• No results found

9 Fibulae

9.6 Het deponeren van fibulae in het MDS-gebied

9.6.1 Inleiding

Het deponeren van kledingspelden in vochtige milieus en rurale cultusplaatsen is een wijd verspreid verschijnsel dat zijn oorsprong al kent in de IJzertijd. In Dux (Tsjechië) werden in de ‘Reuzenbron’ vele honderden bronzen ringen en armbanden en minstens 850 fibulae uit de 4e eeuw voor Chr. ont-dekt (Müller, 2002). Ook in het Maas-Demer-Schelde gebied komen spelden uit de IJzertijd regelma-tig voor in natte context en in rurale cultusplaatsen (Jansen e.a., 2002; Van der Sanden, 2005).

In de Romeinse tijd waren kledingspelden in Gallië en het Rijnland een populair offerobject, zowel in cultusplaatsen als tempelterreinen. In tabel 9.2 zijn de nauwkeurig te determineren fibulae van de cultusplaatsen in Brogel, Empel (Pulles & Roymans, 1994) en Wijshagen De Rieten weergegeven. De spelden van Wijshagen de Rieten worden momenteel bestudeerd door mevrouw Silke Francis in

periode Empel % Brogel % Wijshagen Rieten %

circa 125 - 15 voor Chr. 22 4,50 2 0,45 1 0,49

Midden La Tène type 5 1,02

knikfi bula 1 0,20

draadfi bulae 16 3,34 2 0,45 1 0,49

circa 15 voor Chr. - 70 na Chr. 236 48,26 239 54,07 139 68,14

kapfi bula 17 3,48 1 0,23 3 1,47

vroege draadfi bula 18 3,68 20 4,53 1 0,49

knoopfi bula 4 0,82 24 5,43 5 2,45

eenvoudige Gallische fi bula 5 1,02 37 8,37 24 11,76

knikfi bula 44 9,00 73 16,51 46 23,04

ogenfi bula 74 15,13 14 3,17 14 6,86

boogfi bula 47 9,61 36 8,14 25 12,25

Langton-Downfi bula 11 2,25 18 4,07 8 3,92

distelfi bula 3 0,61 1 0,23 1 0,49

spiraalhulsfi bula (overig) 3 0,61 13 2,95 8 3,43

Aucissafi bula 10 2,04 2 0,45 4 1,96

circa 70 - 250 na Chr. 225 46,01 172 38,91 54 26,47

draadfi bula Almgren 15 192 39,26 140 31,68 49 24,02

draadfi bula Almgren16 26 5,32 31 7,01 3 1,47

hulsscharnierfi bula 1 0,23 dierfi bula 2 0,41 varia 5 1,02 2 0,98 circa 15 - 120 na Chr. 6 1,23 29 6,56 10 4,90 scharnierfi bula 6 1,23 29 6,56 10 4,90 totaal 489 442 204

het kader van een licentiaatsscriptie. Hoewel de determinatie nog niet volledig is afgerond en enkele wijzigingen kan ondergaan, zal het uiteindelijke beeld weinig veranderen (met dank aan mevrouw Francis voor de geleverde data). Een meer gedetailleerde vergelijking van de fibulae van Wijshagen met die van Brogel is weergegeven in bijlage 10. In Wijnegem werden vijftien spelden aangetroffen waarvan met zekerheid acht exemplaren in verband met het heiligdom lijken te staan (Sas & Cuyt, 2003). Van de vermoedelijke cultusplaats in Ittervoort zijn ons alleen een Nauheimfibula, enkele

Aucissafibulae en enkele draadfibulae bekend.

9.6.2 Algemene vergelijking

Hoewel Empel al in de voor-Romeinse tijd een belangrijk heiligdom was, weerspiegelt de zeldzaam-heid van fibulae in de Late IJzertijd zich in het betrekkelijk lage percentage geofferde spelden. Bijna de helft van de fibulae behoort bovendien tot het Nauheim-type, dat zoals vermeld ook nog in de Augusteïsche periode circuleerde.

Net als de muntdepositie blijkt zowel in Empel, Brogel als Wijshagen het offeren van fibulae enorm toe te nemen in de Julisch-Claudische periode (circa 15 voor Chr. tot 70 na Chr.). De intensiteit in gebruik (en in de variatie) van spelden in de dynamische Vroeg Romeinse tijd is op diverse plaatsen vastgesteld (Heeren, 2009; Jundi & Hill, 1998). Het hoge aantal spelden in Brogel is opmerkelijk en wijst net als de muntdeposities op een grotere omvang dan in Wijshagen. In Empel vormen in deze periode achtereenvolgens de ogen-, boog- en knikfibulae de belangrijkste typen. De grote populari-teit van de ogenfibulae, die van Germaanse oorsprong lijken, kan in Empel worden toegeschreven aan de nabijheid van de limes.

