• No results found

Grafiek 1: Evolutie van het percentage personen die hun arbeidsstatus tussen de twee referteperiodes hebben behouden, per origine

C. Personen die in 2009 inactief waren

Vervolgens bekijken we hoe de inactieve per- sonen eventueel de weg naar de arbeidsmarkt

vinden, en of die terugkeer verschilt naargelang de origine.

tabel 28: Verdeling van de personen die in 2009 inactief waren naar hun activiteitstatus in 2011, naar origine

  Werkend Werkloos Inactief Aantal

Totaal 19,9% 3,9% 76,2% 1.975.767 België 21,9% 3,8% 74,3% 962.831 EU-14 17,8% 4,1% 78,1% 340.739 EU-12 34,6% 1,5% 63,9% 79.178 Kandidaat EU 17,6% 6,4% 76,0% 61.570 Andere Europeanen 17,0% 2,8% 80,1% 69.978 Maghrebijnen 16,8% 6,5% 76,7% 140.752 Andere Afrikanen 19,3% 3,9% 76,8% 78.477 Nabije/Midden-Oosten 15,1% 2,5% 82,3% 22.958 Oceanië/Verre Oosten 20,5% 1,4% 78,1% 21.239 Andere Aziaten 20,7% 1,7% 77,6% 32.180 Zuid/Centraal-Amerika 27,7% 2,9% 69,3% 19.376

Bron: Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, KPSZ. Berekeningen en verwerking: FOD WASO

De percentages uit het vorige rapport10 zijn wei-

nig veranderd. Opnieuw valt de massale instroom op van de personen uit de EU-12 landen in de arbeidsmarkt (34,6% hadden in 2011 een baan), alsook de oververtegenwoordiging van de perso- nen met een herkomst uit de Maghreb en uit een kandidaat-lidstaat in de doorstroom van inactivi- teit naar de werkloosheid.

De personen met een herkomst uit de EU-12 val- len opnieuw op bij het vergelijken van de evolu- tie van hun instroom in de arbeidsmarkt met die van alle andere personen ongeacht hun origine: terwijl de laatsten een daling vertonen tijdens de referentieperiode 2007-2009 vóór er een lang- zaam herstel optreedt, is de doorstroom van per- sonen met een herkomst uit de EU-12 van inacti- viteit naar een baan tijdens de observatieperiodes 2007-2009 en 2008-2010 toegenomen, alvorens een lichte daling te vertonen voor 2009-2011.

10 Zie hoofdstuk 7.1 van de “Socio-economische

Monitoring”, FOD WASO en Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, september 2013

Hoewel de kloof tussen de inactief gebleven

mannen en vrouwen nog altijd even uitgespro-

ken is voor de personen met een herkomst uit de Maghreb, uit een kandidaat-lidstaat en uit de EU-12, is die toch met ongeveer 7 procentpun- ten afgenomen sinds de referentieperiode 2006- 2008. We merken ook een afname van de kloof tussen de mannen en de vrouwen die instromen in een baan vanuit de inactiviteit.

De verschillen tussen de gewesten zijn afge- vlakt, maar niet helemaal verdwenen. De uit- stroom uit de inactiviteit naar een baan is hoger in Brussel en in Vlaanderen dan in Wallonië, vooral voor de personen met een herkomst uit de EU-12 en uit Zuid/ Centraal-Amerika.

Uit de verdeling naar leeftijdsklasse blijkt dat terwijl de ouderen ongeacht hun origine vaker inactief zijn gebleven, de jongeren met een herkomst uit België, uit de EU-14, uit de kandi- daat-lidstaten en uit de Maghreb minder vaak inactief zijn gebleven en vaker een baan hebben gevonden dan hun tegenhangers van middelbare

leeftijd, anders dan personen met een vreemde origine.

Tot slot leert de analyse naar migratieachter-

grond ons dat 86% van de personen met een

herkomst uit de EU-14 die sinds meer dan 5 jaar zijn ingeschreven in het Rijksregister of die de Belgische nationaliteit hebben verworven sinds meer dan 5 jaar nog inactief zijn, en dat twee jaar later minder dan 10% een baan heeft gevonden. Daar tegenover zijn het de recent in het Rijksregister ingeschreven personen met

een herkomst uit de EU-12 die proportioneel de hoogste instroom in een baan vertonen: 40% van hen hadden een baan in 2011 terwijl ze in 2009 inactief waren.

