• No results found

In de vorige paragraaf heb ik beschreven welke mannen aantrekkelijk gevonden worden door de jongens en welke eigenschappen hierin een rol spelen. In dit tweede deel van het hoofdstuk schets ik, aan de hand van die verhalen en de gedachten over gender en seksualiteit die hierin naar voren komen, wat hun ideeën hierover betekenen voor het beeld van aantrekking en relaties tussen

57 homoseksuele mannen. Tevens zal ik hierbij gebruik maken van de gegevens in hoofdstuk vijf over de manier waarop de jongens zichzelf beschrijven.

Zoals reeds aangehaald in het theoretisch hoofdstuk werd het concept homoseksualiteit in het begin gezien als de inversie van mannelijkheid en vrouwelijkheid in een persoon. (Foucault, 1976, p.43). In de lijn van deze gedachtegang werden relaties en aantrekkingskracht tussen homoseksuele mannen ook bezien. Een relatie tussen twee mannen werd niet gezien als een relatie tussen twee ‘gelijken’ op het gebied van gender maar werd bezien als twee mannen met mannelijkheid en vrouwelijkheid in verschillende ‘mate’. Een relatie bestond daarin uit een mannelijke man en een meer vrouwelijke of onmannelijke man. In de hedendaagse samenleving is dit idee nog terug te vinden wanneer aan homostellen wordt gevraagd wie het ‘mannetje’ en wie het ‘vrouwtje’ is. Deze vraag wordt in veel gevallen ook gevraagd in een seksuele context, daarop kom ik in de volgende paragraaf nog terug. Hieronder ga ik in op de manier waarop er door de jongens over deze aantrekkingskracht en relaties wordt gedacht en op welke manieren dit overeenkomt of juist verschilt van dit idee.

Wanneer er gekeken wordt naar sommige van de uitspraken die door de jongens worden gedaan lijken hun gedachten op een bepaalde manier overeen te komen met het idee dat hierboven is beschreven. De aantrekkingskracht die mannelijkheid heeft op de jongens zou op zichzelf kunnen betekenen dat de jongens inderdaad op zoek zijn naar een mannelijke man als partner, waarin ze zelf de positie van de meer onmannelijke man innemen. Een van de uitspraken waarin dit naar voren komt is die van Sven waarin hij aangeeft op zoek te zijn naar een dominante en beschermende partner. De uitspraken waarin de jongens aangeven mannelijkheid aantrekkelijk te vinden kunnen echter niet los gezien worden van het feit dat ze ook aangeven dat mannen waartoe zij zich aangetrokken voelen ook bepaalde vrouwelijke eigenschappen bezitten. In het idee van de mannelijke partner en zijn onmannelijke tegenhanger worden geen vrouwelijke eigenschappen toegeschreven aan de mannelijke partner.

Wanneer het gaat over de manier waarop de jongens kijken naar relaties, aantrekkingskracht en hoe gender hier een rol in speelt is het belangrijk om naast de zaken die ze aantrekkelijk vinden ook de percepties op zichzelf erbij te betrekken. In de vorige hoofdstukken heb ik beschreven welke percepties van gender en seksualiteit de jongens over zichzelf hebben. Als er gekeken wordt naar de uitlatingen in dat hoofdstuk beschrijven de jongens zichzelf in de eerste plaats als mannelijk, maar geven tegelijkertijd aan vrouwelijke eigenschappen te hebben. Als het gaat over gedrag en uiterlijk spreken de jongens vooral over zichzelf als mannelijk maar tevens geven ze aan verzorgder te zijn en meer aandacht te hebben voor hun uiterlijk dan andere mannen. Wanneer het over hun karakter en interesses gaat geven de jongens aan dat ze op een aantal gebieden anders zijn dan andere mannen, en meer eigenschappen hebben die als vrouwelijk gezien worden. Wanneer deze uitlatingen naast de

