• No results found

In de gesprekken met de jongeren werd het snel duidelijk dat ze op verschillende manieren nadenken over hoe ze anders zijn dan de anderen, hun leeftijdsgenoten of anderen in de

samenleving als geheel. Dit anders zijn wordt door de jongens op verschillende manieren uitgelegd. Op de eerste plaatst is hun homoseksualiteit, het vallen op mensen van hetzelfde geslacht, de reden dat ze anders zijn. Ze voelen goed aan dat ze daarmee tot een minderheid in de samenleving

behoren. Op de tweede plaats, maar net zo duidelijk, wordt er gesproken over anders zijn in hun gedrag en karakter met betrekking tot gender, of de verwachtingen en vooroordelen die hiermee samenhangen. In deze eerste paragraaf ga ik in op de manier waarop ze over dit al dan niet anders zijn spreken en denken.

Zoals al duidelijk werd in het vorige hoofdstuk ervaren de jongens tijdens hun coming out al dat ze anders zijn dan andere jongens van hun leeftijd. Dit hangt zoals gezegd in eerste instantie samen met het feit dat ze verliefd worden op mannen, maar ze benoemen ook dat hun gedrag en karakter anders is dan dat van hun leeftijdsgenoten. Sven vertelt dat hij gedurende zijn coming out steeds meer moeite krijgt om dit anders zijn te verstoppen, “Ik heb allerlei van die trekjes, in mijn

hele doen en laten heb ik dat. Ik kan het ene moment heel normaal praten of lopen en het andere moment loop en praat ik heel vrouwelijk. Dat ligt heel erg aan mijn gemoedstoestand eigenlijk, als ik me een beetje mooi voel en een beetje leuk dan ga ik steeds vrouwelijker doen.” Sven benoemt hier

duidelijk dat zijn anders zijn te maken heeft met gender, hij verwijst naar zijn “hele doen en laten” als vrouwelijk. Ook in de gesprekken met de andere jongens blijkt dat ze zichzelf op verschillende manier

35 anders voelen en dit ook duidelijk kunnen benoemen.

Een van de meest genoemde voorbeelden waarop jongens hun anders zijn merkten of op dit anders zijn gewezen werden is de kleding die ze dragen. Tijdens een gesprek met Marijn zegt hij daar het volgende over: “Als je hier om je heenkijkt, gebaseerd op de kleding zou je ons twee er wel uit

kunnen halen als homo zijnde […] ik denk dat homo’s juist meer de ballen hebben om gewaagdere kleding aan te trekken en daaraan duidelijk te zien is dat ze homo zijn”. In deze uitspraak van Marijn

wordt duidelijk dat kleding hem voor zijn gevoel onderscheidt van heteromannen. Hij geeft tevens aan dat hij kleding als onderscheidend ziet voor homo’s, het aantrekken van bepaalde, in zijn

woorden gewaagde, kleding wordt geassocieerd met homoseksualiteit. In sommige gevallen heeft dit te maken met specifieke kleding, zo wordt door Dennis en Sven beide gesproken over het dragen van skinny jeans als een kledingstuk dat geassocieerd wordt met homoseksualiteit. Als Sven het heeft over bepaalde vrouwelijke trekjes die hij heeft zegt hij het volgende: “Dat ik het liefst hele strakke

broeken draag, dit is mijn wijdste broek die ik heb”. Niet alleen de jongens zelf associëren dit met

homo zijn, in de uitspraken van Dennis wordt duidelijk dat dit ook te maken heeft met het beeld van anderen. Hij vertelt dat hij zijn strakke groene skinnyjeans niet aan zal trekken in Almelo omdat hij dan door iedereen wordt nagekeken en dat mensen homo naar hem roepen. Ook Harm benoemt dat zijn voorliefde voor kleding hem onderscheidt van anderen in zijn omgeving. Hij vertelt dat hij bijvoorbeeld bij zijn voetbalteam opvalt vanwege andere kleding. “Dan zeggen ze bijvoorbeeld wat

heb jij nu weer voor schoenen aan, terwijl ik het hele normale schoenen vind.” In de verhalen van de

jongens blijkt dat kleding op twee manieren onderscheidend werkt ten opzichte van anderen, in de eerste instantie zit het hem in specifieke kleding die gedragen wordt maar het gaat tevens om meer aandacht voor kleding en uiterlijk. Ook als de jongens over elkaar praten komt dit soms naar voren. Joost vertelt dat zijn vriend Patrick heel erg bezig is met kleding en dat hij hiermee heel anders is dan bijvoorbeeld zijn klasgenoten.

