• No results found

NARRATIEVE STRATEGIEËN IN JOURNALISTIEKE TEKSTEN

2.3 Engagement in teksten

2.3.3 NARRATIEVE STRATEGIEËN IN JOURNALISTIEKE TEKSTEN

In deze deelparagraaf zullen de narratieve strategieën vertelperspectief, focalisatie, de implied author en ironie worden besproken. Aan de hand van deze narratieve concepten zal gekeken worden naar engagement in vorm in de journalistieke teksten van Brandt Corstius. Deze narratieve strategieën kunnen ons meer vertellen over de aanwezigheid van Brandt Corstius in zijn teksten en over zijn stijl. Vervolgens kan gekeken worden of dit leidt tot meer of minder betrokkenheid in zijn teksten.

Vertelperspectief

Als eerste zal gekeken worden naar het vertelperspectief. Voor engagement is het van belang dat Brandt Corstius in een bepaalde mate in zijn teksten naar voren komt, zodat naar betrokkenheid in zijn teksten gekeken kan worden. Maar het is de vraag vanuit welk perspectief hij zijn teksten schrijft. F. Stanzel introduceerde drie vertelstandpunten, namelijk het auctoriale, personale en ik-vertelstandpunt138, welke door Van Boven en Dorleijn worden uitgelegd in ‘Literair Mechaniek’. Deze verschillende perspectieven zullen alle drie besproken worden.

In verhalen met een ik-standpunt is de auteur als aanwijsbaar personage aanwezig in de tekst. De ik-verteller vertelt wat hij zelf ziet en ervaart, waardoor hij tegelijkertijd een personage en de verteller is.139 Er zijn twee niveaus van de ik-verteller te onderscheiden: het vertellend ik en het belevend ik. De ‘ik’ in het vertellend ik vertelt het verhaal vanuit het heden en maakt de gebeurtenis daardoor mee op het moment van vertellen. Het belevend ik vertelt daarentegen over een gebeurtenis die in het verleden heeft plaatsgevonden. Deze twee vormen van vertellen kunnen naast elkaar voorkomen in de tekst.140 Doordat de ik-verteller tegelijk personage en verteller is, wordt het verhaal volledig door de ogen van de ik-verteller verteld.141 Toch hoeft de ik-verteller niet altijd expliciet naar voren te komen. De ‘ik’ kan ook vertellen als een externe verteller, waarbij hij niet over zichzelf spreekt, maar over anderen.142

Het vertellend ik heeft de mogelijkheid om allerlei vormen van vertellerscommentaar te geven in de tekst. Dit kan gaan om metavertellen, waarmee te verteller commentaar levert op het vertelproces zelf143, maar ook om vertellerscommentaar. Vertellerscommentaar is een vorm van vertellerstekst waarin de auteur een oordeel, mening of ‘algemeen geldende waarheid’ uitspreekt, met als doel om de lezer in een bepaalde richting te sturen. Het gaat hierbij dus niet om neutrale vertellerstekst, maar om sturende teksten.144

Er is sprake van een auctoriale verteller wanneer een ‘ik’ een verhaal vertelt, maar daar zelf niet aan deelneemt als personage. De verteller presenteert in de tekst twee werelden: de wereld waar hij zelf in beweegt en de wereld van het verhaal wat hij vertelt.145 Kenmerkend voor

138 Boven, E. van & G. Dorleijn. Literair Mechaniek. Inleiding tot de analyse van verhalen en gedichten, 187.

139 Ibidem, 197.

140 Ibidem, 198.

141 Herman, L. & B. Vervaeck. Vertelduivels, 42.

142 Bal, M. De theorie van vertellen en verhalen. Inleiding in de narratologie. 5e druk. (Muiderberg: Couthino, 1990), 29.

143 Boven, E. van & G. Dorleijn. Literair Mechaniek. Inleiding tot de analyse van verhalen en gedichten, 201.

144 Ibidem, 191.

32 het auctoriale vertelperspectief is de combinatie tussen de eerste persoon (de ik-vorm) en de derde persoon (de hij-vorm). In de hij-vorm wordt het eigenlijke verhaal verteld.146 De auctoriale verteller heeft inzicht in de gevoelens en gedachten van de personages en hierdoor wordt de verteller ook wel de alwetende verteller genoemd. Ook kan de auctoriale verteller vertellerscommentaar toevoegen, net als bij het ik-perspectief het geval is.147

