• No results found

Grafiek 7: Lorenzcurve van de loontrekkenden per migratieachtergrond: bijzondere gevallen (2012)

Chapitre 2.7

Ouders Belg min 1 geboren buitenland Ouder(s) buitenlandse nationaliteit

Belg geworden buitenlanders Verwerving nationaliteit > 5 jaar Belg geworden buitenlanders Verwerving nationaliteit <= 5 jaar Niet-Belgen Inschrijving RR > 5 jaar

Niet-Belgen Inschrijving RR <= 5 jaar

Totaal

Ouders Belg min 1 geboren buitenland Ouder(s) buitenlandse nationaliteit

Belg geworden buitenlanders Verwerving nationaliteit > 5 jaar Belg geworden buitenlanders Verwerving nationaliteit <= 5 jaar Niet-Belgen Inschrijving RR > 5 jaar

Niet-Belgen Inschrijving RR <= 5 jaar

Totaal % 100 80 60 40 20 0 % 100 80 60 40 20 0 Kandidaat EU Andere Aziaten

Bron: Datawarehouse Arbeidsmarkt en sociale bescherming, KSZ, Berekeningen en verwerking: FOD Werkgelegenheid

0 20 40 60 80 100 0 20 40 60 80 100 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 20 40 60 80 100 0 20 40 60 80 100 Deciel Deciel

Bron: Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, KSZ. Berekeningen en verwerking: FOD WASO

Een vierde categorie onderscheidt zich door een uitzonderlijke groei van dezelfde onder- en over- vertegenwoordiging tussen 2008 en 2012: de personen met EU-achtergrond die sinds minder dan 5 jaar zijn ingeschreven in het Rijksregister.

Het gaat in feite om personen afkomstig uit de EU-12 en wier verschuiving naar de categorie van de laagste lonen aan het begin van dit hoofdstuk werd besproken. In 2008 ontvingen 7.415 van de 12.084 (of 61,4%) loontrekkenden afkomstig uit

A. Factoren die een invloed hebben op het loon

Deze verschillen tussen de origines kunnen ver- klaard worden door een aantal factoren:

De sector van de tewerkstelling: In het deel over de sectoren heeft men kunnen vaststellen58 dat

de personen naargelang hun origine niet in dezelfde sector werken. De daglonen in som- mige sectoren zijn vrij laag59. Dit is vooral het

geval in de volgende sectoren:

• Activiteiten van administratieve en onder- steunende diensten (N) met 66% van de lage lonen, in het bijzonder de subsector van de diensten inzake gebouwen en landschapsar- chitectuur (N81) waar 87,6% van de werkne- mers een laag loon ontvangt,

• Horeca (I56) met 76% lage lonen,

• Maatschappelijk welzijn zonder huisvesting (Q88) met 65,2% lage lonen,

• Kleinhandel – met uitzondering van auto’s en motorfietsen (G47)- met 64% lage lonen. Het is net in deze sectoren dat de origines overver- tegenwoordigd zijn die ook oververtegenwoor- digd zijn in de lage lonen, zoals bijvoorbeeld:

58 Zie hoofdstuk 2.3. Opgelet: het hoofdstuk over sectoren betreft een analyse van alle types van werknemers, met inbegrip van de zelfstandigen, wat oorzaak kan zijn van uiteenlopende resultaten. Een doelgerichte analyse van de loontrekkenden vertoont echter dezelfde resultaten, op enkele uitzonderingen na.

59 Zie de gegevens die gekruist werden tussen de loondecie- len en de sectoren in bijlage

• De personen die afkomstig zijn van een ander Aziatisch land, zijn oververtegenwoordigd in de horecasector (I56), de diensten inzake gebouwen en landschapsarchitectuur (N81) en de kleinhandel – met uitzondering van auto’s en motorfietsen (G47);

• De personen die afkomstig zijn uit Zuid/ Centraal-Amerika, zijn oververtegenwoordigd in de subsector van de diensten inzake gebou- wen en landschapsarchitectuur (N81) en de kleinhandel – met uitzondering van auto’s en motorfietsen (G47);

• De personen die afkomstig zijn uit de EU-12, zijn in zeer grote mate oververtegenwoordigd in de sector van de activiteiten van administra- tieve en ondersteunende diensten (N), in het bijzonder de subsector van de diensten inzake gebouwen en landschapsarchitectuur (N81). Omgekeerd zijn de personen afkomstig van Noord-Amerika oververtegenwoordigd in de sec- toren met hogere lonen zoals de sector van het onderwijs (P) met 44,8% hoge lonen en slechts 11% lage lonen of de sector van de activiteiten van hoofdkantoren: management consultancy (M70) met 56% hoge lonen.

De verschillen die men optekent tussen man- nen en vrouwen kunnen ook in verband worden gebracht met hun respectieve oververtegen- woordiging in deze sectoren. Vrouwen afkom- stig uit de EU-12, die meer oververtegenwoor- digd zijn in de lage lonen dan de mannen, zijn immers ook meer oververtegenwoordigd in de sector van de diensten inzake gebouwen en de EU-12 die sinds minder dan 5 jaar ingeschre-

ven waren in het Rijksregister, immers een laag loon; in 2012 waren er dat 26.052 van de 37.392 (of 69,7%). De andere categorieën inzake migra- tieachtergrond van personen afkomstig uit de EU-12 laten tussen 2008 en 2012 in verhouding zeer weinig verschillen optekenen57.