Met betrekking tot de doorstroom van de inac- tiviteit naar de werkloosheid, zijn het de perso- nen met een herkomst uit de Maghreb en uit een kandidaat-lidstaat waarvan ten minste één ouder een niet-EU nationaliteit heeft, die opvallen met percentages van respectievelijk 12,1% en 11,4%.

D. Samengevat

Uit een algemene analyse van de doorstroom tussen de drie belangrijkste socio-economische statussen blijkt dat de personen van Belgische origine een zwakke doorstroom kennen van een baan naar werkloosheid en een hoge doorstroom van werkloosheid naar een baan. We stellen het- zelfde vast voor de doorstroom tussen een baan en inactiviteit.

De personen van een andere origine kennen een minder gunstige positie. Toch is het zo dat, hoe- wel de personen van Zuid/ Centraal-Amerikaanse origine het moeilijker hebben om hun baan te behouden en ze vaker werkloos of inactief worden, ze ook veel meer kans dan gemiddeld

hebben om uit de werkloosheid of inactiviteit door te stromen naar een baan. Deze grote mobiliteit tussen socio-economische statussen wordt ook waargenomen voor de personen met een herkomst uit EU-12 met een zeer hoge uit- stroom uit de inactiviteit naar een baan, en in de richting «werkloosheid naar een baan» voor de personen met een herkomst uit Oceanië/ Verre Oosten en uit andere Aziatische landen.

Ten slotte moet worden gewezen op de veront- rustende positie van de personen met een her- komst uit de Maghreb en uit het Nabije/ Midden- Oosten, die een sterke uitstroom kennen uit een baan en een zwakke terugstroom naar een baan.

197

5.2

|

Loonevolutie

In dit hoofdstuk bestuderen we het traject van de loontrekkenden tussen het vierde kwartaal van 2007 en het vierde kwartaal van 2012 op basis van hun loonniveau11. In dit hoofdstuk wordt

enkel rekening gehouden met werknemers die loonarbeid verrichtten in 2007 en dat nog steeds deden in 2012; we houden hier dus geen reke- ning met de in- of uitstroom van personen op de arbeidsmarkt. Het is mogelijk dat een persoon tussen deze twee data een periode van werk- loosheid of inactiviteit heeft gekend. Om ook de loonevoluties uit het verleden te vatten, zal ook het traject van de loontrekkenden in de periodes 2003-2008, 2004-2009, 2005-2010 en 2006- 2011 geanalyseerd worden.

We gaan uit van de definitie van de decielen die terug te vinden is bij het begin van het hoofd- stuk over de lonen12. Op grond daarvan wordt

een positieve transitie gedefinieerd als zijnde de overgang – tussen het vierde kwartaal van 2007 en het vierde kwartaal van 2012 – van om het even welk deciel naar een hoger deciel. Een neu- trale transitie is het behoud van zijn positie en een negatieve transitie betekent een overgang van ongeacht welk deciel naar een lager deciel. Opgepast, een neutrale transitie betekent niet dat er geen verhoging (of verlaging) van het loon binnen één deciel is geweest; er is enkel geen overgang naar een hoger (of lager) deciel geweest.

11 Het loon dat hier wordt bestudeerd is het dagloon (equi- valent voltijds), zoals beschreven in hoofdstuk 2.7 12 Zie hoofdstuk 2.7.

In eerste instantie wordt voor elk analysecrite- rium onderzocht hoe deze transities zijn verdeeld over de drie aldus gedefinieerde transitietypes. Vervolgens wordt het aandeel van de positieve transities onder de niet-neutrale transities geana- lyseerd aan de hand van volgende formule:

Zo betekent een aandeel van 77%, dat 77 van elke 100 transities van het ene naar het andere deciel, gebeuren van een lager naar een hoger deciel. Hoe hoger dit aandeel, hoe meer de niet-neutrale transities in het voordeel van de werknemer zijn geweest.

