• No results found

Orde in de chaos

In document Handboek Burgerschapsonderwijs (pagina 63-66)

Het kan zijn dat u met collega’s al eens in de clinch hebt gelegen over de vraag welke visie op burgerschapsonderwijs de beste is. In dat geval biedt het troost om te weten dat u niet de enige bent. Dat gebeurt op veel scholen. Sterker nog, ook onder beleids-makers en wetenschappers wordt er veel getwist over het begrip burgerschap.

Sommige wetenschappers beweren zelfs dat het begrip burgerschap een ‘essentially contested’ begrip is. Daarmee bedoelen ze dat het begrip, net als democratie, altijd onderwerp van discussie kan en misschien wel moet blijven – omdat onze democratie en onze samenleving niet statisch zijn maar telkens veranderen. Als er een persoon of partij zou zijn die voor altijd zou bepalen wat het begrip inhoudt, zou dat grote conse-quenties hebben voor de machtsverhoudingen – en op zichzelf een teken zijn van grote en ongelijke macht. Terwijl in een democratie macht juist verdeeld is, tegenmacht kent, en ruimte wordt geboden aan verschillende, concurrerende ideeën.

Een visie formuleren 61

Erg praktisch is het evenwel niet. Het is bijvoorbeeld lastig om nationaal beleid uit te zetten, of leraren op te leiden in burgerschapsonderwijs, als we zo radicaal van mening kunnen verschillen over wat goed burgerschap is.21Daarom gebruiken we de indeling uit hoofdstuk 2 om een ordening en gedeelde kern aan te brengen.

Consensusdoelen

Een goede eerste stap voor het formuleren van uw visie op burgerschap kan bestaan uit het selecteren van consensusdoelen. De huidige wet biedt u daar op dit moment veel vrijheid in, alhoewel het wetsvoorstel Verduidelijking burgerschapsopdracht meer richting zal geven. Dat wetsvoorstel neemt de basiswaarden van de democratische rechtsstaat als uitgangspunt. De letterlijke tekst (die nog niet definitief is) luidt als volgt:

1 Het onderwijs bevordert actief burgerschap en sociale cohesie op doelgerichte en samen-hangende wijze, waarbij het onderwijs zich in ieder geval herkenbaar richt op:

a het bijbrengen van respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd in de Grondwet, en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens; en

b het ontwikkelen van de sociale en maatschappelijke competenties die de leerling in staat stellen deel uit te maken van en bij te dragen aan de Nederlandse democratische samenleving.

2 Het bevoegd gezag draagt zorg voor een cultuur waarin alle bij het aanbieden van onder-wijs betrokken personen in hun uitingen handelen in overeenstemming met de waarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en creëert een omgeving waarin leerlingen worden gestimuleerd actief te oefenen met de omgang met deze waarden.

Een aantal zaken is duidelijk. Zo dient u uw leerlingen kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat bij te brengen. Tegelijkertijd wordt u ook vrijgelaten zelf nadere invulling te geven aan deze doelen. Het kan bijvoorbeeld educatief zijn om met leerlingen te discussiëren over specifieke invullingen van de democratische rechtsstaat, zoals ‘Hoever zou de vrijheid van meningsuiting moeten gaan?’, ‘Wat als grondwettelijke waarden botsen?’ Het wetsvoorstel verplicht u dan weer wel om de opbrengsten van uw burgerschapsonderwijs inzichtelijk te maken, en daarover verant-woording af te leggen in schoolplan en schoolgids.

De basiswaarden en functies van de democratische rechtsstaat bieden bij uitstek een sterke gemeenschappelijke ethische kern voor alle scholen, omdat zij breed gedeeld worden, de democratie ondersteunen en pluriformiteit mogelijk maken.

Schoolspecifieke doelen

Tegelijkertijd kennen we in Nederland de vrijheid van onderwijs. Die nodigt scholen uit om hun eigen levensbeschouwelijke visie te formuleren en het onderwijs op basis daarvan mede vorm te geven. Bovendien zijn niet alle leerlingenpopulaties hetzelfde:

62 Handboek Burgerschapsonderwijs

de uitdagingen waar leerlingen mee worstelen kunnen variëren van stad tot platte-land, en van wijk tot buurt. Daarom biedt de huidige wetgeving ook veel ruimte aan scholen om hun eigen, schoolspecifieke burgerschapsdoelen te formuleren. Doelen van de ene school kunnen daarbij tegengesteld zijn aan doelen van een andere school.

Waar een reformatorische school respect voor de gemeenschap en het gezag kan willen stimuleren, kan een Daltonschool juist burgerlijke ongehoorzaamheid een belangrijk ideaal vinden. Scholen zijn vrij om waarden te combineren, zolang ze daarmee binnen de wettelijke kaders blijven.

