldzaam. Dit kan wel gezegd worden van de kwelgraslanden, die actueel enkel in de Nellebeekvallei (met o.m. karwijselie, reuzenpaardestaart, moerasstreepzaad en dotterbloem en één perceel in de omgeving van Ganspoel te vinden zijn.

K

KNNEELLPPUUNNTTEENN

pselementen), door verminderd voedselaanbod (b.v. door het gebruik van be-e vbe-erbbe-etbe-ering van oogstmbe-ethodbe-en), door wijziging van dbe-e tbe-ebe-eltbe-en (b.v.

schappen ook negatief zijn omdat dit leidt tot biotoopverlies en fragmentatie. Vooral in het westelijk deel is de verstedelijkingsdruk vrij sterk.

nning, waarvan de invloed op de ecologie van de vallei onduidelijk is.

et de i het gebied beter te ontsluiten voor het fietsverkeer, werden verschillende

et behe n gebeurt nog te weinig volgens de criteria duurzaam bosbeheer. De

en van) deze biotopen kunnen verruigen en mesofiele jnen. In bepaalde delen zijn de kleine landschapselementen schaars.

RUIMTEGEBRUIK

Landbouw

Veel waarden in dit deelgebied zijn in een zekere mate gebonden aan bepaalde vormen van landbouw. Intensivering (schaalvergroting, toename van nutriënten, bestrijdingsmiddelen, omzetten van graslanden naar akkers) zal de kenmerkende gemeenschappen van het open agrarisch gebied negatief beïnvloeden. Dit kan zijn door biotoopverlies (b.v. vernietiging van kleine landscha

strijdingsmiddelen en d

toename maïs t.o.v. graan, omzetting graslanden), en teeltmethoden (b.v. dieper ploegen, stopzetten beheer taluds, drainage).

Het verdwijnen van de landbouwactiviteiten (b.v. voor woon-werkfunctie) kan voor dezelfde gemeen

Woon-werk-recreatie

In het gebied vinden verschillende exploitaties plaats. Momenteel is er in het gebied één zandontginning actief (Neerijse-Huldenberg).

In de Nellebeekvallei ligt een grondwaterwi

M ntentie om

veldwegen (al dan niet alternatief) verhard. Andere veldwegen werden verhard voor het land-bouwverkeer, maar kunnen aanleiding geven tot sluikverkeer.

Bosbouw

H er van de bosse

boomlaag is vaak gelijkvormig en gelijksoortig, de struiklaag is soms slecht ontwikkeld en de kruidlaag kan hinder ondervinden van een intensieve exploitatie.

WATERKWALITEIT EN STRUCTUURKWALITEIT

De waterkwaliteit en de structurele kwaliteit van de waterlopen is matig tot slecht door recht-streekse lozingen en diffuse verontreiniging. De bronzones hebben hogere nitraatconcentra-ties.

DUURZAAMHEID

In het gebied zijn de lineaire elementen, bossen, soortenrijke graslanden en waterlopen slecht of niet gebufferd, waardoor (de rand

overgangsmilieus verdwi

Het gebied is gevoelig voor bodemerosie. Dit kan o.a. leiden tot afkalving van de holle we-gen.

In het agrarisch gebied is het behoud van de populaties van hamster en vroedmeesterpad heel sterk gestoeld op goodwill van de betrokken beheerders.

B

BEELLAANNGGRRIIJJKKSSTTEESSLLEEUUTTEELLPPRROOCCEESSSSEENN

tuurrijke vegetaties die grenzen er zijn. Hierbij Het agrarisch gebied met veel akkerbouw kent een hoge bodemdynamiek Typische akkerge-meenschappen zijn hiervan afhankelijk. Voor hamster is dit een essentiële voorwaarde. In het open agrarisch gebied komt bosvorming op beperkte schaal voor.

De natuurrijke biotopen zijn scherp afgegrensd ten opzichte van hun agrarisch omgeving. Extensieve begrazing kan in dit gebied vorm geven aan struc

tussen delen met een verschillende functie kunnen vervagen.

Het is een infiltratiegebied. Het water dat infiltreert moet kwalitatief goed wat

is het bereiken van een evenwichtsbemesting een belangrijke vereiste. Dit is ondermeer van belang voor de aanwezige bronzones en de (tijdelijke) waterlopen.

Het is wenselijk het bodemerosieproces af te remmen (zie o.a. deelgebied “plateau van Moor-sel”).

Kwel is in de Nellebeekvallei een sturende factor. De intensiteit en de kwaliteit van het grondwater zijn belangrijke parameters.

S

SAAMMEENNHHAANNGG

rridors is er schaars ge-r gelegen gge-ronden. Dit hindege-rt o.a. de paddentge-rek.

de IJse en de Dijle en in mindere mate van de Voer. Deze hydrologische relatie wordt vooral verstoord door ondiepe grondwaterwinning en in het De externe relatie met de valleien van de Voer, de IJse en de Dijle is sterk verstoord door lintbebouwing en door de wegeninfrastructuur. Het aantal ruimteco

worden. In de Nellebeekvallei zorgt een verbindingsweg voor een barrière tussen de vallei en de hoge

Geomorfologisch vormt het een eenheid met het plateau Jezus-Eik. Het heeft hiermee een sterke relatie die vooral op het vlak van verstedelijking verstoord is.

Ruimtelijk heeft een vrij sterke relatie met het plateau van Moorsel en het plateau van Malei-zen.

Het is een belangrijk infiltratiegebied van