• No results found

De persoonlijke stem van de auteur in de tekst .1 DE IMPLIED AUTHOR

HOOFDSTUK 6: ENGAGEMENT IN VORM

6.2 De persoonlijke stem van de auteur in de tekst .1 DE IMPLIED AUTHOR

Zoals in hoofdstuk 2 behandeld is, is de implied author een narratief concept dat bedacht is door W.C. Booth. De implied author is een vertel-laag die tussen de echte auteur en de auteur in het boek in staat, waardoor de auteur invloed op de tekst uit kan oefenen en hij als het ware een auteur in de tekst neer kan zetten die losstaat van de echte auteur buiten de tekst.298 Daarnaast is nog gesproken over een definitie van de implied author van James Phelan, die stelt dat er drie lagen in het verhaal terug te vinden zijn waarop de implied author zich kan bevinden, namelijk: (1) the inner level (datgene wat zich in het verhaal afspeelt), (2) the middle level (het verhaal wordt verteld door een verteller die niet in het verhaal terug te vinden is) en (3) the outer level (het niveau buiten de tekst dat door de implied author geconstrueerd kan worden). Ook heeft de implied author de kracht om de grenzen tussen deze drie lagen te laten vervagen. 299 In deze paragraaf zal gekeken worden naar hoe deze theorieën terugkomen in de teksten van Brandt Corstius en wat het effect daarvan is op zijn teksten. De definitie van Phelan zal niet helemaal

297 Brandt Corstius, J. ‘Nazarbajev bouwt een Las Vegas in de steppe’ in Trouw (3-12-2005) Beschikbaar via: Lexis Nexis. Geraadpleegd op 6 mei 2015.

298 Booth, W.C. The Rethoric of Fiction, 74-75.

299 Phelan, J. Narrative as Rhetoric. Technique, Audiences, Ethics, Ideology. (Columbus: Ohio State University Press, 1996), 217.

80 gelden, omdat Brandt Corstius als gedramatiseerde verteller terug te vinden is in zijn teksten en omdat hij non-fictie hij verbindt de wereld buiten het boek met de wereld binnen het boek.

We zullen nu bekijken hoe de implied author zich in de praktijk in de teksten van Brandt Corstius laat zien. In het volgende fragment vertelt Brandt Corstius over zichzelf en in dit fragment zal zowel volgens de definitie van Booth als van Phelan geanalyseerd worden. Hij reageert in Moskou tot Medan op Russen die in Nederland wonen en die vinden dat hij een te negatief beeld laat zien van Rusland in zijn artikelen.

“Dit is een antwoord voor alle mensen die mij in de afgelopen twee jaar, via Twitter, mail en op straat, al dan niet onder begeleiding van fysieke bedreigingen, één vraag stelden: waarom laat je alleen maar negatieve dingen zien over Rusland? […] Dan nu mijn antwoord. Ik ben vijf jaar correspondent in Rusland geweest voor Trouw en heb twee series afgerond voor de VPRO met Rusland als onderwerp. Ik zat daar niet als reclamemaker of reiziger, ik zat daar als journalist. In de journalistiek ben je op zoek naar zaken die ertoe doen en naar veranderingen. Vaak zijn de dingen waar journalisten in geïnteresseerd zijn niet prettig.”300