De fibulae in Brogel en Wijshagen, waar knikfibulae, eenvoudige Gallische fibulae en boogfibulae het sterkst vertegenwoordigd zijn, sluiten aan bij de algemene tendens in de civitas Tungrorum. De ogenfibulae zijn verhoudingsgewijs sterker vertegenwoordigd in Wijshagen. Opvallend is wel dat de knoopfibulae in Brogel relatief sterk vertegenwoordigd zijn. In Wijshagen zijn relatief meer Aucissa-spelden aangetroffen. Hoewel het kleine aantal AucissaAucissa-spelden niet sluitend duidt op militaire aan-wezigheid, is anderzijds in Wijshagen ook een fragment van een gladius aangetroffen.

In de periode 70-250 na Chr. is het aantal fibulae in Empel vrijwel hetzelfde als in de voorgaande periode. Bij alle drie de heiligdommen worden de spelden in deze periode sterk bepaald door het type Almgren 15 met hoekig gebogen beugel. Gezien de bloeiperiode (circa 60 - 140 na Chr.) van dit type, lijkt in Empel en Brogel het offeren van fibulae in (het midden van) de 2e eeuw sterk af te nemen. Zeer merkwaardig is de sterke daling van het aantal spelden in Wijshagen. Hier is het offe-ren van fibulae al vanaf de Flavische periode en zeker vanaf het begin van de 2e eeuw enorm afge-nomen. Uit de muntdepositie leek anderzijds het heiligdom langer en intensiever door te lopen dan in Brogel. In combinatie met de tevens latere datering van het aardewerk in Wijshagen, lijkt een wij-ziging in de offerrite voor de hand te liggen.

9.6.3 De betekenis van het offeren van fibulae

Het is opmerkelijk dat fibulae zo veelvuldig voorkomen op cultusplaatsen en heiligdommen. Wat maakte de spelden zo populair als offerobject? Gezien de primaire functie van fibulae als kle-dingspeld speelde mogelijk het uitdragen van een bepaalde identiteit (waarvoor kleding uitermate geschikt is) een rol. Veelal wordt aangenomen dat ook cultusplaatsen bijdragen aan het

samen-horigheidsgevoel en identiteit van een gemeenschap. Het is bovendien een intrigerende vraag of men alleen de kledingspelden offerde of dat ook de kleding zelf deel uitmaakte van het offer. Door de meestal slechte conserveringsomstandigheden van organisch materiaal blijft de al of niet aan-wezigheid van kleding onzeker. Volgens Van de Weerd (1921) en Schuyf (1995) was het offeren van kledingstukken door de ‘heidenen’ geen uitzondering. Dit lijkt onder meer bevestigd door de vondst van een fibula in het Bonnerveen die samen met een wolkluwen werd aangetroffen (Van der Sanden, 2005). Pulles & Roymans (1994) sluiten niet uit dat (ex-)soldaten die hun uitrusting in het heiligdom van Empel offerden, ook hun soldatenmantel met speld achterlieten.

Anderzijds kan de praktische functie van de speld als vasthechting van kleding ook hebben gediend om andere offers vast te hechten. Zo blijkt uit vroeg-middeleeuwse bronnen dat diverse offers (waaronder kledingstukken) aan bomen gehangen werden (zie hoofdstuk 5). Dit zou ook een verkla-ring kunnen zijn voor de clusteverkla-ring in het spreidingspatroon.