Naast kleding geven de jongens ook aan dat ze bepaalde interesses hebben die ze het gevoel geven dat ze anders zijn. Met interesses worden dan voornamelijk dingen bedoeld die ze leuk vinden om te doen of manieren waarop ze hun tijd doorbrengen. Lennard vertelt dat hij veel meer

overeenkomsten heeft met meisjes: “Iedereen hield van winkelen, middagje naar de stad,

filmavondjes en al die dingen, met jongens heb ik dat totaal niet”. Ook in de woorden van Sybren

komt dit naar voren, “Ik ga veel met meiden om, mijn interesses liggen bij theater, ik werk in de

horeca, allemaal dingen die echte heteromannen niet doen”. In de uitspraken van deze twee jongens

wordt duidelijk dat ze op het gebied van interesses meer overeenkomst voelen met meisjes dan met jongens van hun leeftijd. Deze uitspraken hangen in veel gevallen samen met het verstoppen en cultiveren van bepaald gedrag en bepaalde interesses zoals beschreven in hoofdstuk 4. Na het uit de kast komen is het voor de jongens niet meer nodig om dit gedrag te verstoppen en kunnen ze hun

36 eigen interesses openlijker laten blijken. Hier moet wel bij vermeld worden dat dit niet voor alle jongens zo geldt, sommigen hebben altijd dezelfde interesses in het openbaar naar voren gebracht.

Een derde en veelvoorkomende manier waarop de jongens aangeven dat ze anders zijn is als het gaat over gedrag. Net als bij interesses hangt ook dit sterk samen met het niet meer hoeven te verstoppen van bepaald gedrag zoals dat duidelijk werd in hoofdstuk 4. Het niet meer hoeven of kunnen verbergen en het vertonen van bepaald gedrag komt mooi naar voren in de woorden van Sven: “Ik hield het ook niet meer vol, ik vond het veel te fijn om mezelf te zijn, ik leerde toen ook mijn

beste vriendin kennen en we deden samen zo gek, en dat vond ik heerlijk om te doen”. Sven maakt

hier duidelijk dat het voor hem op een bepaald moment niet meer mogelijk was om bepaald gedrag te verbergen en hij uit een enorm gevoel van opluchting en blijdschap dat hij nu zichzelf kan zijn. De jongens vertellen op verschillende manier over gedrag dat ze bij zichzelf zien waarin ze afwijken van andere mannen van hun leeftijd of heteromannen in het algemeen. Sommigen hebben het over bepaalde “trekjes”, een beetje vrouwelijk zijn of soms zelfs ‘verwijfd’ zijn. Soms praten ze hierover in relatie tot wat andere mensen van hen vinden maar ze geven vaak ook aan dat ze zelf ook zo zijn. Joost vertelt hierover: “Als ik nu een beetje gek aan het doen ben kan ik nogal een beetje nichterig

overkomen” en ook Harm spreekt over zichzelf in deze termen, “dus misschien omdat ik steeds verwijfder werd.” Bij deze twee voorbeelden is het duidelijk dat de jongens zich omschrijven als

anders dan de anderen en geven ze zelf duidelijk aan dat dit te maken heeft met gender en ideeën over homoseksualiteit. Andere jongens zijn hier minder duidelijk in, Dennis vertelt dat hij wel trekjes heeft maar dat hij dat niet meteen als vrouwelijk wil bestempelen, “Ik denk dat dat gewoon eerder

trekjes zijn van homo’s, en bepaalde mensen zien dat dan gelijk als vrouwelijk, maar ijdel kan ook gewoon voor een man gelden”. In deze uitspraak van Dennis wordt duidelijk dat hij bij zichzelf wel

