• No results found

Grafiek 10: Werkgelegenheidsgraad bij personen van 20 tot 29 jaar volgens migratieachtergrond (2008-2012)

Totaal Belg EU-14 EU-12 Kandidaat EU Andere Europeanen Maghrebijnen Andere Afrikanen Nabije/Midden-Oosten Oceaniërs/Verre Oosten Andere Aziaten Zuid/Centraal-Amerikanen

0

10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

n Loontrekkende n Zelfstandige 84,5% 84,8% 84,3% 69,6% 81,5% 88,0% 90,4% 93,4% 72,3% 69,9% 80,2% 88,4%

Chapitre 2.2

15,5% 15,2% 15,7% 30,4% 18,5% 12,0% 9,6% 6,6% 27,7% 30,1% 19,8% 11,6%

Bron: Datawarehouse Arbeidsmarkt en sociale bescherming, KSZ, Berekeningen en verwerking: FOD Werkgelegenheid

Bron: Datawarehouse Arbeidsmarkt en sociale bescherming, KSZ, Berekeningen en verwerking: FOD Werkgelegenheid

70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

0

10

20

30

40

50

60

70

Belg EU niet-EU EU niet-EU EU niet-EU EU niet-EU EU niet-EU EU niet-EU EU niet-EU

67,3% 56,5% 48,2% 59,9% 59,0% 57,3% 46,4% 53,1% 47,0% 54,2% 43,2% 45,5% 31,9% 37,8% 25,2% 63,1% 49,3% 43,5% 55,8% 56,1% 52,1% 41,1% 49,7% 45,5% 49,4% 40,1% 42,1% 33,2% 42,6% 24,0% 3de generatie 2de generatie Ouders Belg min

1 geboren als Nationaliteit van de ouder(s) nationaliteitVerwerving > 5 jaar

Verwerving nationaliteit <= 5 jaar

Inschrijving RR

> 5 jaar Inschrijving RR <= 5 jaar

1ste generatie - Belg 1ste generatie - Niet-Belgen

n2008 n 2012

Bron: Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, KSZ. Berekeningen en verwerking: FOD WASO

De zelfstandige werkgelegenheid blijft in België een mannenzaak22 voor alle origines. In 2012

bedroeg het percentage van de zelfstandige werkgelegenheid 19,2% voor de mannen tegen- over 11,4% voor de vrouwen. Zoals vastgesteld voor België in zijn geheel, zijn de cijfers qua zelfstandige werkgelegenheid bij de mannen afkomstig uit de EU-12, Oceanië/Verre Oosten en het Nabije/Midden-Oosten veel hoger dan het gemiddelde (respectievelijk 46,6%, 34,9% en 31,3%). Bij de vrouwen zijn het de cijfers van de vrouwen afkomstig uit Oceanië/Verre Oosten en uit het Nabije/Midden-Oosten die hoger lig- gen dan het gemiddelde (respectievelijk 25,0% en 18,3%). Zowel de percentages m.b.t. zelf- standige werkgelegenheid van de mannen als van de vrouwen afkomstig uit andere Afrikaanse landen en Maghreb zijn relatief lager (voor de mannen respectievelijk 8,4% en 11,9% en voor de vrouwen 4,9% en 5,6%). Tussen 2008 en 2012 zijn die verschillende cijfers relatief weinig geëvolueerd. Enkel bij de mannen afkomstig uit het Nabije/Midden-Oosten, andere Aziatische landen en andere Afrikaanse landen is het per- centage zelfstandige werkgelegenheid terug- gelopen (respectievelijk -4,4, -2,2 en -0,2 pro- centpunten). De mannen afkomstig uit Zuid/ Centraal-Amerika, andere Europese landen en

22 Zie gegevens in de bijlage.

een kandidaat-lidstaat hebben hun percentage zelfstandige werkgelegenheid daarentegen met iets mee dan 2 procentpunten zien stijgen. Wat vooral opvalt bij de vrouwen is de terugval van het percentage zelfstandige werkgelegenheid voor de personen afkomstig uit de EU-12 (-3,9 procentpunten) en uit het Nabije/Midden-Oosten (-1,8 procentpunt).