In een personale vertelsituatie is geen gedramatiseerde verteller aan te wijzen. De verteller vervult geen enkele rol als personage in het verhaal. Personale verhalen zijn dus altijd verteld in de derde persoon, de hij- of zij-vorm. De verteller presenteert alleen wat de personages zien, ervaren, denken en meemaken en nergens is inbreng, bijvoorbeeld in de vorm van vertellerscommentaar van de auteur te vinden.148 Er zijn twee vormen van de personale verteller te onderscheiden: enkelvoudig personaal en meervoudig personaal. Bij de enkelvoudig personaal verteller wordt het verhaal vanuit één personage verteld. Dit kan een onbetrouwbaar perspectief opleveren, omdat het slechts om de beleving van één personage gaat. Het meervoudig personale perspectief vertelt de gedachten en gevoelens van meerdere personages.149

Focalisatie

Focalisatie is altijd in elke tekst aanwezig heeft te maken met de manier waarop een gebeurtenis wordt weergeven in de tekst. Een gebeurtenis wordt door de auteur of de verteller altijd vanuit een bepaalde visie weergegeven en het is met betrekking tot engagement interessant om in de teksten van Jelle Brandt Corstius te bekijken met welke visie hij zijn onderwerpen weergeeft. Focalisatie kan ook bijdragen aan het beeld van de lezer over een bepaald onderwerp omdat het ons niet alleen vertelt waar de verteller naar kijkt, maar ook op welke manier hij dat doet. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen ‘vertellen’ en ‘zien’, omdat beide aspecten de lezer kunnen manipuleren. Dit onderscheid werd voor het eerst gemaakt door de Franse narratoloog Gerard Genette.150 Focalisatie is een term die door Mieke Bal is geïntroduceerd en het is een belangrijk middel tot lezersbeïnvloeding. De lezer kijkt namelijk door de ogen van de focalisator naar de personages en de gebeurtenissen, waardoor ook de meningen en gedachtes van deze persoon naar de lezer worden overgebracht. Focalisatie draait dan ook niet alleen om visuele waarnemingen, maar ook om bijvoorbeeld gedachten en gevoelens of een mening.151

Bij focalisatie hebben we altijd te maken met een focalisator (de instantie die waarneemt) en een gefocaliseerd object (de instantie die wordt waargenomen). Mieke Bal schrijft dat er verschillende vormen van focalisatie te onderscheiden zijn, namelijk: de externe focalisator en de personage-gebonden focalisator. Bij de externe focalisator ziet de lezer alle gebeurtenissen en personages door de ogen van de verteller, terwijl er bij personage-gebonden focalisatie gekozen wordt voor een focalisator in een ander personage.152 Bij personage-gebonden focalisatie kunnen we alleen weten waar het personage naar kijkt, maar niet hoe, omdat het bij het ik-perspectief niet mogelijk is om de gedachtes van personages te zien. Voor dit onderzoek is het het belangrijkst

146 Ibidem, 190.

147 Ibidem, 191.

148 Ibidem, 203.

149 Ibidem, 204.

150 Boven, E. van & G. Dorleijn. Literair Mechaniek. Inleiding tot de analyse van verhalen en gedichten, 228.

151 Ibidem, 229.

33 dat de tekst door de ogen van Jelle Brandt Corstius wordt weergegeven, zodat we weten waar hij naar kijkt en hoe hij hierover denkt.

Hetgene wat gefocaliseerd wordt, kan zowel een ding als een personage zijn. Het gefocaliseerde personage of ding is in de tekst in het voordeel in vergelijking met niet-gefocaliseerde personages. Focalisatie kan namelijk leiden tot partijdigheid in de tekst en beperkingen van de auteur.153 In de teksten van Brandt Corstius kan dit eventueel leiden tot een eenzijdig beeld van Rusland, omdat slechts bepaalde onderwerpen uitgelicht worden en anderen niet. De vraag is welke onderwerpen uitgelicht worden en op welke manier dit gebeurt.

De implied Author

Een voorbeeld van hoe de aanwezigheid van de auteur in de tekst kan worden geanalyseerd, is het concept van implied author. Het begrip werd in 1961 geïntroduceerd door Wayne C. Booth en hoewel zijn boek The Rhetoric of Fiction sindsdien wat verouderd is, vormen zijn ideeën nog steeds de basis voor het begrip in de literatuur over narrativiteit en retoriek. Booth bespreekt de implied author in zijn boek aan de hand van fictieve verhalen en hij stelt dat de implied author een auteur is die tussen de verteller en de daadwerkelijke auteur in staat. Hij is dus in principe niet gelijk aan de auteur die in de echte wereld leeft. De implied author wordt door de echte auteur gesuggereerd aan de lezer en de lezer kan zelf een beeld opbouwen van deze geïmpliceerde auteur. Het is dus een geïdealiseerde auteur die in het boek bestaat en invloed uitoefent op het verhaal, zoals Booth de implied author definieert: ´The implied author chooses, consciously or unconsciously, what we read; we infer him as an ideal, literary, created version of the real man; he is the sum of his own choices’.154 Door een auteur in de tekst te impliceren, is de auteur dus in staat om zijn eigen ideeën in de tekst naar voren te brengen, zonder dat het direct als autobiografisch gezien wordt.