Hoewel Brandt Corstius zich in beperkte mate in de tekst positioneert en vooral over zichzelf praat in verhouding tot zijn onderwerpen, zijn er toch fragmenten aan te wijzen waarbij Brandt Corstius zich in zijn teksten ‘impliceert’ en deze zal ik eerst volgens Booth’s definitie bespreken. Brandt Corstius praat in het fragment over zichzelf als journalist, iets wat hij zowel binnen als buiten de tekst is. In die zijn lijkt er geen sprake van een extra vertel-laag tussen de auteur en de verteller in. Natuurlijk is er wel sprake van een implied author, maar op een minder expliciet vlak: hij heeft natuurlijk geselecteerd welke verhalen wel in zijn boeken terecht zijn gekomen en welke niet. De implied author staat hier dus als het ware boven de teksten en voert achter de schermen invloed uit. Maar omdat er expliciet in beperkte mate een middenpositie tussen de auteur en de verteller is aan te wijzen, is het effect dat alle ervaringen in de boeken als autobiografisch gezien kunnen worden. Als er een implied author zou zijn, zou dat betekenen dat er nog een Jelle Brandt Corstius is met mogelijk een andere visie dan de Brandt Corstius die we in de teksten terugzien. Dit is volgens mij niet het geval. De implied author is waarschijnlijk wel aanwezig in de mate dat de auteur altijd een bepaald beeld van zichzelf schept in zijn teksten, waardoor we altijd een geïmpliceerde auteur in de tekst vinden die bepaalde dingen wel over zichzelf vertelt en andere dingen niet.

De tweede laag uit de definitie van James Phelan geldt dus in dit geval niet, omdat Brandt Corstius wel als gedramatiseerde verteller in zijn teksten terug te vinden is. Maar aangezien Brandt Corstius non-fictieschrijver is en er bij journalistiek altijd sprake is van een wereld die buiten de tekst bestaat, is de relatie tussen het eerste en derde niveau wel interessant om nader te bekijken. Het eerste level is namelijk wat zich in de tekst afspeelt en het derde level kortgezegd wat zich afspeelt in de echte wereld. De implied author kan deze levels laten vervagen en dat is eigenlijk wat in een non-fictieroman gebeurt: de echte wereld buiten het boek is terug te vinden in het boek. Dit is ook te zien in het bovenstaande fragment: Brandt Corstius is zowel binnen als buiten zijn boeken journalist. In die zin laat hij de wereld binnen en buiten de boeken al in elkaar overlopen. Maar ook personen die Brandt Corstius beschrijft bestaan daadwerkelijk buiten zijn

81 boeken. In die zin is the inner level (het niveau binnen de tekst) verweven met the outer level (het niveau buiten de tekst dat door de implied author geconstrueerd wordt) en dat zou volgens Phelan het werk zijn van de implied author. Als we deze definitie volgen kan dus gezegd worden dat er een implied author aan te wijzen is in de boeken van Brandt Corstius die invloed uitoefent op het samensmelten van de wereld binnen en buiten het boek en hij brengt de wereld buiten het boek tot stand. Maar omdat Brandt Corstius in de gehele teksten is aan te wijzen als een gedramatiseerde verteller, kunnen de verhalen ook als autobiografisch beschouwd worden. In zijn krantenartikelen is Brandt Corstius heel wat minder als personage aan te wijzen in zijn teksten. Eén moment zet hij zichzelf wel heel erg op de voorgrond en ik denk dat dit een bewuste keuze is geweest. Het gaat hierbij om een artikel waarbij Brandt Corstius als journalist werd opgepakt bij een demonstratie. In Rusland worden demonstranten vaak opgepakt, maar mogen buitenlandse journalisten hun werk doen. Alleen deze keer (blijkbaar) niet.

“Uit het niets verschijnen de Omon-busjes en onmiddellijk begint de charge tegen de bejaarden en journalisten. Hoewel ik niet tussen de demonstranten sta, een fototoestel in mijn hand heb, en mij ter plaatse had laten accrediteren, word ik hardhandig naar een busje gesleept. Mijn fototoestel wordt afgepakt. Met een trap in mijn knieën word ik het busje ingegooid, gevolgd door mijn fototoestel - dat werkt nog, wonderwel. […] Stomme verbazing op het politiebureau over de drie buitenlandse journalisten, twee uit Gollandia en een fotograaf voor de New York Times. Na een bezoek aan de baas, en de vraag: “Arresteren jullie dan geen journalisten in Nederland?”, staan we in een kwartier op straat. Demonstrant Sergej (17), die ik in de bus ontmoette, was al voor de derde keer opgepakt. Hij had minder geluk. “Het is triest, maar deze regering is bang voor haar eigen volk”, denkt hij.”301

