• No results found

9 Fibulae

10.4 Overige metalen voorwerpen

Haarspelden en vingerring

Op locatie 700355 zijn drie (fragmenten van) bronzen haarspelden aangetroffen (figuur 10.3). Het gaat om een biconische kop van een haarspeld (GBC 595), een bijna complete haarspeld met gegraveerde biconische kop (GBC 535) en een haarspeld met platte kop (GBC 217). Deze laat-ste speld, aangetroffen in de omgeving van de phallushanger, is duidelijk secundair verbogen. Hoewel het een bouwvoorvondst betreft, duidt de ongewone vorm hier daadwerkelijk op een rituele ‘vernietiging’.

Een vingerring met groef (GBC 536), afkomstig van locatie 52399, dateert uit de 1e of 2e eeuw na Chr. (zie Riha, 1990). Ringen komen veelvuldig voor in cultusplaatsen, zoals ook in Empel (15 exemplaren) en Ittervoort (minimaal 9 exemplaren) is vastgesteld. Ringen werden uiteraard voor de sier gedragen, maar hadden toch ook een betekenis voor de drager. Met name de ringen voorzien van een gegraveerde steen kunnen door het materiaal en voorstelling als amulet gefunctioneerd Figuur 10.3. Fragmenten van haarspelden.

hebben. Religieus van aard blijken vooral ringen met afbeeldingen van goden. In de nabijgelegen cultusplaats van Wijshagen de Rieten is onder meer een ijzeren ring met een afbeelding van de godin Minerva in rode jaspis aangetroffen (Van Impe & Creemers, 1991). Diverse ringen uit Empel vertoonden godheden, waaronder een gouden ring met afbeelding van de godin Fortuna Panthea in kornalijn. In Ittervoort is een gem aangetroffen met een tot nog toe onbekende god (Bachus, Matres? Determinatie dr. Kathy Sas). Aangezien het metaal vaak gecorrodeerd is of later omge-smolten werd, bleef alleen de gem bewaard.

Paardentuig

Het gebruik van paardentuig in de Romeinse tijd is vooral bekend van de militaire ruiterij. Toch blijkt het regelmatig voor te komen in een burgerlijke context en ook op cultusplaatsen vormen ze een gebruikelijk votiefobject (Nicolay, 2007). In Empel zijn vele elementen van paardentuig aangetroffen (Roymans & Derks, 1994), in Ittervoort zijn (onder meer vergulde) paardenhangers, bellen en paar-denriembeslag gedetecteerd. Ook in Brogel kunnen twee bronzen objecten van locatie 700355 dui-delijk als paardentuig gedetermineerd worden (figuur 10.4).

Een hartvormige hanger met aan het uiteinde een phallusmotief (GBC 218) werd over het alge-meen gebruikt als versiering van paardentuig (Nicolay, 2007: type B.3; Oldenstein, 1976). Zoals reeds besproken had de phallusversiering echter ook een beschermende functie (zie § 10.3). Het in Brogel aangetroffen type komt veelvuldig voor in de 2e en 3e eeuw na Chr. (Nicolay, 2007).

Behalve als rijdier werden paarden - maar ook ezels en ossen- gebruikt voor het trekken van lichte koetsen en karren. Paardenkoppels werden hiervoor ingespannen met behulp van een dubbel juk (bekend als het Gallo-Romeinse dubbel juk) dat ook versierd werd met bronswerk. In Brogel is een decoratief component van een dergelijk dubbel juk aangetroffen (vondstnr. 67). Het bronsstuk heeft een rechthoekige, geprofileerde basis en een halfronde, hoge welving. De welving heeft een inge-legde versiering van hartvormige klimopbladen. Het in Brogel aangetroffen type komt veelvuldig voor van de Claudische tot en met Flavische periode (Nicolay, 2007: type B1, circa 40-100 na Chr.). In deze periode was ook versiering door middel van de niëllo-techniek zeer populair. Een vergelijkbaar exem-plaar met hartvormige niëllo-versiering is aangetroffen in Erichem-Hooge Korn (Nicolay, 2007: 222). Uit een metaalanalyse met de XRF-methode (X-Ray Fluorescence Spectrometry), uitgevoerd door Restauratieatelier Restaura, blijkt dat het exemplaar in Brogel niet versierd is met de niëllo-techniek (bijlage 12). Het object is gegoten in zacht brons met een hoog tin- en loodgehalte. Het versierde Figuur 10.4. Paardentuig: hartvormige hanger met aan het uiteinde een

phallus-motief (GBC 218) en decoratief component van een Gallo-Romeins dubbel juk (vondstnr. 67).

inlegsel werd gezaagd (in één stuk) uit een bronzen plaat van circa 0,5 tot 1 mm dik. Deze plaat was door het hogere kopergehalte harder dan de gegoten sierknop. De versiering werd vervolgens uitgestoken in de sierknop, waarna het hardere inlegsel in deze uitsparing gehamerd werd.

