• No results found

Overige aanvullende indicatoren

In document Security of Supply onberekenbaar? (pagina 79-92)

3.1 Diversiteit gemeten met de Shannon-Weiner Index

3.2.2 Overige aanvullende indicatoren

Tabel 3.4 HDI scores casuslanden en doorvoerlanden242

HDI Bulgarije 0,840 Polen 0,880 Estland 0,883 Oekraïne 0,796 Wit-Rusland 0,826

Concluderend kan worden gesteld dat het meten van politieke stabiliteit zoals in SW index Jansen gegeven beperkingen kent. De HDI index zoals gebruikt door Jansen is voor het bepalen van SOS in de casuslanden niet geschikt. Wanneer er uit slechts een land wordt geïmporteerd is er geen doorwerking, terwijl de afhankelijkheid van ook de politieke stabiliteit dan juist groot is. De resultaten voor Estland kloppen daarom niet. De formule zal moeten worden aangepast. Er kan dan ook gekeken worden of de politieke stabiliteit van de doorvoerlanden en het eigen land kunnen worden in de SW Index. Daarnaast is het lastig om in te schatten welke meetwaarde naar inhoud het beste politieke stabiliteit voor SOS benadert. De beschikbare indexen richten zich niet direct op de betrouwbaarheid van energie-exporterende landen, maar op andere zaken. De HDI Index die Jansen voorstelt geeft bovendien waarden die zo weinig spreiding laten zien dat er nauwelijks onderscheid is tussen import uit de verschillende landen. De Governance Index en de Euler Hermes Indicator laten hele andere getallen zien. Er zou nader onderzoek moeten worden gedaan welke index het beste aansluit bij SOS, vooral omdat een vergelijking met de resultaten van de verschillende indexen grote verschillen laat zien.

3.2.2 Overige aanvullende indicatoren

In de literatuur worden nog meer indicatoren voorgesteld. Op deze manier probeert men dichterbij het brede concept van SOS te komen. De weging van deze indicatoren binnen de SW index is niet objectief vast te stellen. Welke indicator weegt meer, oftewel levert een groter risico op voor SOS?

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

! '*! Jansen stelt voor naast politieke stabiliteit ook de uitputting van energiebronnen toe te voegen aan de SW index. Hij bekijkt hiervoor de Reserve/Productie ratio’s. Jansen veronderstelt de energiemarkt reageert op deze ratio’s en met name wanneer de ratio aangeeft dan men tegen de huidige productie nog minder dan 50 jaar kan produceren.243

De IEA noemt deze grens van 50 jaar echter een twijfelachtige aanname.244 Een nadeel is dat met het toevoegen van de indicator voor uitputting van energiebronnen aan de SW index subjectieve invulling wordt gegeven aan de weging van deze indicator. Maar wat zou de aanvulling betekenen voor de SOS gemeten in de casuslanden? In Estland is de R/P ratio voor olieschalie hoger dan 50 jaar. Hetzelfde geldt voor de steenkool in Bulgarije en Polen. De olievoorraden in Bulgarije en Polen zijn daarentegen bijna uitgeput. De gasvoorraad in Polen heeft een R/P ratio van 26 jaar. Voor wat betreft de eigen voorraden gas en olie is de SOS op de lange termijn beïnvloed.

Lecoq neemt de afstand tot het exportland mee. Wanneer energie een langere afstand moet afleggen, is er een grotere kans dat het door doorvoerlanden gaat met de nodige risico’s vandien.245

Dit lijkt een logische gedachtegang. Wanneer er energie wordt geïmporteerd uit een buurland is dit terug te zien in een hogere SOS. Wanneer echter naar de casuslanden wordt gekeken is te merken dat het verband niet altijd opgaat: de afstanden die in Rusland zelf moeten worden afgelegd van de energiebron naar de grens zijn heel groot. Daarnaast is het vervoer van energie, hoewel over lange afstanden, op de open internationale zeeën vaak geen probleem. Niet zo zozeer de afstand, maar vooral de doorvoerlanden vormen een risico. Lecoq stelt ook voor de flexibiliteit van transport op te nemen in de SW index; het gemak om over te stappen naar een andere energieleverancier wanneer er een onderbreking is.246