In Brussel23 ligt het aandeel zelfstandige werk-

gelegenheid hoger dan het Belgische gemid- delde en de gemiddelden becijferd in de twee andere gewesten (19,1% tegenover 15,5% in Vlaanderen en 14,5% in Wallonië). In Brussel en in Vlaanderen zijn het opnieuw de drie zelfde origines die de hoogste cijfers qua zelfstandige werkgelegenheid hebben, met name de per- sonen afkomstig uit de EU-12, Oceanië/Verre Oosten en uit het Nabije/Midden-Oosten. Maar daar waar in Brussel het cijfer van de personen afkomstig uit een land van de EU-12 duidelijk hoger ligt dan dat van de twee andere groepen (47,6% t.o.v. respectievelijk 26,3% en 32,4%), hebben zij van deze drie groepen in Vlaanderen het laagste cijfer qua zelfstandige werkgelegen- heid (20,6% voor de personen afkomstig uit de EU-12 tegenover 28,7% voor de personen afkomstig uit Oceanië/Verre Oosten en 24,2%

voor diegenen uit het Nabije/Midden-Oosten). Bovendien is het zo dat in Wallonië het opnieuw de personen afkomstig uit Oceanië/Verre Oosten en uit het Nabije/Midden-Oosten zijn die de hoogste percentages zelfstandige werkgelegen- heid hebben, de personen afkomstig uit andere Aziatische landen vervolledigen deze kopgroep van drie. Tussen 2008 en 2012 is, terwijl het cijfer van de zelfstandige werkgelegenheid in Wallonië en in Vlaanderen stabiel bleef, ditzelfde cijfer in Brussel lichtjes gestegen (+1,2 procent- punt). Bij de personen afkomstig uit het Nabije/ Midden-Oosten is het percentage zelfstandige

werkgelegenheid aanzienlijk gedaald in Wallonië (-4,1 procentpunten), in Vlaanderen (-3,8 pro- centpunten) en in mindere mate in Brussel (-2,5 procentpunten). Daar waar de personen afkom- stig uit de EU-12 een aanzienlijke verlaging van hun aandeel zelfstandige werkgelegenheid lieten optekenen in Brussel (-7,5 procentpunten) en in mindere mate in Vlaanderen (-2,9 procent- punten), is dit in Wallonië opmerkelijk gestegen (+4,3 procentpunten).

Analyse van de derde generatie: de werkgelegenheid van de 20 - 29-jarigen

Ondanks de betere kwaliteit van de gegevens en de methode waarmee het mogelijk is om de verschillende generaties in te kaart te brengen, is het nog steeds niet mogelijk om op grond van de huidige gegevens uit het Rijksregister een optimaal beeld te vormen van de derde generatie voor de volledige leeftijdsgroep die in dit verslag geanalyseerd wordt (18-60-jari- gen). Voor de jongere groepen is het toch mogelijk om een of meerdere grootouders op te

sporen en zo zicht te krijgen op de 3de generatie. Zodoende beperkt de analyse van deze

generatie zich tot de groep van de 20-29-jarigen (1.344.644 personen in 2012).

In 2012 bedraagt de werkgelegenheidsgraad van de Belgen van de derde generatie 63,1%. Dit cijfer ligt hoger dan het cijfer gemeten voor de andere migratieachtergronden. De werkgele-

genheidsgraad van de personen van de 3de generatie met een EU-migratieachtergrond bedraagt

55,8% en de werkgelegenheidsgraad van dezelfde groep met een niet-EU-migratieachter- grond is 49,3%. Voor alle generaties hebben de personen met een EU-migratieachtergrond hogere werkgelegenheidsgraden dan diegenen met een niet-EU-migratieachtergrond. In het

algemeen hebben de personen van de 3de en de 2de generatie hogere werkgelegenheids-

graden dan de 1ste generatie – zowel de personen die de Belgische nationaliteit verworven

hebben als diegenen die buitenlander gebleven zijn. Zo hebben ook de personen van de 1ste

generatie die de Belgische nationaliteit verworven hebben hogere werkgelegenheidsgraden dan diegenen die buitenlander gebleven zijn. Bovendien heeft deze laatste groep de laagste werkgelegenheidsgraden, en vooral de personen met een niet-EU-nationaliteit en die sinds 5 jaar of minder en meer dan 5 jaar zijn ingeschreven in het Rijksregister – met een respectieve- lijke werkgelegenheidsgraad van 24% en 33,2%. Een interessante vaststelling is dat in 2012 de personen met een niet-EU-migratieachtergrond die sinds meer dan 5 jaar de Belgische nationaliteit hebben verworven hogere werkgelegenheidsgraden hebben dan de tweede generatie met een niet-EU-migratieachtergrond (45,5% tegenover 41,1% en 43,5%).

63

2.2

|

W

erkgelegenheidsgraad

grafiek 31: Werkgelegenheidsgraad bij personen van 20 tot 29 jaar volgens migratieachtergrond (2008-2012)

Grafiek 9: Verdeling van de werkgelegenheid van personen van 20 tot