gedrag erkent dat door anderen als vrouwelijk wordt bestempeld, maar hij geeft zelf aan dat hij dit niet zo ziet. Bij andere jongens is er geen sprake van classificaties als vrouwelijk of nichterig maar geven ze wel aan gedrag te vertonen dat niet gebruikelijk is bij andere mannen of jongens. Evert geeft aan dat hij in de periode na zijn coming out vrijer is geworden, “Ik durf misschien ook andere

kleren te dragen, ik schaam me sowieso niet als ik iets raars doe met mijn hand ofzo, dit gebaar”. Bij

deze laatste opmerking wappert Evert met zijn hand en laat zien wat in stereotyperingen ook wel het “slap handje” of “slappe pols” wordt genoemd, maar gebruikt daar geen termen als vrouwelijk of nichterig bij. Omdat deze handeling zo specifiek gekoppeld is aan homoseksualiteit en de ideeën over gender die erbij horen geeft ook Evert aan hierin af te wijken van andere mannen.

In de hierboven aangehaalde voorbeelden en uitspraken van de jongens wordt duidelijk dat ze zichzelf beschouwen en beschrijven als anders dan andere jongens van hun leeftijd. Hierin wordt ook duidelijk dat dit anders zijn voornamelijk gebaseerd is op ideeën over gender. In sommige gevallen spreken de jongens dit zelf uit door zichzelf als vrouwelijk of nichterig te bestempelen, in

37 andere gevallen is dit af te lezen aan de woorden die ze gebruiken en hoe ze dat anders zijn

omschrijven. De kledingkeus, interesses en gedrag dat door de jongens wordt omschreven komt naar voren als ze het hebben over zaken die ze voor hun coming out verstoppen en nu wel kunnen doen of wanneer ze het hebben over zichzelf in vergelijking met anderen. Opvallend is dat deze zaken allemaal gemeen hebben dat ze sterk gerelateerd zijn aan ideeën over gender. Uiterlijk, aandacht voor kleding en shoppen worden vooral geassocieerd met vrouwen en vrouwelijkheid, waarmee dat in het geval van homoseksuele jongens verwijst naar hun vrouwelijke eigenschappen. Tevens wordt hierdoor hun mannelijkheid aangetast ten opzichte van hun leeftijdsgenoten. Ook het gedrag en de interesses die de jongens aanhalen worden geassocieerd met vrouwelijkheid en vrouwen.

In het eerste deel van deze paragraaf lijkt het erop dat de jongens die ik geïnterviewd heb voor een groot deel voldoen aan de stereotyperingen die bestaan over homoseksuele mannen, dit is echter maar één kant van het verhaal. Zoals hierboven duidelijk blijkt is het inderdaad zo dat de jongens zichzelf beschrijven als mannen die niet per sé leven naar de ideeën over mannen en mannelijkheid zoals die in de maatschappij heersen. Maar tegelijkertijd wordt er door de jongens ook nog een ander verhaal verteld, een verhaal waarin ze zichzelf een stuk minder of in het geheel niet

beschrijven als een stereotype homo. Ook dit wordt door alle jongens gedaan. In het tweede deel van de paragraaf ga ik in op de manier waarop de jongens zichzelf zien als hetzelfde als anderen.

Een van de meest opvallende manieren waarop de jongens zichzelf bezien als hetzelfde als anderen is door hun niet genderconforme gedrag af te zwakken ten opzichte van anderen. Dit gebeurt op twee manieren, in relatie tot homo’s in hun omgeving en in vergelijking met hetero’s in hun omgeving. Homo’s in de directe omgeving worden door de jongens beschreven als vrouwelijker of nichteriger dan zichzelf en daarmee zwakken ze hun eigen vrouwelijkheid af. Wanneer Harm spreekt over de homoseksualiteit van Lennard zegt hij “…hij is verwijfd enzo, ik ben dat ook wel een

beetje, maar niet zo erg”. Met andere woorden, Harm is vrouwelijk, maar Lennard is erg vrouwelijk.