Voor de casuslanden is dit relevant, zoals besproken wordt de meeste energie per pijpleiding vervoerd wat een inflexibele manier van transport is. Maar ook bij deze indicator moeten aannames worden gedaan. Energiebronnen flexibel in transport, zoals steenkool, olie en LNG geeft Lecoq de waarde 1. Gas dat veelal wordt vervoerd per pijpleiding krijgt de waarde 2. Lecoq veronderstelt dat het transport van olie altijd een laag risico met zich meebrengt; er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om te bepalen of de olie per pijpleiding of tanker wordt vervoerd, daarom wordt ingeschat dat het transport per tanker gaat.247

De casuslanden importeren hun olie echter wel per pijpleiding uit Rusland, de SOS zal hier in werkelijkheid !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

243 Jansen, J.C., Arkel, W.G., Boots, M.G., ‘Designing Indicators of Long-Term Energy Supply Security’, 24. 244 IEA, IEA Energy Security and Climate Policy (Parijs IEA Publishing 2007) 127.

245 Coq, C. le, Paltseva, E., ‘Measuring the Security of External Energy Supply in the European Union’, 4491. 246 Coq, C. le, Paltseva, E., ‘Measuring the Security of External Energy Supply in the European Union’, 4484. 247 Coq, C. le, Paltseva, E., ‘Measuring the Security of External Energy Supply in the European Union’, 4494.!

! ',! lager uitvallen. Het meten van de flexibiliteit van transport is voor de casuslanden relevant, maar niet op de manier voorgesteld door Lecoq.

De aanvullende indicatoren dienen verder te worden uitgewerkt voordat ze in gebruik kunnen worden genomen. Bovendien is de weging van de verschillende factoren niet objectief te bepalen. Dit is context afhankelijk: in de casuslanden is bijvoorbeeld flexibiliteit van transport een belangrijk punt. Ook wordt de formule alleen maar complexer, wat de inzichtelijkheid niet ten goede komt. Toch bereikt men met de aanvullende indicatoren een completer beeld van SOS. De indicatoren hebben invloed op de SOS van de casuslanden; de gevoeligheden van de casuslanden worden beter zichtbaar. De aanvullende indicatoren kunnen beter náást de SW index worden gebruikt om aanvullend op diversiteit de gevoeligheden voor de SOS in de verschillende landen weer te geven. De subjectief vastgestelde weging kan op deze manier achterwege worden gelaten.

! '"!

Conclusie

In Centraal- en Oost-Europa zijn landen voor hun energietoevoer voornamelijk afhankelijk van Rusland en de energie wordt bovendien via een eenzijdige nog uit de Sovjettijd stammende pijpleidingstructuur geleverd. Dit maakt de landen gevoelig voor onderbrekingen in de energievoorziening. Nog in juni 2010 draaide Rusland de gaskraan dicht naar buurland Wit-Rusland. Maar wat kan de wetenschappelijke literatuur hier over zeggen? Er zijn meerdere stromingen binnen de literatuur. In deze scriptie is de methode van het Asian Pacific Research Centre - oftewel de A’s - en de methode van de Shannon Weiner Index getoetst aan de security of supply van de drie casuslanden: Bulgarije, Polen en Estland.

In hoofdstuk 1 is allereerst het begrip security of supply in de literatuur bekeken. Er is geen overeenstemming over de definitie. De definities kunnen worden ingedeeld naar een economisch perspectief en een politiek perspectief. Economen gaan er vanuit dat vraag en aanbod elkaar altijd vinden, ook op de energiemarkt. Eventuele marktinefficiënties moeten door de overheid worden weggenomen. Denkers vanuit het politiek perspectief zien echter een grotere rol voor de overheid weggelegd. De overheid moet haar burgers een bepaalde mate van energievoorziening tegen een betaalbare prijs kunnen garanderen. Ook wijzen zij op het belang van de relatie met het exportland. De politiek krijgt hier dus een veel grotere rol. In de praktijk is te zien dat als gevolg van de inmenging in de markt door overheden, er van een in economische zin optimale marktwerking geen sprake is. Mijns inziens doet een strikt economische uitleg van security of supply daarom te kort. Economische én politieke factoren spelen een rol. Daarom gaat mijn voorkeur uit naar brede definities van security of supply die niet alleen kijken naar de beschikbaarheid van energiebronnen, maar ook de betaalbaarheid en overige risico’s (waaronder geopolitiek) voor security of supply meenemen. Het gaat om een betrouwbare energievoorziening. Maar wat is betrouwbaar en hoe zorgt men daarvoor? Welke risico’s moet men zien te beperken? Hier is in de literatuur geen overeenstemming over. Dit bemoeilijkt het in kaart brengen van security of supply.