In België ontvingen 2.575.534 personen op deze twee tijdstippen een loon, onder wie onge- veer 1.927.000 personen van Belgische origine, 240.000 afkomstig uit de EU-14, 65.000 van Maghrebijnse origine, 28.000 afkomstig uit een kandidaat-lidstaat, 24.000 afkomstig uit een ander Afrikaans land, 22.000 afkomstig uit de EU-12, 18.000 afkomstig uit een ander Europees land, 10.000 uit andere Aziatische landen, 7.000 afkomstig uit Zuid/Centraal-Amerika, 6.000 afkomstig uit Oceanië/Verre Oosten en 4.000 afkomstig uit het Nabije/Midden-Oosten. De personen afkomstig uit Noord-Amerika waren te weinig talrijk en komen in dit hoofdstuk niet aan bod.

Positieves transities

(Positieves transities + Negatieves transities) Aandeel positief =

tabel 29: Verdeling naar origine volgens het type transitie  

Positief Neutraal Negatief Aandeel positief

Belg 44,5% 42,3% 13,2% 77,2% EU-14 45,2% 39,1% 15,6% 74,3% EU-12 44,8% 40,4% 14,8% 75,2% Kandidaat EU 40,4% 35,9% 23,6% 63,1% Andere Europeanen 46,8% 36,8% 16,5% 73,9% Maghrebijnen 47,9% 33,2% 18,8% 71,8% Andere Afrikanen 52,5% 31,9% 15,6% 77,0% Nabije/Midden-Oosten 49,5% 35,1% 15,4% 76,3% Oceanië/Verre Oosten 53,0% 34,3% 12,7% 80,6% Andere Aziaten 50,0% 36,8% 13,2% 79,1% Zuid/Centraal-Amerikanen 51,0% 33,8% 15,2% 77,0%

Bron: Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, KPSZ. Berekeningen en verwerking: FOD WASO

Bovenstaande tabel toont aan dat personen met Belgische origine de werknemers zijn die het tal- rijkst hun loonniveau tussen 2007 en 2012 heb- ben behouden (42,3% neutrale transities, hetzij 815.000 personen, tegenover zowat 860.000 positieve transities en ongeveer 254.000 nega- tieve transities). Personen afkomstig uit de EU-14, de EU-12 vertonen ook een grotere inko- mensstabiliteit. Bij de personen met origine uit andere landen hebben ongeveer twee personen op drie een aanzienlijke verandering van loonni- veau, positief of negatief, gekend waardoor zij een grotere mobiliteit vertonen dan personen die uit België afkomstig zijn.

Dat het loon van sommige personen van een bepaalde origine aanzienlijk meer verandert, is niet per se in hun nadeel, zolang het niet om negatieve transities gaat. Ongeacht de origine, zien we dat de positieve transities tussen 2007 en 2012 veel talrijker waren dan de negatieve (tussen 63,1% en 80,6%). Zo zijn de meest sig- nificante cijfers qua aandeel positieve transities te noteren bij de personen afkomstig uit Oceanië/ Verre Oosten of uit andere Aziatische landen, gevolgd door de personen van Belgische origine. De personen met origine uit de Maghreb en de kandidaat-lidstaten daarentegen hebben de laagste percentages in aandeel positieve transi- ties. Bij die laatste groep noteren we bovendien

een verontrustend percentage negatieve transi- ties, nl. 23,6%.

Algemeen kunnen we stellen dat neutrale tran- sities toenamen tussen de periodes 2003-2008, 2004-2009 en 2005-2010, om daarna een lichte daling13 te laten optekenen in de periode 2006-

2011. Enkel de personen afkomstig uit andere Aziatische landen vormen hierop een uitzonde- ring: hun neutrale transities zijn constant blijven dalen. De percentages positieve en negatieve transities hebben waarschijnlijk ook geschom- meld door de crisis op het einde van de periode 2004-2009, met een val van de positieve transities en een piek van de negatieve transities, onmid- dellijk gevolgd door een aanzienlijke verbetering van de situatie. De meest getroffen groep zijn de personen met origine uit een kandidaat-lidstaat zoals we ook kunnen zien in de volgende grafiek.

199

5.2

|

Loonevolutie

grafiek 85: Aandeel positief per origine

Chapitre 5-2