Harm beschrijft zichzelf als ‘verwijfd’ maar door erbij te vertellen dat Lennard dit meer is zwakt hij zijn eigen ‘verwijfdheid’, of vrouwelijkheid, direct af. Ook in de gesprekken met Sven wordt dit duidelijk wanneer hij vertelt over een groep vrienden met wie hij vaak gaat stappen in Amsterdam. Hij beschrijft deze jongens als “…superhysterisch, en dan gaan we heel erg overdreven naar binnen

lopen langs de rij, en dan gaan we daar ook helemaal gek doen”. Direct daarna vertelt hij over zijn

eigen rol in de groep, “Nee, ik ben zelf niet zo, ze vinden mij ook echt saai, ik kan het heel goed met ze

vinden, maar ik ben gewoon niet zo van de hemdjes, en verkleden en hartjes enzo.” Sven beschrijft in

dit geval zijn vrienden ook als vrouwelijker dan hemzelf. Aan de ene kant geeft hij aan wel mee te doen met zijn vrienden om daarna aan te geven dat hij zelf toch niet helemaal zo is. Naast homo’s in hun directe omgeving, die door een aantal jongens als vrouwelijker worden gezien dan zijzelf,

38 worden ideeën over vrouwelijke homo’s in de media en specifieke voorbeelden hiervan door de meeste jongens ook gebruikt om zichzelf anders af te schilderen. In de volgende paragrafen van dit hoofdstuk kom ik hier nog op terug. Aan de andere kant wordt er door de jongens relativerend naar hun eigen vrouwelijkheid, of eigenschappen die hiermee geassocieerd worden, gekeken door middel van vergelijking met heteromannen. Wanneer Dennis praat over het feit dat hij ijdel is geeft hij aan dat dit niet vrouwelijk hoeft te zijn in zijn ogen, “Je hebt tegenwoordig ook metromannen, en die

worden ook gezien als echte mannen, en die zijn ook superveel bezig met hun uiterlijk. Dus…”. Door

aan te geven dat het ook voor heteromannen niet ongebruikelijk is om ijdel te zijn relativeert hij zijn eigen vrouwelijkheid op dit specifieke punt. Met deze verhalen over het afzwakken van hun

vrouwelijkheid wil ik niet aangeven dat de jongens dit doen om hun vrouwelijkheid te verbergen of te ontkennen. Met dit punt wil ik laten zien dat het afzwakken van hun vrouwelijkheid gebruikt kan worden om zichzelf als mannelijker te omschrijven, of zichzelf in ieder geval niet als stereotype te zien.

In de gesprekken met de jongeren wordt wel duidelijk dat ze zichzelf zeker nog als mannen zien, en dat ze in veel gevallen niet voor andere mannen onderdoen. Met andere woorden, sommige jongens beschrijven zichzelf ook als hetzelfde als andere jongens en mannen. Zoals Dennis aangeeft: “Ik ben een echte man, en jij bent ook een echte man, alleen we zijn gewoon verschillende types”. In deze uitspraak van Dennis komt naar voren dat hij zichzelf duidelijk nog steeds als man ziet, maar dat hij aangeeft dat er meerdere types mannen bestaan. Hiermee geeft hij aan dat hij zichzelf ondanks zijn ‘homotrekjes’, zoals hij dat zelf noemt, nog steeds een man vindt. Ook Sybren en Niels geven in het gezamenlijk gesprek aan dat ze zichzelf niet graag vrouwelijk noemen, “Het is meer van wij zijn

ook gewoon mannen, en vallen toevallig ook op mannen [..] en we praten gewoon wat meer over gevoel, dus net als vrouwen, maar dat maakt ons niet vrouwelijk”. Sybren en Niels, die elkaar hier

aanvullen, geven aan dat ze zichzelf als mannen zien, ondanks dat ze aangeven dat ze misschien anders zijn dan andere mannen. Dit betekent voor hen niet dat ze daarom niet meer onder de noemer mannen vallen.