De implied author kan gezien worden als een soort ‘second self’, een alter ego van de auteur. De gedramatiseerde versie van de auteur in het verhaal staat dus los van wie de auteur daadwerkelijk is. Ook als de auteur niet direct aanwezig is in de tekst zal hij de tekst van achter de schermen aansturen.155 Het idee achter de implied author is door in een bepaalde mate zelf in de tekst aanwezig te zijn, de lezer de verteller gaat associëren met de daadwerkelijke auteur. De auteur kan zelf bepalen hoe dicht hij bij zijn lezers gaat staan, maar Booth denkt dat een verhaal succesvoller is als deze afstand zo klein mogelijk is. De lezer moet zich namelijk kunnen identificeren met de waarden die de auteur nastreeft en zich hiermee verbonden kunnen voelen.156 Dus door in grote mate zelf naar voren te komen, is het voor de auteur makkelijker zijn betrokkenheid te tonen en voor de lezer gemakkelijker om zich betrokken bij het onderwerp te voelen. Door zijn aanwezigheid in de tekst te vergroten is het voor de auteur makkelijker de lezer zijn waarden te laten naleven.

De implied author is geen figuur die daadwerkelijk op de voorgrond treedt in de tekst. Het is een persoon die achter de schermen de regie heeft, maar in de tekst zelf is hij niet hoorbaar of zichtbaar. De implied author kan gezien worden als de bron van normen en opvattingen, die in het

153 Ibidem, 114.

154 Booth, W.C. The Rethoric of Fiction (Chicago: The University of Chicago Press, 1961), 74 - 75.

155 Ibidem, 151.

34 geheel de ideologie van de tekst vormt.157 De implied author kan met andere woorden verantwoordelijk gehouden worden voor het beeld dat de lezer van het verhaal heeft. Hierdoor heeft hij de macht om de lezer in een bepaalde richting te duwen.158 Van achter de schermen kan hij dus invloed uitoefenen op de tekst. Literatuurwetenschapper James Phelan zegt hierover dat hij de implied author ziet als ‘the consciousness responsible for the choices that create the narrative text as ‘these words in order’ and that imbues the text with his or her values’.159 Dit is relevant voor het onderzoek omdat Brandt Corstius in zijn artikelen van achter de schermen zijn betrokkenheid bij een bepaald onderwerp door kan laten dringen en op die manier de betrokkenheid van de lezer kan vergroten.

Behalve invloed uitoefenen is de implied author ook in staat om de grenzen binnen en buiten de tekst te laten vervagen. In een tekst zijn namelijk drie lagen met elkaar verbonden: de auteur, tekst en lezer.160 James Phelan volgt het idee van Booth van de implied author, maar werkt dit uit volgens drie niveaus, waarop het verhaal verteld kan worden. Ten eerste the inner level, waarin wordt beschreven wat zich binnen het verhaal afspeelt. Ten tweede the middle level wat verteld is door een ‘heterodiegetic’ verteller, de verteller die het verhaal vertelt maar niet in de tekst naar voren komt, en ten slotte is het derde level the outer level. Dit is het niveau buiten de tekst wat door de implied author geconstrueerd kan worden. De implied author heeft de kracht om de strikte scheiding tussen deze drie levels te laten vervagen, waardoor deze niveaus in elkaar overlopen.161 Omdat in dit onderzoek sprake is van literaire non-fictie, is de verwachting dat het niveau van de inner level en het niveau buiten de tekst nauw met elkaar verbonden zullen zijn.

Booth en Phelan focussen zich voornamelijk op de relatie tussen auteur en lezer, terwijl mijn focus in dit onderzoek meer ligt op de relatie tussen auteur en de onderwerpen in zijn teksten. Booth, en in navolging van hem ook Phelan, ziet de auteur als de ‘constructor of the text’, wier keuzes in de narratieve elementen, zoals karakter en situatie, in grote mate de beleving en de reactie van het publiek kan beïnvloeden.162 De auteur kan dus bepalen waar het verhaal over gaat en de implied author kan in het verhaal invloed uitoefenen op de manier waarop het verhaal gelezen moet worden. Voor engagement in de tekst betekent dit dat de auteur van de tekst achter de schermen invloed uit kan oefenen op hoe de tekst gelezen moet worden. Dit betekent dat de auteur zijn eigen ideologie kan laten doorklinken in de tekst en van achter de schermen en zo het verhaal met zijn eigen normen en waarden kan doordrenken. In de tekst kan dit theoretische concept terug te vinden zijn door de ik-vorm in de tekst, ook al staat de auteur niet als personage op de voorgrond. Op die manier kan Brandt Corstius of mogelijk een afgeleide van hem in de tekst optreden en zijn invloed uitoefenen.

