• No results found

Opvattingen van het officierskorps over de contrabands

4. RELATIES TUSSEN DE RASSEN

4.1 V ERSTANDHOUDINGEN TUSSEN DE BEMANNINGSGROEPEN

4.1.1 Opvattingen van het officierskorps over de contrabands

Het is lastig om een algemeen beeld te schetsen van de opvattingen van de officieren. Van persoon tot persoon verschilde de perceptie ten opzichte van de zwarte bemanning. Toch koesterden veel van de officieren die voornamelijk afkomstig waren uit de noordelijke staten, allerlei raciale vooroordelen. Dit liep uiteen van ronduit racistische tot kritische houding ten opzichte van de capaciteiten van contrabands. Een voorbeeld hiervan is dat de intelligentie van zwarte bemanningsleden vaak op hetzelfde niveau werd gewaardeerd als dat van kinderen, die een officier als ouder nodig hadden om goed te kunnen functioneren.142 Toch waren er ook officieren die openstonden voor de aanwezigheid van de gekleurde

142

Tomblin, B. B. (2009). Bluejackets and Contrabands: African Americans and the Union Navy. Lexington, KY: University Press of Kentucky. 201-202.

bemanningsleden. Zij waren geïnteresseerd in de taal en Afrikaans-Amerikaanse subcultuur die de contrabands aan boord van de U.S. Navy schepen brachten.143

Er is echter wel een duidelijk onderscheid te maken in twee groepen officieren die aan boord van de schepen van het Mississippi Squadron opereerden. Door de gigantische expansie van de U.S. Navy aan het begin van de oorlog was er een groot tekort aan capabele officieren. Het Amerikaanse congres wilde niet veel nieuwe reguliere marineofficieren aannemen. Het was duidelijk dat de U.S. Navy na de Burgeroorlog weer zou moeten inkrimpen. De angst bestond dat er een topzware marine organisatie overbleef, wanneer er tijdens de Burgeroorlog veel reguliere officieren werden aangesteld.144 Hierdoor deed de U.S. Navy een beroep op capabele officieren uit de Amerikaanse koopvaardij. Veel officieren die hier reeds werkten hadden al alle benodigde maritieme kennis, zodat ze toe konden met slechts een korte militaire opleiding. De officieren afkomstig uit de koopvaardij kregen de aanduiding acting voor hun rang. Hierdoor was er een makkelijk onderscheid te maken tussen reguliere marine officieren en de tijdelijke koopvaardij officieren. Uiteindelijk werden er gedurende de gehele Burgeroorlog ongeveer 7500 acting officieren aangesteld bij de U.S. Navy.

Deze acting officieren speelden een belangrijke rol in de integratie van de contrabands in de bemanningen van de schepen van onder andere het Mississippi Squadron. Het gebruik van grote aantallen zwarte opvarenden in de koopvaardij was al ruim voor het uitbreken van de Burgeroorlog geaccepteerd. Scheepvaart werd gezien als een beroep voor de zwarte bevolking. Veel vrije zwarte mannen in de noordelijke staten verdienden hun brood in de scheepvaart. Koopvaardij officieren werkten al ruime tijd met grote aantallen zwarte opvarenden in hun bemanningen.145 Hierdoor was de samenwerking van de acting officieren en contrabands aan boord van de U.S. Navy schepen geen totaal nieuw fenomeen voor hen. Het resultaat was dat er minder frictie optrad tussen deze officieren en de aanzienlijke aantallen zwarte bemanningsleden.146

De tweede groep waren de reguliere officieren die dienden op de schepen van het Mississippi

Squadron. Een groot deel van hen had zijn opleiding genoten aan de U.S. Naval Academy.

143 Ramold, S. J. (2002). Slaves, Sailors, Citizens: African Americans in the Union Navy. DeKalb: Northern

Illinois University Press. 109

144 Idem. 67.

145 Zie W.J. Bolster, Blacks Jacks: African American Seamen in the Age of Sail voor meer informatie over rol

van de zwarte Amerikaanse bevolking in de koopvaardij voorafgaand aan de Burgeroorlog.