Opmerkelijk is dat het jukcomponent werd aangetroffen ver buiten de zuidelijke concentratie (kaart-bijlage 8). Gezien de samenhang van dit object met een kar en de landschappelijke situatie van locatie 700355 (vanuit het zuidwesten te bereiken), is niet uitgesloten dat in deze omgeving de toe-gangsweg tot de cultusplaats lag. Of deze toegang dan ook samenhing met een beekovergang, is vooralsnog niet te bewijzen.

Leder-accessoires, beslagelementen en sierknoppen

Op locatie 52399 is een smal riemtongetje gedetecteerd (GBC 572). Riemtongen werden aan het eind van een riem bevestigd ter versteviging van het leer (figuur 10.5). Het riemtongtype uit Brogel kan Romeins zijn, maar het type komt ook nog in de Middeleeuwen voor.

Een kleine ringgesp is gedetecteerd op locatie 700355 (vondstnr. 12). Hoewel er weinig verge-lijkingsmateriaal uit goed dateerbare contexten ter beschikking is, lijken ze pas vanaf het eind van de 2e eeuw na Chr. voor te komen (Oldenstein, 1976). Het gespje lag ten zuiden van de con-centratie, waar ook diverse latere fibulae (post-Julisch-Claudisch) en munten uit de 2e eeuw zijn aangetroffen.

Verder kunnen ook diverse aangetroffen beslagelementen en sierknoppen/nagels aan leren riemen bevestigd zijn (Nicolay, 2007). In de Romeinse tijd werden deze objecten echter aangebracht op allerlei voorwerpen, zoals kistjes, kasten, etc. (figuur 10.5: vondstnr. 4, GBC 221).

Figuur 10.5. Riemtongetje (GBC 572), siernagel (vondstnr. 4), beslagelement (GBC 221) en voet in de vorm van een leeuwenpoot (GBC 222).

Voet in vorm van leeuwenpoot

Met de komst van de Romeinen werden nieuwe manieren van omgaan met de godenwereld geïn-troduceerd. Het naturalistisch uitbeelden van goden in een menselijke gedaante behoort hiertoe en regelmatig worden dergelijke beeldjes aangetroffen (bijv. het Jupiterbeeldje van het nabij gelegen Bree). Ook in diverse heiligdommen werden figuren van godheden geofferd. Zo zijn in Empel onder meer bronsfigurines gevonden van Hercules Magusanus en Luna (Swinkels, 2002). In Ittervoort is een loden beeldje gedetecteerd dat zeer waarschijnlijk Hercules voorstelt (determinatie dr. Kathy Sas).

In Wijshagen en ook in Brogel is tot nog toe geen beeldrestant aangetroffen. Wel komt van locatie 700355 een bronzen voetje in de vorm van een leeuwenpoot (figuur 10.5: GBC 222). Onderstel-len in de vorm van leeuwenpoten kwamen in de Romeinse tijd veelvuldig voor (bijv. tafeltje met leeuwenpoten afgebeeld in de sarcofaag van Simpelveld). Het leeuwenpootje in Brogel behoorde tot bronzen vaatwerk, mogelijk een schaal of bekken die enige omvang moet hebben gehad (mon-delinge mededeling Jo Kempkens, Restaura). In de grotere Gallo-Romeinse tempelcomplexen in Noord Frankrijk maar ook in Empel, behoort bronzen ‘serviesgoed’ tot de gebruikelijke inventaris (Koster & Derks, 2002).

Onbekend

Van een groot aantal, vooral fragmentarische, metalen objecten (overwegend brons) is de precieze functie en/of datering onbekend. Veelal gaat het om fragmenten bronsdraad. Een groot deel hiervan zijn waarschijnlijk afkomstig van fibulae of armbanden. Losse knoppen kunnen behoren tot armban-den, haarspelden en/of nagels. Een loden gewicht (GBC 223), aangetroffen aan de oostzijde van de vondstconcentratie op locatie 700355, kan zowel in de Romeinse als post-Romeinse tijd thuishoren.

Twee opmerkelijke objecten verdienen enige aandacht (figuur 10.6). Van locatie 700355 is een bronzen ring met noppenversiering afkomstig (GBC 220). Luc Van Impe vestigde onze aandacht op gelijkaardige exemplaren die in het Moezelgebied zijn aangetroffen (Oesterwind, 1989: Taf. 5A4 -graf Bendorf-Sayn, Kr. Mayen-Koblenz - en 5B4 - Hambuch, Kr. Cochem-Zell). Dergelijke

‘Knöt-chenringen’ komen in het gehele La Tène-gebied voor tijdens de Late IJzertijd en in Romeinse

Figuur 10.6. Knötchenring (GBC 220) en onbekend bronzen schijffragment met gaatjes (GBC 537).

graven uit de 1e eeuw. Hun functie blijft tot nog toe onbekend (amulet? armband? ringgeld? paar-dentuig?). Op basis van de context kan het exemplaar van Brogel algemeen gedateerd worden in de periode 1e eeuw voor Chr. t/m 1e eeuw na Chr. De Knötchenring duidt alleszins op een duide-lijke inheemse (Keltische) invloed.

