Bij het formuleren van ontwerpprincipes is het van belang om goed naar uw leerlin-genpopulatie te kijken. Als uw school in een villawijk in Wassenaar staat, spelen er andere uitdagingen dan wanneer u in een Groningse wijk met veel armoede lesgeeft.
Van visie naar praktijk 83
De stand van het wetenschappelijk onderzoek is nog niet zover dat we zonder meer weten wat werkt. Dat kunt u waarschijnlijk zelf het beste beoordelen. We benoemen hier een aantal situaties die vaker voorkomen.
Een onveilig klasklimaat
In sommige klassen heerst een onveilig klasklimaat. Leerlingen vertrouwen elkaar niet, durven niet voor hun mening uit te komen, stellen zich niet kwetsbaar op. Soms is een groepje leerlingen dominant en worden afwijkende meningen niet getolereerd.
In zo’n situatie kunt u soms wel aan kennisoverdracht werken, al gaat ook dat beter in een fijne sfeer. Voor het voeren van discussies over gevoelige en controversiële onder-werpen is een veilig en open klasklimaat echter essentieel. Daarom behandelen we het creëren van een veilig en open klasklimaat uitgebreider in de hoofdstukken 7 en 8.
‘Kunnen we dit thema wel met onze leerlingen bespreken?’
Sommige scholen vinden het lastig om bepaalde thema’s zoals discriminatie bespreekbaar te maken, omdat het gevoelig ligt of taboe is onder leerlingen. Als een klas een onveilige groepsdynamiek kent, kun je als docent van mening zijn dat je zo’n onderwerp niet kan aansnijden. Dat kan een legitieme afweging zijn, als individuele docent. Toch leert de ervaring dat vrijwel ieder thema
bespreekbaar te maken is, wanneer je het als school goed aanpakt en er vroeg mee begint. Investeren in het pedagogisch klimaat helpt daarbij. De docenten van het Helicon zeggen daarover: ‘Als we uitwisselen met andere scholen, zijn die soms onder de indruk van welke onderwerpen we behandelen met onze leerlingen. “Bij ons kan dat niet, onze leerlingen zijn nog niet zover”, wordt er dan gezegd. Onze ervaring is dat wanneer je het zelf aandurft en je er voldoende tijd en aandacht voor uittrekt, leerlingen ook volgen. Dan stellen ze zich meer open. Leren ze zich in elkaar te verplaatsen. En als je ervoor kiest om het gesprek niet aan te gaan met leerlingen, dan leren ze het ook niet.’
Machteloosheid
‘Wat ik ook doe, het doet er toch niet toe. Er verandert toch niets.’ Voor sommige lingenpopulaties is de ervaren machteloosheid dominant. Dan kan het lastig zijn leer-lingen te motiveren. Het risico is dat ervaren machteloosheid een self-fulfilling pro-phecy wordt. Het is de kunst om eerlijk te zijn over macht – in een democratie heeft niemand absolute macht – en tegelijkertijd te laten zien dat iedereen op verschillende manieren invloed kan uitoefenen. De ervaring leert dat het helpt om leerlingen succes-ervaringen op te laten doen. Eerst kleine stappen te laten nemen, en daar feedback op te geven. Betrouwbaar te zijn. U kunt als docent ook de opportunity structure
analyse-84 Handboek Burgerschapsonderwijs
ren. Die moeilijk vertaalbare term staat voor de kansen en ondersteuning die leerlin-gen in hun omgeving kunnen krijleerlin-gen. Als leerlinleerlin-gen denken dat ze individueel niet veel verschil kunnen maken maar zich wel met een bepaald thema engageren, kunnen ze zich aan bestaande maatschappelijke organisaties verbinden. Ook de school kent een opportunity structure: in hoeverre hebben leerlingen invloed op de schoolcultuur?
Wordt er naar ze geluisterd? Wordt ze autonomie toevertrouwd op onderdelen, kunnen initiatieven van leerlingen rekenen op ondersteuning? Dat zijn zaken waarmee de ervaren machteloosheid van leerlingen wordt verminderd.
Een negatief zelfbeeld doorbreken
Sommige leerlingen hebben een negatief zelfbeeld als het om burgerschap gaat.
Dat zit het leren in de weg. Het doorbreken van zo’n negatief zelfbeeld is niet eenvoudig. Gideon Simon, docent aan het Haarlem College, zegt erover: ‘Het begint met reëel en eerlijk zijn. Eerlijk over discriminatie – je moet benoemen dat dat voorkomt. Het helpt ook om leerlingen zich bewust te laten worden van hun eigen kracht. En ze een spiegel voorhouden: niet alles is discriminatie. Als leerlingen op een goede wijze leren reflecteren, kunnen ze zichzelf en de wereld beter duiden.’
Mondigheid en zelfoverschatting
Het tegenovergestelde van machteloosheid kan ook lastig zijn. Leerlingen die mondig zijn en denken dat ze alles al weten. Niets meer te leren hebben en weinig moeite doen om hun standpunt te onderbouwen. Gelukkig zijn er verschillende manieren om ze tot verdieping te verleiden. Bijvoorbeeld door ze uit te dagen, af en toe een taak te geven die ze nog niet zelfstandig tot een goed einde kunnen brengen. Of door ze vragen te stellen en in te gaan op hun standpunten. ‘Heeft je oplossing ook nadelen?’ ‘Waarom zouden mensen het oneens met je kunnen zijn?’ Daar kun je ook de klas voor gebrui-ken, door ze onderling advocaat van de duivel te laten spelen. Laat ze kennismaken met andersdenkenden door ze uit te nodigen in de klas.
Onverschilligheid en desinteresse
Onverschilligheid en desinteresse zijn andere vijanden van een gezond leerklimaat.
Natuurlijk zal niet iedere leerling elk vraagstuk even interessant vinden. Maar er zijn net zo goed strategieën die de motivatie kunnen verhogen. Een beproefde methode is om door de lenzen van de zelfdeterminatietheorie te kijken.29Voelen leerlingen zich voldoende uitgedaagd (competentie)? Zijn de relaties tussen leerlingen onderling en tussen leerling en u als docent op orde (verbinding)? En kunnen ze kiezen hoe ze iets aanpakken, in welke thema’s ze zich verdiepen, of welke taken of rollen ze op zich
Van visie naar praktijk 85
nemen (autonomie)? Prikkelen door op zoek te gaan naar de persoonlijke relevantie van een vraagstuk kan ook helpen, net als het geven van verantwoordelijkheid.