58 uitspraken over aantrekkelijkheid worden gelegd die in de vorige paragraaf werden uiteengezet zijn er niet veel verschillen te ontdekken. De mate waarin de jongens mannelijkheid en vrouwelijkheid bij zichzelf zien en beschrijven komt overeen met de mate van mannelijkheid en vrouwelijkheid die in andere mannen aantrekkelijk wordt gevonden. De enige uitzondering die hierop te ontdekken valt, is dat de jongens over zichzelf zeggen dat anderen kunnen zien dat ze homo zijn en dat ze dit niet als aantrekkelijk beschouwen bij andere mannen. Belangrijk om te vermelden is dat ‘herkend worden’ als homo niet zozeer als positief wordt beschreven door de jongens. Situaties waarin mensen de homoseksualiteit van de jongens niet verwachtten worden wel positief omschreven. In de

vergelijking van aantrekkelijkheid en zelfperceptie lijkt het erop dat de jongens zich aangetrokken voelen tot mannen die hun ‘gelijken’ zijn op het gebied van gender en seksualiteit. Dit wordt letterlijk zo uitgesproken in het gesprek met Sybren en Niels waarin Sybren het volgende zegt: “Nou ik val

gewoon op jongen die op jongens vallen, niet op specifieke homo’s. Misschien val ik gewoon een beetje op mezelf”. Niels gaat hierop verder en zegt: “Qua homo zijn zitten we toch een beetje op één lijn, en ik denk dat we daarom ook op elkaar vallen, omdat je in dezelfde mate homo bent”.

Er zijn in de uitspraken van de jongens twee lijnen te ontdekken wanneer ze praten over welke mannen ze aantrekkelijk vinden en met welke ze een relatie zouden willen aangaan. Zoals hierboven beschreven vormt mannelijkheid de voornaamste aantrekkelijk eigenschap maar vrouwelijke eigenschappen in het innerlijk mogen niet ontbreken. Echter, voor een deel van de jongens is deze mannelijke man iemand die ze omschrijven als mannelijker dan zichzelf, dit geldt bijvoorbeeld voor Sven en Evert die zichzelf niet per se als minder mannelijk omschrijven maar de aantrekkelijke mannen wel als mannelijker dan zichzelf. Deze lijn van verwachting ligt gedeeltelijk in de lijn van de hierboven geschreven manier van naar homorelaties kijken waar deze relaties bestaan uit een mannelijke en minder mannelijke partner. Het gaat echter te ver om te zeggen dat er bij de jongens sprake is van een mannelijke en vrouwelijke partner, daar ze zichzelf wel als mannelijk omschrijven. De tweede gedachtegang die te ontdekken is in de verhalen van de jongens komt onder andere naar voren in de uitspraken van Sybren en Niels die hierboven genoemd staan. In deze tweede lijn komt naar voren dat de jongens op zoek zijn naar iemand die hen op het gebied van gender evenaart.

Wanneer er gekeken wordt naar de ideeën over een mannelijke en een onmannelijke partner in een relatie tussen twee homomannen kan er gezegd worden dat dit niet leeft onder de jongens zelf. In eerste instantie geeft een aantal jongens aan dat ze zich aangetrokken voelen tot mannen die qua gender op hetzelfde niveau als zij zitten en dat ze niet op zoek zijn naar iemand die op het gebeid van gender hun tegenpool is. Ondanks dat een deel van de jongens aangeeft mannelijkheid

aantrekkelijk te vinden wil dit niet zeggen dat ze hiermee bovenstaande ideeën onderschrijven. De aantrekkingskracht van mannelijkheid wordt niet veroorzaakt door het feit dat zij vrouwelijk zijn en

59 het spreekwoordelijke dekseltje voor hun potje zoeken, maar door het feit dat ze zich als

homoseksuele man aangetrokken voelen tot mannen en mannelijkheid. Aan het idee van

homoseksuele man geven ze meer een mannelijke betekenis dan een vrouwelijke, tenminste als ze het over zichzelf hebben. Het niet aanwezig zijn van een ‘mannetje/vrouwtje’ in de gedachten van de jongens komt ook op een tweede manier naar voren. De jongens beschrijven zichzelf in verschillende mate als mannelijk maar geen van hen geeft aan op zoek te zijn naar een vrouwelijke partner. Integendeel, zelfs de jongens die het meest uitgesproken zijn over hun eigen mannelijkheid geven aan dat ze mannelijkheid aantrekkelijk vinden.