Hier was het zeer normaal dat de aanstaande officieren bediend werden. De posities van koks en bedienden op de academie werden altijd uitgevoerd door gekleurde medewerkers. Hierdoor werd een groot deel van de Amerikaanse officieren bevestigd in hun vooroordeel, dat de gekleurde man van nature als ondergeschikt beschouwde. Dit was later weer terug te zien aan boord van de U.S. Navy schepen. Veel schepen namen contrabands aan als koks of bedienden, die de officieren moesten voorzien van voedsel en het net houden van de uniformen. Ook officieren die niet gestudeerd hadden aan de U.S. Naval Academy kwamen veelal uit gegoede families, waar het vaak normaal was om gekleurde bedienden te hebben.147 Met het verloop van de Burgeroorlog raakten ook de reguliere officieren meer gewend aan de grote aantallen contrabands in hun bemanningen. Uit dagboeken blijkt dat veel van de reguliere officieren groeiden in hun opvattingen over de contrabands zodat hun vooroordelen afnamen. Eén van de redenen hiervoor was dat de zwarte bemanningsleden niet onderdeden voor hun blanke collega’s. In gevechtssituaties bleek dat de zwarte opvarenden zich goed staande hielden onder het oorlogsgeweld.148 Een tweede aspect dat bijdroeg aan de verbeterde opvatting op de contrabands was de hulp die veel van de lokale slaven boden. Ze waren goed op de hoogte van actuele vijandelijke troepenverplaatsingen en recent opgeworpen verdedigingen. Velen van hen waren voorheen gedwongen mee te helpen aan de bouw van de Zuidelijke verdedigingswerken. Hierdoor beschikten zij over gedetailleerde kennis, die federale officieren een groot voordeel gaf tijdens gevechtssituaties.149

Een goed voorbeeld van deze veranderde opvatting is die van rear admiral Porter. De commandant van het Mississippi Squadron stond niet bekend als een progressief denkend man wanneer het ging om gelijke rechten voor de rassen. Hij was in eerste instantie dan ook geen groot voorstander van de opname van grote aantallen contrabands in zijn bemanningen. Dit was één van de redenen waarom de rassensegregatie binnen het Mississippi Squadron zo strak mogelijk gehanteerd werd. Toch kwam ook de conservatieve Porter later terug op zijn vooroordelen. Hij schreef: “I could get no men, so I work in the darkies. They do first-rate,

and are far better behaved than their masters.”150

147 Tomblin, B. B. (2009). Bluejackets and Contrabands: African Americans and the Union Navy. Lexington,

KY: University Press of Kentucky. 198.

148 Ramold, S. J. (2002). Slaves, Sailors, Citizens: African Americans in the Union Navy. DeKalb: Northern

Illinois University Press. 109.

149 Batten, J. M. (1881). Reminiscences of Two Years in the United States Navy. Lancaster, PA: Inquirer. 103. 150 Browne, H. R., & Browne, S. E. (1970). From the Fresh-Water Navy: 1861-64; the Letters of Acting Master's

Mate Henry R. Browne and Acting Ensign Symmes E. Browne. J. D. Milligan (Ed.). Annapolis: U.S. Naval

Ook andere officieren zoals Albert S. Barker oordeelden uiteindelijk positief over de aanwezigheid van contrabands aan boord. Hij stelde: “To their credit be it said they were as a

rule, a very well- behaved set of men.” 151 Naarmate de oorlog verstreek, raakten ook veel reguliere officieren overtuigd dat de contrabands een goede aanwinst voor de scheepsbemanningen waren. Over het algemeen waren de voormalige slaven erg enthousiast, werkten hard en beschikten over betere discipline dan de witte bemanningsleden.152 Het is aannemelijk dat deze eigenschappen een overblijfsel waren van het werk op de plantages.

Contrabands waren door het werk op de plantages reeds gewend aan lange dagen waarbij

hard gewerkt werd. Daarnaast heerste er een sterke mate van discipline op de plantages, waar ongehoorzaamheid zwaar bestraft werd. Het gevolg hiervan was dat het werk aan boord voor veel slaven aangenamer was dan zij tot dan toe gewend waren.153