In het voorgaande wordt duidelijk dat er twee zaken spelen in de reflectie van de jongens. In de eerste plaats erkennen ze dat ze anders zijn dan andere mannen en koppelen dit vaak ook aan gedrag van vrouwen of vrouwelijkheid. In tweede instantie zien ze zichzelf ook als mannen en proberen ze deze vrouwelijkheid tegelijkertijd ook te ontkrachten. Wanneer de spanning tussen deze uitspraken wordt vergeleken met de in de inleiding omschreven associatie van homoseksualiteit en vrouwelijkheid en het feit dat homomannen mannen zijn, is er mogelijk een verklaring gevonden voor de tegenstrijdige houding die de jongens hierin hebben. Aan de ene kant gaan de jongeren in hun uitspraken mee met de ideeën over gender en homoseksualiteit, maar tegelijkertijd geven ze aan zich nog steeds te zien als mannen en daarom niet als vrouwelijk gezien willen worden.

39 Opvallend is dat de jongens tijdens de gesprekken aangeven aan te voelen dat er een bepaalde tegenstrijdigheid in hun uitspraken te vinden is, maar dit in de meeste gevallen niet als

problematisch ervaren. Een mogelijke verklaring voor het feit dat deze tegenstrijdigheid niet zodanig door de jongens wordt beleefd kan zijn dat de contexten verschillen waarin de jongens zichzelf bekijken. Normen en grenzen over gedrag in het algemeen verschillen per context en dit is ook het geval voor normen over gendergedrag.

In het laatste deel van deze paragraaf ga ik in op een aantal verhalen in verschillende contexten die door de jongens werden aangehaald in de gesprekken. In deze specifieke contexten wordt het duidelijk dat de jongens op een bepaalde manier naar zichzelf kijken in deze context. Tevens is er in sommige gevallen sprake van het actief inzetten van hun anders zijn.

In de eerste plaats ga ik in op een aantal contexten die door de jongens naar voren worden gehaald waarin hun man zijn en mannelijkheid meer naar voren komt, en waarin vrouwelijkheid minder een plaats inneemt. Het verstoppen van bepaald gedrag of het meedoen met de omgeving wat in hoofdstuk vier naar voren komt is in onderstaande verhalen ook zeker te herkennen. Sven vertelt dat hij bij de introductieweek van de universiteit zichzelf anders presenteerde om op een bepaalde manier over te komen. “Met de intro heb ik het bijvoorbeeld vrij snel verteld, maar ik had

wel zoiets van je moet niet gelijk zo megavrouwelijk gaan zitten doen, ik heb me toen wel een beetje ingehouden. Ik wil niet dat mensen me te nichterig inschatten op het eerste gezicht”. In deze nieuwe

omgeving wil Sven niet te nichterig overkomen. Hij geeft ook aan dat ze deze kant van hem niet vaak in de collegezaal zullen zien dus dat hij geen fout beeld van zichzelf wil schetsen. De context van de universiteit en studie is voor Sven een reden om zich op een bepaalde manier te gedragen, en zoals duidelijk wordt in zijn uitspraak zijn gedrag actief aan te passen aan de context waarin hij

terechtkomt. Naast studie en school kan ook werk een context zijn waarin de jongens zichzelf op een andere manier voelen en presenteren. Marijn geeft aan dat hij tijdens zijn stage op een

psychiatrische afdeling actief bezig was met zijn presentatie omdat het daar erg belangrijk is geen kwetsbare kanten van jezelf te laten zien. “Tegenover cliënten heb ik me ook wel extra hetero

gedragen, zelfs speciaal hetero-kleren gekocht om het niet aan die cliënten te laten blijken, zodat het niet een zwakke plek van me laat zien”. In deze situatie presenteert Marijn zich mannelijker, of meer

hetero zoals hij het zelf noemt, om zijn veiligheid te waarborgen. Vrouwelijke eigenschappen en zijn homoseksualiteit kunnen als een zwakte gezien worden waar de cliënten negatief gebruik van kunnen maken. Evert vertelt dat hij tijdens een sollicitatie ook zijn gedrag aanpaste. “ik laat maar