Ironie

Normaal gesproken is ironie nauwelijks terug te vinden in de traditionele journalistiek, maar in de literaire journalistiek is meer vrijheid in vorm en daar kan het wel in teksten voorkomen. Het

157 Herman, L & B. Vervaeck Vertelduivels. Handboek verhaalanalyse. Derde druk. (Amsterdam: Uitgeverij VanTilt, 2005), 24.

158 Ibidem.

159 Phelan, J. Narrative as Rhetoric. Technique, Audiences, Ethics, Ideology. (Columbus: Ohio State University Press, 1996), 217.

160 Ibidem, 19.

161 Ibidem, 14- 15.

35 meest bekende voorbeeld van een auteur waarbij ironie terug is te vinden in zijn krantenartikelen, is schrijver Arnon Grunberg die regelmatig ironische opmerkingen plaatste in zijn reportages die hij over de oorlog in Afghanistan en Irak schreef voor NRC Handelsblad.163 Frank Harbers heeft in het artikel Defying Journalistic Performativity. The Tension Between Journalism And Literature in Arnon Grunberg’s Reportage onderzoek gedaan naar ironie in deze krantenartikelen van Arnon Grunberg en hij schrijft dat Grunberg vooral ironisch was als hij reflecteerde op zowel zijn eigen positie en die van anderen.

Tijdens het lezen van de boeken van Jelle Brandt Corstius viel meteen op dat ook hij ironische opmerkingen plaatst bij situaties en dit een belangrijke plaats in zijn schrijfstijl inneemt. In het kader van vormelijk engagement is het daarom van toepassing om te kijken wat voor effect dit heeft op zijn tekst en dan met name op de betrokkenheid in de tekst. Ook hier zal een vergelijking worden gemaakt tussen zijn boeken en krantenartikelen, omdat hier verschil kan zijn tussen engagement. We hebben al gezien dat Brandt Corstius in zijn krantenartikelen een ander vertelperspectief hanteert en in zijn stijl kunnen ook verschillen zitten.

Om naar ironie in de teksten van Jelle Brandt Corstius te kunnen kijken, zal eerst bepaald moeten worden wat ironie precies inhoudt. Frank Harbers citeert in zijn artikel de definitie van ironie van literatuurwetenschapper Linda Hutcheon en dit is ook de definitie die ik zal volgen tijdens de analyse.

“The “ironic” meaning is not, then, simply the unsaid meaning, and the unsaid is not always a simple inversion or opposite of the said: it is always different – other than and more than the said. This is why irony cannot be trusted: it undermines stated meaning by removing the semantic security of “one signifier: one signified” and by revealing the complex inclusive, relational and differential nature of ironic meaning-making. If you will pardon the inelegant terms, irony can only “complexify”, it can never “disambiguate”[…]”164

Door ironie bestaat dus een afstand tussen wat gezegd wordt en wat ermee wordt bedoeld. Hierdoor wordt een tekst dus als minder betrouwbaar gezien, maar aan de andere kant zegt het wel veel over de attitude van de auteur ten opzichte van zijn onderwerpen.165 Omdat in dit onderzoek engagement centraal staat, wil ik er nog wel informatie met betrekking daarop aan toevoegen. In het theoretisch kader is besproken dat Dr. Allard den Dulk zegt dat engagement in teksten en ironie niet samengaan. Hij stelt dat engagement draait om betrokkenheid en waarheid, terwijl ironie haaks op die waarden staat omdat met ironie altijd iets anders wordt bedoeld dan gezegd.166 Dat zou betekenen dat ironie juist afstand creëert in plaats van betrokkenheid. Samenvattend is mijn definitieve werkdefinitie van ironie: Ironie zorgt voor afstand tussen wat er

163 Harbers, F. ‘Defying Journalistic Performativity. The Tension Between Journalism And Literature in Arnon Grunberg’s Reportage’ (2011). Interférences littéraires / Literaire interferenties, no 7, 152.

164 Hutcheon, L. Irony’s Edge. The Theory and Politics of Irony. (New York: Routledge, 1995), 13.

165 Harbers, F. Defying Journalistic Performativity. The Tension Between Journalism And Literature in Arnon Grunberg’s Reportage, 153.

166 Den Dulk, A. ‘Foreword’ in “Love me till my heart stops”: Existentialist Engagement in Contemporary

American Literature. A philosophical analysis of the fiction of David Foster Wallace, Dave Eggers and Jonathan Safran Foer, 5.

36 gezegd wordt en wat ermee bedoeld wordt, waardoor er in de tekst afstand kan ontstaan tussen de auteur en zijn onderwerpen. In de analyse zal gekeken worden in hoeverre ironie terug komt in de teksten van Brandt Corstius en wat het effect daarvan is op betrokkenheid in zijn boeken.