Omdat dit het enige moment is waarop Brandt Corstius zichzelf zo duidelijk als ik-figuur naar voren brengt in de tekst, heeft dit waarschijnlijk met het onderwerp te maken wat hij bespreekt. Hij raakt persoonlijk betrokken bij een situatie waarover hij schrijft en daarom hanteert hij in dit geval het vertellend-ik perspectief in plaats van het personale perspectief. Desondanks schrijft hij hier over zichzelf als een buitenlandse journalist en laat hij het verschil zien tussen hoe buitenlandse journalisten en Russische demonstranten behandeld worden. Hier is geen extra vertellaag terug te vinden, maar ook hier heeft de implied author invloed op wat wel en niet in de artikelen terecht komt. Er is dus ook in de krantenartikelen een implied author aan te wijzen die achter de schermen invloed uitoefent.

6.2.2 Ironie

In het theoretisch kader is naar voren gekomen dat ironie een probleem kan vormen als het gaat om engagement, omdat vaak iets anders gezegd wordt dan bedoeld en daarom worden teksten als minder betrouwbaar gezien.302 Dit zou juist afstand creëren in plaats van betrokkenheid. Omdat ironie een belangrijke rol in de schrijfstijl van Brandt Corstius inneemt, ga ik in deze

301 Brandt Corstius, J. ‘Vuile democraten, brult de agent’ in Trouw (26-03-2007) Beschikbaar via:

http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1662686/2007/03/26/Vuile-democraten-brult-de-agent.dhtml Geraadpleegd op 9 mei 2015.

302 Harbers, F. Defying Jouranalistic Performativity. The Tension Between Journalism And Literature in Arnon Grunberg’s Reportage, 153.

82 paragraaf kijken hoe ironie precies terugkomt in zijn teksten en bij welke onderwerpen dit gebeurt. Daarnaast zal gekeken worden wat dit betekent voor engagement in zijn teksten.

Ironie speelt zoals gezegd een belangrijke rol in de schrijfstijl van Jelle Brandt Corstius. Als lezer merk je dat door zijn ironie zelfs de meest treurige of gevaarlijke situaties nog grappig worden door zijn ironische uitspraken en waarnemingen die hij tussen de regels door noemt. Omdat het zijn toon qua schrijven is, gebruikt hij ironie ook om uitspraken van anderen nog grappiger over te laten komen. Een voorbeeld hiervan zijn deze fragmenten, waarin hij reageert op situaties of personages. In het eerste fragment is hij op doorreis met een aantal Russen en moeten ze in een afgelegen gebied kamperen, in fragment (2) vertelt hij over de Nenets die tussen het drinken door rendieren moesten vangen en in fragment (3) reageert hij op een uitspraak van een Russische collega.

(1) “Het begon te schemeren en het volgende dorp had volgens Viktor een slechte reputatie. Knap, dat je als dorp collectief een slechte reputatie kan hebben.”303

(2) “Na deze korte en vervelende onderbreking, die de meeste mensen ‘werk’ zouden noemen, ging het drinkfestijn in de middag weer door.”304

(3) “Vanuit het instituut reden we door naar de markt voor een artikel dat Zjenja wilde schrijven over ‘de prijs van dingen’, je werkt bij de enige kritische kwaliteitskrant in Rusland of je werkt er niet.”305

In alle drie de fragmenten zit ironie, maar wel iedere keer op een andere manier, hoewel het doel hetzelfde is. In het eerste fragment zegt Brandt Corstius het tegenovergestelde van wat hij bedoelt: hij zegt knap, maar hij bedoelt natuurlijk niet dat dat daadwerkelijk knap van dat dorp is. In het tweede fragment benadrukt hij het grappige in de situatie door het te vergelijken met hoe de meeste mensen het doen en iets dergelijks doet hij ook in fragment 3. Het gevolg van deze ironie is dat Brandt Corstius zijn mening erg door laat klinken in de tekst en het ongewone of grappige van de situatie benadrukt. In het kader van betrokkenheid kan gezegd worden dat Brandt Corstius op deze manier afstand creëert tussen zichzelf en degene waar hij over schrijft.