De A’s van APERC bekijken security of supply aan de hand van Availability, Accessibility, Affordability en Acceptability. De resultaten voor de A’s weergegeven in figuur 4.1 laten zien dat Bulgarije er het slechtst voorstaat. Per categorie A is er aan de hand van indicatoren een benchmark gegeven. Bulgarije heeft de kleinste eigen energievoorraden, het meest last van de instabiele betrekkingen tussen doorvoerland Oekraïne en exporteur Gazprom en is bovendien het meest kwetsbaar voor prijsschommelingen van de energieprijs.

! '%! Het onderscheid tussen Estland en Polen is met behulp van de A’s moeilijker te maken. Wat vormt het grootste risico: de afhankelijkheid van doorvoerlanden of slechts een enkele pijpleiding? Het aanwijzen van een benchmark per categorie dwingt tot keuzes tussen indicatoren. Deze keuzes zijn niet objectief te maken; dit is een zwakte van de methodologie.

4.1 Resultaten voor de A’s van APERC voor SOS

De A’s zoals gepresenteerd door APERC waren gericht op een internationaal niveau. Ik heb het model aangepast naar een nationaal analyseniveau door allereerst naar de algemene ontwikkelingen en risico’s te kijken en vervolgens de gevoeligheid hiervoor onder de casuslanden te bekijken. Het internationale niveau mag namelijk niet worden vergeten; de trend van stijgende wereldenergieprijzen heeft ook gevolgen voor de casuslanden. Toch moet worden opgemerkt dat de verbanden in werkelijkheid complexer zijn dan de analyse in hoofdstuk 2 doet vermoeden. Er spelen meer zaken een rol. Wat betreft Affordability kan er ook naar energiecontracten gekeken worden; zijn dit lange of korte termijncontracten en wat zijn hiervan de gevolgen voor de prijsvolatiliteit in eigen land? En speelt bij Accessibility ook niet de EU een rol? Er zijn algemene trends in geopolitiek. Er komen meer staatsbedrijven en daardoor is er meer overheidsbemoeienis op de energiemarkt. Landen regelen hun energievoorziening nationaal. De EU is echter op weg – zij het een lange weg – een Europees energiebeleid op te zetten.

! '(! Niet alle A’s bleken relevant om de security of supply van de casuslanden te bepalen. Acceptability bekijkt of het gezien het milieu acceptabel is om bepaalde energiebronnen te nuttigen. Dit is echter zowel op internationaal als op het nationale niveau in de casuslanden geen bedreiging voor SOS. De casuslanden maken alle drie veelvuldig gebruik van juist de vervuilende energiebronnen. Acceptability kan dus worden weggelaten. De A van Adaptability komt hiervoor in de plaats. Het aanpassingsvermogen aan de vraagzijde op de grillen van de energiemarkt kan de security of supply sterk beïnvloeden. Dit maakt het verschil tussen ‘gevoeligheid’ en ‘kwetsbaarheid’ voor onderbrekingen in de energie-voorziening. Bij ‘kwetsbaarheid’ wordt niet alleen gekeken naar gevoeligheid voor invloeden van buitenaf, maar naar ook de aanpassingen in het beleid naar aanleiding hiervan. De vraagzijde kan niet los worden gezien van de veiligheid van de aanbodzijde van de energiemarkt. De IEA heeft het Coordinated Emergy Response System (CERM) opgezet. Dit houdt in dat er door de lidstaten van de IEA noodolievoorraden aangehouden worden die per land voldoende zijn voor minimaal 90 dagen olieconsumptie. Ook energie efficiëntie kan voordelen opleveren; wanneer men energie efficiënter gebruikt is een onderbreking van de energievoorraad minder ingrijpend. Overigens is in dit onderzoek alleen naar de A’s van APERC gekeken en zijn er zodoende geen resultaten voor Adaptability.

Daarnaast ontbreekt er een tijdsbepaling in de definitie die APERC hanteert: ‘the ability of the economy to guarantee the availability of energy resource supply in a sustainable and timely manner with the energy price at a level that will not adversely affect the economic performance of the economy’. Het is onduidelijk of men de SOS over 5 of over 50 jaar bedoelt. Het ontbreken van een tijdsbepaling levert problemen op bij de analyse van de verschillende A’s. Men heeft in Bulgarije nu geen voordeel aan de in potentie gunstige ligging tussen energieproducerend Centraal Azië en energieconsumerend West-Europa. Ook plukt men nog niet de vruchten van pijpleidingprojecten die nog op de tekentafel liggen. De security of supply is wat dit betreft nu beduidend kleiner dan deze mogelijk over 50 jaar zal zijn. Voor dit onderzoek ben ik echter geïnteresseerd in de huidige security of supply, namelijk naar aanleiding van de gascrisis in Oekraïne afgelopen winter. Ligging en pijpleidingprojecten zijn daarom niet relevant.