57 Zie gegevens in bijlage

Dezelfde soort evolutie kan men vaststellen voor de personen afkomstig uit andere Aziatische landen, het Nabije of Midden-Oosten, Zuid/ Centraal-Amerika of uit andere Europese lan- den, die 5 jaar of minder zijn ingeschreven in het Rijksregister of de Belgische nationaliteit hebben verworven. De stijgingen die ze laten optekenen, zijn echter minder scherp.

129

2.7

|

Dagloon

landschapsarchitectuur (N81) met 33,6% voor de vrouwen tegenover slechts 2,1% voor de mannen. De mannen zijn eerder oververtegen- woordigd in de bouwsector (F41 – constructie van gebouwen; vastgoedontwikkeling en F43 – gespecialiseerde bouwwerken), waar 75% van de lonen middenlonen zijn. Ze zijn daarentegen lichtjes oververtegenwoordigd in de sector van de kleinhandel -met uitzondering van auto’s en motorfietsen (G47)-, waar lage lonen betaald worden.

De regionale verschillen per leeftijd en per migra- tieachtergrond kunnen op dezelfde manier in verband worden gebracht met de oververtegen- woordiging in de sectoren van de lage lonen. Het paritair comité: Hetzelfde verband kan wor- den gelegd tussen de paritaire comités met lage lonen en de oververtegenwoordiging van bepaalde origines in deze paritaire comités60.

De personen van een andere dan Belgische of Noord-Amerikaanse origine zijn oververtegen- woordigd in het paritair comité voor de uitzen- darbeid en de erkende ondernemingen die buurt- werken of -diensten leveren (87,1% lage lonen), met de personen afkomstig uit EU-12, andere Aziatische landen of Zuid/Centraal-Amerika op kop. De personen afkomstig uit andere Aziatische landen zijn oververtegenwoordigd in het paritair comité voor het hotelbedrijf waarvan het percen- tage lage lonen 72,1% bedraagt. De personen uit de Maghreb of uit de kandidaat-lidstaten, zijn dan weer oververtegenwoordigd in het paritair comité voor de schoonmaak en desinfecterings- bedrijven (80% lage lonen).

De leeftijd: De leeftijdspiramides van de loont- rekkenden tonen aan dat de loontrekkenden van Belgische origine gemiddeld ouder zijn dan de loontrekkenden van een vreemde origine. Daar het loon stijgt met de leeftijd, verklaart dit ook ten dele waarom ze hogere lonen hebben.

60 Zie de gegevens die werden gekruist tussen de loondecie- len en de paritaire comités in de bijlage

De anciënniteit: In het deel waarin de meting van de activiteit over een periode van 10 jaar geanalyseerd werd, hebben we vastgesteld dat de tewerkstellingsduur van de personen van Belgische origine verhoudingsgewijs langer is. Daar het loon stijgt met de anciënniteit, kan dit ook een factor zijn die het hogere loon van deze laatste categorie verklaart.

Het niveau van de opleiding of vorming en het socio-professioneel statuut zouden ook ele- menten kunnen zijn om deze loonverschillen te verklaren.

Dit deel analyseert de tewerkstellingsduur van de personen die aanwezig waren in België tijdens het vierde trimester van 2012. We bekijken over een periode van de laatste tien jaar of deze personen de laatste dag van elk trimester werkten door de informatie samen te brengen in periodes van twee jaar. Een categorie « 0» bestaat voor de personen die geen enkele laatste dag van elk trimester tijdens deze tien jaar aan het werk waren. We bekijken ook de evolutie van de resultaten van 2008 tot 2012. Om een verkeerd beeld te vermijden dat kan worden gecreëerd door de personen die nog stu- deerden tijdens ten minste een deel van de bestu- deerde periode, worden alleen de personen van 30 tot 60 jaar op het einde van de beschouwde periode geanalyseerd. En om een constante

bevolkingsgroep te analyseren, zonder individuen die er bij komen of uit de groep vallen, voegen we er als voorwaarde ook aan toe dat de perso- nen sinds ten minste tien jaar moeten zijn inge- schreven in het Rijksregister, zijnde de periode die bestudeerd wordt. 4,3 miljoen personen zijn dus opgenomen in de analyse die volgt.

Een eerste grafiek toont aan dat in 2012 een meer- derheid van de personen van elke origine meer dan acht jaar heeft gewerkt over de periode van tien jaar die bestudeerd wordt. Hun aandeel varieert van 29% voor de personen afkomstig van andere Europese landen tot 76% voor de personen van Belgische origine. En meer dan één persoon op twee afkomstig van een land uit de EU-14 en Oceanië/ Verre Oosten heeft ook meer dan acht jaar gewerkt.

grafiek 60: Aandeel personen van 30 tot 60 jaar per origine en