Diverse fibulae in Brogel zijn anderzijds verbogen en mogelijk ritueel vernietigd. Dit kan erop duiden dat (sommige) spelden op zichzelf staande offerobjecten vormden. Ook in Empel geven ‘ritueel ver-nietigde’ en diverse aan elkaar gehechte fibulae hiervoor aanwijzingen. Het praktische doel van de

fibula als verbinding zou een symbolische betekenis gekregen kunnen hebben. Men kan hier

bij-voorbeeld denken aan een verzegeling van de ‘verbintenis’ met de godheid door een speld bij de belofte te offeren. Ook kunnen de spelden een rol hebben gespeeld bij de wens zich te binden met een geliefde (Pulles & Roymans, 1994). Een gelijkaardig gebruik vindt men tegenwoordig bijvoor-beeld in het vasthechten van hangsloten als verbintenis van geliefden. Dit fenomeen komt men

Figuur 9.8. Hangsloten in het gebergte van Wulingyan, China (foto auteur). Op diverse bergen in China hangen koppels sloten als verzegeling van hun relatie. In Europa komt dit fenomeen vooral voor bij bruggen in steden.

vrijwel in de hele wereld tegen op romantische en/of ’mythische’ plaatsen in zowel steden (vooral bruggen over water) als het buitengebied (figuur 9.8). In het Trierse gebied was de ‘hechtings’-sym-boliek van spelden nog in de 19e eeuw bekend.

9.7 Besluit

In Brogel is op beide locaties een grote verscheidenheid aan fibulae aangetroffen. Aansluitend bij het muntenpatroon op deze site dateren de fibulae voornamelijk uit de eerste twee eeuwen van onze tijdrekening. De begindatering van het deponeren van fibulae in Brogel is niet geheel zeker, maar het is duidelijk dat in de Julisch-Claudische periode en meer bepaald de periode tussen circa 15 voor Chr. tot circa 50 na Chr. de deponering van fibulae op beide locaties (700355 en 52399) drastisch toeneemt. Het speldenbestand vormt een goede afspiegeling met de fibula-dracht in de

civitas Tungrorum, zodat we mogen aannemen dat de dedicanten voornamelijk de inheemse tribale

bevolking betreft.

In de periode van circa 70 tot 200 na Chr. neemt het aantal fibulae af, hoewel de daling minder uit-gesproken is als bij de muntdepositie. Het beeld wordt bijna volledig gedomineerd door spelden die voornamelijk circuleerden tussen circa 70 en 140 na Chr. Het deponeren van fibulae lijkt bijgevolg vanaf (het midden van) de 2e eeuw serieus aan belang in te boeten. Op locatie 52399 komen in ver-houding meer fibulae uit deze periode voor dan op de zuidelijke locatie 700355. Ook de aanwezig-heid van enkele latere spelden duidt er op dat het offeren op locatie 52399 nog zeker geschiedde tot het eind van de 2e eeuw. Net als bij de muntdepositie is vastgesteld, lijkt de cultusplaats (of alleszins het offeren) in de 3e eeuw uit gebruik.

De vele vondsten op locatie 52399 geven ook meer informatie over het spreidingspatroon. Hier komen de fibulae vooral voor op de hoger gelegen concentratie en verspreiden ze zich verder naar de oostelijke gelegen laagte. Circa vier clusters lijken alvast aanwezig. Een meer gedetailleerde blik op de spreiding sluit niet uit dat de fibulae oorspronkelijk gedeponeerd zijn in kleinere clusters. Het relatief hoge aantal pré-Flavische fibulae in het lage, oostelijke deel kan er mogelijk op wijzen dat deze natte zone een rol speelde bij het ontstaan van het heiligdom.

Tot slot blijkt dat in de Julisch-Claudische periode het speldenpatroon van Brogel grote gelijkenis-sen vertoont met dat van nabijgelegen cultusplaats van Wijshagen De Rieten. Ook hier neemt in deze periode de depositie spectaculair toe en is het type-spectrum vrijwel gelijkaardig. Daarente-gen daalt in WijshaDaarente-gen het aantal fibulae vanaf de Flavische periode zeer sterk. Hier lijkt het depo-neren van fibulae al vanaf de Flavische periode en zeker vanaf het begin van de 2e eeuw enorm af te nemen. Uit de munt- en aardewerkdepositie leek echter het heiligdom langer en intensiever door te lopen dan in Brogel. Daarom lijkt in tegenstelling met Brogel een sterke wijziging in de offerrite plaats te hebben gevonden. Een verklaring voor deze wijziging hebben wij niet, maar mogelijk houdt het verband met een andere ‘aard’ van het heiligdom.

10 Overige metalen

10.1 Inleiding

Behalve de munten en fibulae is er in Brogel nog een verscheidenheid aan andere metalen gevon-den, zowel door de heer Van Lee als door RAAP (kaartbijlage 8). Het merendeel van de voorwerpen kan in verband gebracht worden met het heiligdom. De meest opmerkelijke votiefobjecten vormen bronzen armbanden en een rijkelijk uitgevoerd pendentief.