Dit is nog beter zichtbaar in fragmenten waarin hij, net als Grunberg, over andere mensen en hun gewoontes schrijft. In het volgende fragment vertelt Brandt Corstius bijvoorbeeld over de obsessieve van Russen met kou.

“Alles onder de 25 graden is arctisch voor een Rus. Het raam in de treincoupé blijft beslist gesloten, tenzij een van de passagiers in een door de dokter verklaard coma ligt van de hitte. Kinderen dragen mutsen tot aan 20 graden, je weet maar nooit. […] En in de winter zitten vrouwen niet op bankjes in het park, omdat je dan onmiddellijk onvruchtbaar bent. Met een krant ertussen mag weer wel. Dat scheelt natuurlijk een hoop, een krantenpagina.”306

303 Brandt Corstius, J. Rusland voor gevorderden, 18.

304 Ibidem, 87.

305 Brandt Corstius, J. Kleine Landjes, 92.

83 Met vooral de laatste zin geeft hij aan dat hij de ideeën van de Russen over kou en warmte nogal onzinnig vindt. Met deze passage geeft hij enerzijds een kijkje in de denkwereld van de Russen, maar aan de andere kant geeft hij ook zijn mening over deze ideeën weer. Door de ironische reactie van Brandt Corstius op de gewoontes met kou van de Russen, scheidt hij zich ook van hen af: hij is geen Rus die het altijd koud heeft en hij gelooft niet in hun methode (de krant) om kou tegen te gaan. Naast deze manier, zijn er ook andere manieren waarop hij reflecteert op de Russische gebruiken.

“Onze gids Anton, die nu een verschil had kunnen maken, was zo galant om ons niet bij hem thuis uit te nodigen. Maar uit het niets verscheen de mysterieuze Taliban, die ons meenam naar het gemeentehuis, waar wij onze matjes uit konden rollen. Dat zou je eens in Nederland moeten proberen: in het holst van de nacht in Nieuw-Beerta aankomen en zorgen dat iemand van het gemeentehuis dan de deur voor je opengooit.”307

In de reis die hiervoor beschreven is liet hij regelmatig werken dat hij geen idee had waarom hun gids Anton met hun meegekomen was en ook in dit fragment is hem dat nog niet duidelijk. Met ‘zo galant’ bedoelt hij precies het tegenovergestelde en maakt hij het feit dat drie Nederlanders zonder slaapplek zaten grappiger en dramatischer dan het misschien in werkelijkheid was. In dit fragment bestempelt hij het ongewone (de logeerpartij in het gemeentehuis) niet beslist als raar, zoals hij in het vorige voorbeeld wel deed, maar eerder als bijzonder en voor Nederlandse begrippen ondenkbaar. In deze twee fragmenten is duidelijk zichtbaar dat Brandt Corstius zich distantieert van deze gewoontes door ze als ongewoon of – zoals in het eerste fragment – nogal gek voor te stellen.

Ook van bepaalde personen die Brandt Corstius tegenkomt weet hij afstand te nemen door ironische opmerkingen te maken. Een paar voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld momenten als hij op bezoek is bij mensen en ze hun dochter of een andere vrouw erbij roepen om haar aan Brandt Corstius ‘uit te huwelijken’, zo zegt hij op een bepaald moment dat hij ‘benieuwd [is] aan wie zij mij wilde uithuwelijken’308, of voor een reportage spreekt hij een oude man ‘die al iets van 100 jaar bij het instituut werkte’309, en als hij achtervolgd wordt door de FSB (opvolger KGB) spreekt hij ironisch over stagiairs310, omdat hij vindt dat ze de achtervolging nogal onprofessioneel aanpakken. Opvallend is dat het hierbij gaat om personen die geen grote rol in zijn verhaal spelen en tegelijkertijd gaat het om een situatie die al wat vreemd is, zoals eerder genoemd is. Want aan de andere kant spreekt hij ook met genoeg mensen die wel een grote rol innemen in zijn verhalen, maar waar hij geen ironische opmerkingen bij plaatst. Een voorbeeld hiervan is als hij in gesprek is met twee vaders, waarvan de zonen om een onverklaarbare reden ontvoerd zijn, waarschijnlijk door het Tsjetsjeense leger.