De Shannon Weiner Index gaat uit van diversiteit van energiebronnen en energieleveranciers. Wanneer er een onderbreking in de energietoevoer vanuit een bepaald land plaatsvindt, kan men altijd nog uit het andere land importeren. De risico’s zijn gespreid. In de SW Index staat Bulgarije er in eerste instantie het beste voor; de spreiding onder energiebronnen is er het grootst (I1). Als echter ook het belang van eigen productie en

! ')! afhankelijkheid van één of meer exportlanden wordt meegewogen, verandert dit beeld radicaal. Estland heeft met zijn grote olieschalie productie ineens de beste security of supply. Dit laat gelijk zien dat binnen het model een positieve waarde wordt gehecht aan de eigen productie van energie. SOS wordt gegarandeerd door diversiteit, maar de eigen productie van energie wordt als veiliger gezien dan buitenlandse productie. Dit is een politiek uitgangspunt. In een economische benadering van security of supply maakt het niet uit wie de energie levert; het gaat om de prijs. En is binnenlandse energieproductie eigenlijk wel zo veilig? Stakingen en rampen kunnen ook in eigen land voorkomen. Hier houdt de SW Index geen rekening mee.

Figuur 4.2 Resultaten voor de SW Index voor SOS248

De SW Index meet strikt gezien de diversiteit van energiebronnen en niet SOS. De begrippen kunnen echter niet door elkaar worden vervangen. Dit is onbevredigend, want hoewel diversiteit in geval van grote onzekerheid wordt gezien als een goede strategie om risico’s op onderbrekingen in het energieaanbod te verkleinen, gaat de index niet verder in op deze risico’s. In de bespreking van de A’s is naar voren gekomen dat men de risico’s niet kan bepalen, maar wel per land de gevoeligheid voor een bepaald risico kan worden bekeken. Het meewegen van de wijze van transport (pijpleiding is het minst flexibel en brengt daarom het grootste risico met zich mee) en de afhankelijkheid van doorvoerlanden zou voor de casuslanden een andere resultaat geven voor de SW Index.

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

248 Omdat de functie geen doorwerking berekent wanneer er uit slechts een land wordt geïmporteerd, is Estland uit de benchmark voor I3 weggelaten.

! '&! In het experiment met het meewegen van politieke stabiliteit werd echter duidelijk dat het toevoegen van indicatoren veel problemen met zich mee brengt. Hoe meet men politieke stabiliteit? Politieke stabiliteit werd gemeten aan de hand van de Human Development Index waarbij de redenering van Jansen was overgenomen. Hoe meer ontwikkeling in een land, hoe kleiner de kans op onrust die uiteindelijk ook de energielevering kan verstoren. Andere indexen zullen andere resultaten voor de casuslanden geven. En is dit de politiek waar men zich zorgen over maakt? De casuslanden vrezen meer voor hun onderlinge relaties met Rusland. Dit is echter niet te kwantificeren en daarom niet in de SW Index op te nemen. En hoe verhouden de verschillende indicatoren zich tot elkaar? Wanneer er indicatoren worden toegevoegd komt dit de objectiviteit en inzichtelijkheid van de SW Index niet ten goede. Ik beveel daarom aan eventuele aanvullingen als losse indicatoren naast de SW Index te gebruiken.

De SW Index kent nog een andere beperking. In de huidige formule is er geen doorwerking wanneer er slechts uit een land wordt geïmporteerd. Dit komt doordat het natuurlijke logaritme van 1 gelijk is aan 0. Dit levert problemen op voor Bulgarije; zijn eenzijdige energieimport uit Rusland zou de politieke stabiliteit van dit land juist zwaarder moeten doen meewegen. Bulgarije is daarom voor I3 verwijderd uit de resultaten in figuur 4.2. De formule moet wiskundig worden herzien.