Onderzoek laat zien dat drie typen waarden vaak een uitwerking krijgen in het bur-gerschapsonderwijs: aanpassing en discipline (enige volgzaamheid, goede manieren, zelfdiscipline), autonomie en kritisch denken (een persoonlijke mening vormen, je mening kunnen onderbouwen, met kritiek om kunnen gaan) en sociaal bewustzijn (rekening houden met de perspectieven en belangen van andere mensen, respect voor of solidariteit met andere mensen tonen, maatschappelijke betrokkenheid)22. Als school kunt u een eigen nadruk leggen, maar alle drie de clusters zijn van belang voor goed burgerschap. Zo kan een joodse school kennis over tradities belangrijk vinden, terwijl een Montessorischool kritisch denken en autonomie benadrukt.

Als u uw eigen schoolspecifieke burgerschapsdoelen wil formuleren, kunt u daar-voor inspiratie opdoen op verschillende plekken. Als u op een school daar-voor bijzonder onderwijs werkt, kunt u natuurlijk in religie of levensbeschouwing waarden vinden, zoals solidariteit of rentmeesterschap. Veel bijzondere scholen hebben ook een school-concept waarin een aantal waarden naar voren komt. Het Daltononderwijs probeert bij-voorbeeld zelfstandigheid en initiatiefrijkheid te bevorderen, om zo leerlingen te helpen zich tot ‘fearless human beings’ te ontwikkelen. Maar ook openbare scholen kennen kernwaarden, zoals wederzijds respect en acceptatie van diversiteit (‘ieder kind is welkom’). Daarnaast kan uw school een eigen, expliciete visie op onderwijs hebben, of zelfs een mensbeeld en maatschappelijke opdracht.

Tips:

1 U hoeft geen schoolspecifieke doelen te formuleren. In dat geval kunt u de doelen die uit nationale wetgeving voortvloeien centraal stellen.

2 De wet laat u op twee manieren ruimte. Ten eerste om schoolspecifieke doelen te formuleren in aanvulling op de wettelijke doelen. Daarnaast kunt u er ook voor kiezen om de manier waarop u burgerschapsonderwijs geeft aan te passen aan uw leerlingenpopulatie, net zoals u ook voor andere

onderwijsdoelen zelf mag bepalen hoe u onderwijs geeft.

3 Schrijf alle waarden op die u vanuit de waardeoriëntatie en onderwijsvisie van uw school kan formuleren, zodat u ze tijdens het formuleren van uw visie kan gebruiken.

Een visie formuleren 63

Persoonlijke doelen

In onze samenleving kennen we gewetensvrijheid: het staat iedereen vrij om eigen overtuigingen en idealen te hebben. Dat geldt ook voor leerlingen. En zelfs al zouden scholen bepaalde idealen of overtuigingen rechtstreeks in de hoofden van leerlingen willen krijgen, dan is de kans van slagen beperkt, zo laat onderzoek zien.23Het is beter om leerlingen zelf na te laten denken over burgerschapsonderwerpen. Daarnaast kunnen we leerlingen ook persoonlijke doelen laten stellen, die gaan over het ontwik-kelen van burgerschap. Dat kan gaan over specifieke talenten of vaardigheden, zoals het kunnen schrijven van columns, maar ook over specifieke idealen en hoe die te bereiken zijn. Als vrijwilliger, als activist, of op een van de vele andere manieren om je als burger te manifesteren. De ervaring leert dat ruimte laten voor persoonlijke doelen leerlingen kan motiveren. Maar zelfs als u alle persoonlijke doelen van leerlin-gen zou kennen, dat is het natuurlijk onbegonnen werk om die voor iedere leerling in uw schoolbrede visie te zetten. Wel kunt u in de visie kwijt óf u persoonlijke doelen van leerlingen belangrijk vindt, hoeveel ruimte u wilt bieden aan die doelen, en even-tueel welke faciliteiten er zijn om leerlingen te begeleiden bij het ontdekken en ont-wikkelen van hun eigen burgerschap. Tegelijkertijd is het naïef om burgerschapson-derwijs helemaal aan leerlingen over te laten – leerlingen zijn immers geen experts en weten niet altijd van tevoren wat waardevol is om te leren. Daarom vragen we bij andere vakken ook niet aan leerlingen om alle leerdoelen te bepalen.

Tot slot

Door onderscheid te maken tussen consensusdoelen, schoolspecifieke doelen en per-soonlijke doelen knippen we het begrip ‘burgerschap’ in drie stukken. Zo is er een nationale kern, maar blijft er zowel voor individuele scholen als voor leerlingen ruimte om hun eigen invulling te geven aan burgerschap. Dat is wel zo handig. Zonder die ver-scheidenheid zouden we immers onze grondwettelijke vrijheid om zelf invulling te geven aan ons burgerschap geweld aandoen. En daarmee het burgerschap van leerlin-gen en gemeenschappen onnodig en onwenselijk inperken.

Nu we deze indeling gemaakt hebben, zetten we uiteen op basis waarvan u uw school-brede visie op burgerschap kunt onderbouwen.

In document Handboek Burgerschapsonderwijs (pagina 63-66)