Het tweede object, afkomstig van locatie 52399, is een fragment van een bronzen schijf (GBC 537). Compleet zou de schijf een doorsnede van circa 6 cm hebben. De schijf heeft een lichte opstaande rand en is over het volledige oppervlak voorzien van gaatjes (circa 1,5 tot 2 mm) die echter niet allemaal volledig ‘doorboord’ zijn. Eén groter gat (circa 3 mm) aan de rand van de schijf is duidelijk via de andere zijde aangebracht en betreft mogelijk een bevestigingsgat. De functie en datering van het fragment is niet precies bekend. Een zeef is wegens de ondoorboorde gaatje en de slechts licht opstaande rand onwaarschijnlijk (mededeling Jo Kempkens, Restaura). Mogelijk betreft het een fragment van een sierschijf.

Post-Romeinse metalen voorwerpen

Circa zes objecten zijn duidelijk van post-Romeinse oorsprong. Ze kunnen worden beschouwd als losse vondsten.

10.5 Besluit

Behalve de munten en fibulae is er in Brogel nog een verscheidenheid aan andere metalen objecten gevonden, zoals armbanden, haarspelden, paardentuig, etc. De meeste voorwerpen komen alge-meen voor in heiligdommen en kunnen bijgevolg beschouwd worden als (onderdeel van) votiefof-fers. Een aantal objecten lijkt zelfs ritueel ‘vernietigd’.

De aanwezigheid van 42 (fragmenten) bronzen open armbanden versterkt het verspreidingsbeeld van een concentratie van deze typen armbanden in het oosten en mogelijk zelfs het noordoosten van België. Ondanks het feit dat niet het hele terrein is onderzocht en door de slechte conserve-ring diverse objecten vergaan kunnen zijn, bevat de cultusplaats in Brogel tot op heden zelfs de op één na grootste concentratie. Alleen op de nabijgelegen cultusplaats van Wijshagen de Rieten zijn nog meer armbanden (circa 60 exemplaren) aangetroffen. De correlatie met een cultusplaats sluit bovendien aan met de hypothese dat deze armbanden in dit kerngebied een ritueel-religieuze rol vervulden. Als miniatuur-torques duiden de armbanden op een depositie door langzaam romanise-rende Kelten (de Tungri en/of Texuandri?) die in de dynamische Vroeg Romeinse tijd hun oude tra-dities en geloof niet uit het oog verloren. Ook een Knötchenring, waarvan de functie onbekend is, duidt op duidelijk Keltische/inheemse wortels.

Romeinse invloeden zijn herkenbaar door de hanger(s) met phallusmotief, dat vanaf de Romeinse tijd populair werd in onze streken. De phallus had een positieve invloed als symbool van vrucht-baarheid en overvloed, maar stond ook voor het afweren van het kwaad, agressieve dreiging, domi-nantie en spot. Vooral de phallushanger vervaardigd in bruine agaat en voorzien van een gouden oog is een zeer opmerkelijk object. De rijke uitvoering zou duiden op een depositie door een relatief welvarend persoon. Over de authenticiteit van dit object zijn de meningen echter verdeeld.

11 Waardering onderzoeksgebied

11.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aan de hand van beschermingswaarden en -criteria van het Agentschap Onroerend Erfgoed bepaald of de archeologische vindplaatsen die in het onderzoeksgebied zijn aangetroffen (locaties 52399 en 700355 uit de Centrale Archeologisch Inventaris te Grote Brogel) in aanmerking komen voor de status van beschermd archeologisch monument. De gehanteerde waarden en criteria waren als bijlage toegevoegd aan het bestek: “Onderhandelingsprocedure voor aanneming van diensten zonder voorafgaande bekendmaking. Bestek nr. 2010-ARCHEO4 Arche-ologische evaluatie en waardering van Locatie 52399 uit de Centrale ArcheArche-ologische Inventaris (gemeente Peer, provincie Limburg)”.

De beschermingswaarden zijn inhoud, vorm en beleving; de daarbij behorende criteria zijn zeld-zaamheid, representativiteit, wetenschappelijk potentieel, historische en/of archeologische en/of landschappelijke context (inhoud), bewaringstoestand (vorm), waarneembaarheid en herinnering (beleving). Hieronder worden deze waarden en criteria deels aan de hand van de archeologieba-lans en deels aan de hand van literatuurstudie besproken en worden de vragen beantwoord die al dan niet leiden tot bescherming.