Maar wat zeggen de resultaten van de modellen voor de casuslanden? Bulgarije komt tweemaal als slechtste uit de bus. Er worden andere indicatoren gemeten, toch komen de eindresultaten redelijk overeen. Dit kom doordat Bulgarije op meerdere fronten de laatste positie inneemt. Wat hierbij opvalt is dat de perceptie van SOS in Polen en Estland niet met de resultaten overeen komt. Uit de analyse van de indicator geopolitiek kwam naar voren dat hoewel er strubbelingen zijn in de relatie met Rusland, leidt dit niet perse tot onderbrekingen in de energievoorziening hoeft te leiden. Bulgarije heeft met zijn afhankelijkheid van doorvoerland Oekraïne een grotere kans op onderbrekingen. Ook de SW Index hecht meer waarde aan de geringe spreiding van energieleveranciers en geringe binnenlandse energieproductie in Bulgarije. Dit brengt mij terug op de discussie die Skinner in hoofdstuk 1 naar voren brengt. Gaat het om de perceptie van energieveiligheid of de energieveiligheid zelf? Het gaat bij SOS duidelijk om de kans op onderbreking en niet de angst voor een onderbreking. Security of supply heeft de wetenschap daarom nodig want securitization maakt risicoanalyses subjectief waardoor perceptie gaat overheersen.

Welk model krijgt de voorkeur? Modellen geven altijd slechts een benadering van de werkelijkheid. Beide modellen kunnen aanpassingen gebruiken om een betere benadering van

! '+! security of supply te geven. Een nadeel van de SW Index is dat hij alleen geschikt is voor zaken die daadwerkelijk meetbaar zijn. Voorlopig is de SW Index daarmee beperkt tot het meten van diversiteit onder energiebronnen en energieleveranciers. Het meewegen van politieke stabiliteit in I3 is geen succes. Dit heeft het experiment laten zien. Het toevoegen van indicatoren maakt de methode bovendien minder transparant. De A’s van APERC geven een uitgebreider beeld van de SOS in de casuslanden. De A’s gaan in op de verschillende risico’s voor SOS en geven op deze manier context aan de situatie. De security of supply van landen wordt hiermee inzichtelijk. Het benchmarken van de A’ s levert echter problemen op. De keuzes tussen de weging van de verschillende indicatoren zijn niet objectief te maken. De A’s kunnen security of supply daarom niet kwantificeren. Security of supply is dan wel in kaart gebracht, maar blijft onberekenbaar.

! ''!

Literatuurlijst

- Asian Pacific Energy Research Centre, ‘A Quest for Energy Security in the 21st Century: Resources and Constraints’ APERC Research Study (2007).

- Awerbuch, S., Berger, M., ‘Energy Security and Diversity in the EU: a Mean-Variance Portfolio Approach’, IEA Report EET/2003/3 (2003).

- Balmaceda, M.M., ‘EU Energy Policy and Future European Energy Markets: Consequences for the Central and Eastern European States’ Untersuchungen der FKKS Arbeitspapier 42 (2002).

- Baran, Z., ‘The Common Foreign and Security Policy and the Security of Energy Supplies’ Hudson Institute Studies (2006).

- Barysch, K., ‘Russia, Realism and EU Unity’ Centre for European Reform (CER) Policy Brief (2006).

- BBC, ‘Tallinn Tense After Deadly Riots’ http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/6602171.stm, geraadpleegd op 1 januari 2010.

- Bohi, D.R., Toman, M.A., The Economics of Energy Security (Norwell Springer 1996). - BP, Statistical Review of World Energy (Londen Beacon Press 2007).

- Brazilian, M., O’Leary, F., Ó Gallachóir, B., Howley, M.,‘Security of Supply Metrics’ Sustainable Energy Ireland (SEI) Report Energy Policy Statistical Supply Unit (2006). - Brown, S., Yucel, M., ‘Energy Prices and Aggregate Economic Activity’ Elsevier The Quarterly Review of Economics and Finance Volume 42 Issue 2 (2002) 193-208.

- Buzan, B., Waever, O., Wilde, J. de, Security: A New Framework for Analysis (Boulder, Col. Lynne Rienner 1998).

- Checchi, A., Behrens, A. en Egenhofer C., ‘Long-term Energy Security Risks for Europe: a Sector Specific Approach’ Centre for European Policy Studies Working Document 309 (2009).

- Chen, M., Kulhánek, J., Thim, M., Energy Security in Central Eastern Europe, (Praag BCS

In document Security of Supply onberekenbaar? (pagina 79-92)