“In oorlogstijd is ellende een relatief begrip, bleek wel uit het gesprek met deze mannen. Terloops vertelde Umatsj Ibrahimov, een van de vaders, over Russische soldaten die tijdens zijn afwezigheid zijn huis in een dorp in Tsjetsjenië leegroofden en platbrandden. Zijn conclusie: ‘Niets aan te doen, alle Tsjetsjenen worden gelijk behandeld: als tuig.

307 Brandt Corstius, J. Rusland voor gevorderden, 95.

308 Ibidem, 109.

309 Brandt Corstius, J. Kleine Landjes, 89.

84

Maar dat is allemaal niet belangrijk. Waar het nu om gaat is mijn zoon terug te vinden.’ Ibrahimovs zoon Rizvan werd drie jaar geleden in het midden van de nacht van zijn bed gelicht in het Tsjetsjeense dorp Urus-Martan en was sindsdien spoorloos. Hij liet mij een klein pasfotootje zien van zijn zoon. Of ik hem had gezien, vroeg hij aandoenlijk.”311

De toon in dit fragment is alles behalve ironisch en dat kan komen door het onderwerp dat besproken wordt – vele malen treuriger dan de onderwerpen die wel ironische kanttekeningen krijgen. Ook speelt waarschijnlijk mee dat Brandt Corstius met deze twee mannen drie en een halve pagina in gesprek is, terwijl de personen waar hij opmerkingen bij plaatst misschien enkele zinnen in zijn teksten voorkomen. Door het medeleven wat Brandt Corstius toont (later laat hij nog weten dat begrippen als ‘mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië’ ineens betekenis krijgen.312) creëert Brandt Corstius juist betrokkenheid in plaats van afstand.

In zijn krantenartikelen hanteert Brandt Corstius een heel andere stijl: ironie speelt hier een minimale tot geen rol. De stijl in zijn krantenartikelen kan gezien worden als de feitelijke schrijfstijl die bij de traditionele journalistiek past en daar is (vaak) geen plaats voor ironie, omdat dit de waarheidsgetrouwheid en objectiviteit van de tekst in twijfel trekt.

Al met al kan gezegd worden dat Brandt Corstius al ongewone of humoristische situaties met zijn ironie extra wil benadrukken en nog ongewoner wil doen lijken, maar dit is alleen in de gevallen van personages die maar oppervlakkig in zijn teksten voorkomen. Hij is vooral ironisch over andere mensen en gebeurtenissen, maar eigenlijk betrekt hij de ironie nooit op zichzelf. Eerder is gezegd dat ironie afstand veroorzaakt tussen wat gezegd wordt en datgene waar het over gaat. In termen van engagement betekent dit dus dat ironie afstand veroorzaakt tot het onderwerp in de tekst. Hoewel zijn toon ervoor zorgt dat zijn tekst voor de lezer leuker wordt, kan wel gezegd worden dat er een afstand tussen Brandt Corstius en zijn onderwerpen ontstaat. Door ironisch te zijn over bepaalde mensen en situaties, laat Brandt Corstius zien dat hij zich er van afscheidt of dat hij anders is. In het geval van de Nenets hoort hij gevoelsmatig bijvoorbeeld tot die andere mensen die de onderbreking als werk zouden beschouwen. En hij hoort ook niet bij de Russen, die het onder de 25 graden als koud beschouwen. Door deze ironische schrijfstijl, creëert hij automatisch een soort afstand, in plaats van betrokkenheid. Maar door juist niet ironisch te zijn over de personages die een belangrijke rol hebben in zijn teksten, toont hij wel aan dat hij betrokken bij hen is en met hen meeleeft. Door middel van ironie wordt dus heel goed duidelijk bij welke personen en onderwerpen hij wel betrokken is, en welke weinig invloed op hem en zijn verhaal hebben.