• No results found

In het begin van de vorige paragraaf schreef ik dat de jongens naast de stereotype homoman ook nog een andere groep homomannen aanduiden. In de laatste paragraaf ga ik in op welke manier ze over deze groep “normale” homomannen praten en wat ze hierover zeggen met betrekking tot gender. Een ander grote groep mannen waar door de jongens over gepraat wordt zijn heteromannen, zowel in het algemeen als mannen in hun directe sociale omgeving. In het laatste deel van deze paragraaf ga ik in op de manier waarop er door de jongens over heteromannen wordt gesproken.

De andere groep homomannen die door de jongens wordt omschreven is een tegenwicht ten opzichte van het stereotype homoman dat ze herkennen. Dit wordt in de eerste plaats duidelijk door het feit dat de twee types mannen tegelijk naar voren komen in de gesprekken en de manier waarop ze over beide groepen spreken. Als Evert vertelt over de gaypride en op welke manier homomannen hier in beeld komen zegt hij het volgende: “Je hebt volgens mij ook zo’n top vijftien met meest niet

homoseksuele homo’s. En dat vind ik dan echt goeie mensen, daar zou meer aandacht aan besteed moeten worden dan aan de gaypride”. Deze andere groep homomannen wordt hier aangedragen als

48 een groep die voor een ander beeld van homomannen zou kunnen zorgen. Het ‘niet homoseksuele’ waar Evert het over heeft verwijst duidelijk naar de vrouwelijkheid van de stereotype homo en het ontbreken hiervan bij de andere groep homomannen. Dit ontbreken van vrouwelijkheid wordt door de jongens positief beoordeeld. Deze positieve houding ten opzichte van deze groep is tweeledig, in eerste instantie geven de jongens aan zichzelf te herkennen in deze niet-stereotype homomannen. Zoals Floris vertelt over zijn profiel op de homoprofielensite ‘Gay.nl’: “ik had wel een beetje het idee

dat ik de enige niet overdreven was, maar toen ging ik daar een beetje kijken en toen zag ik dat er heel veel ook normale waren.”. Door op deze website homo’s tegen te komen die in de ogen van

Floris niet overeenkomen met het stereotype homoman ziet hij dat er meer homo’s zijn zoals hij. De tweede reden die ten grondslag ligt aan de positieve houding van de jongens ten opzichte van deze groep onvrouwelijke of mannelijke homomannen ligt in de manier waarop gender en

homoseksualiteit, en de koppeling hiertussen, een rol speelt in deze groep mannen. De

vrouwelijkheid van stereotype homomannen en de verwachte vrouwelijkheid van alle homomannen in de samenleving is voor de jongens in de periode voor en na hun coming out problematisch geweest. Deze andere groep homomannen, die niet of minder te maken heeft met het stempel vrouwelijk, is voor de jongens een fijne afwisseling ten opzichte van de stereotype waar ze in veel gevallen mee te maken hebben. In het volgende hoofdstuk ga ik hier dieper op in.

Naast de gedachten en uitspraken van de jongens over homomannen hebben de jongens zich in de gesprekken ook op verschillende manier uitgesproken over heteromannen. Het spreekt vanzelf dat de jongens in hun dagelijks leven ook veel te maken hebben met heteromannen, thuis, op school en in de samenleving in het algemeen. De jongens spreken zich op twee manieren uit over

heteromannen en de mannelijkheid die ze hiermee in verband brengen. In de gesprekken die gaan over mannelijkheid en heteromannen wordt er over een deel van de kenmerken of eigenschappen op een negatieve manier gesproken. Wanneer Harm spreekt over zijn broer vertelt hij het volgende:

“Mijn broer lijkt heel erg op mij qua uiterlijk maar helemaal niet qua innerlijk, hij is echt zo’n ontzettende boer.”. Deze uitspraak van Harm geeft een mooi voorbeeld van de manier waarop de

jongens heteromannen omschrijven als enigszins sociaal onaangepaste mensen. Hieraan wordt ook vaak het onvermogen van heteromannen om te praten over gevoel gekoppeld. “Ik denk zeker in zo’n

relatie (hetero) dat mannen dan wat oppervlakkig zijn, ik denk dat heteromannen hun gevoelens niet uiten meestal”, vertelt Sybren als hij het over de vriendjes van zijn vriendinnen heeft. Kleding en

uiterlijke verzorging komen ook veel terug als het met de jongens over mannelijkheid gaat. In hun ogen besteden heteromannen veel minder aandacht aan de kleding die ze aantrekken. Zoals Marijn aangeeft als hij verwijst naar de andere mannen in de ruimte waar we zitten: “Want de andere

mannen om ons heen, die maakt het volgens mij niet uit, ik wil niet zeggen dat iedere heteroman zich niet druk maakt om zijn kleding […] Ik denk wel dat hetero’s bang zijn dat ze homo gevonden worden

49

door hun kleren”. Marijn verwijst hier ook naar het feit dat te veel aandacht voor uiterlijk of het

dragen van specifieke kleding door anderen gezien kan worden als vrouwelijk wat ervoor zou kunnen zorgen dat er van deze mannen gedacht wordt dat ze homo zijn. De meest gehoorde opmerking van de jongens als het gaat om heteromannen en mannelijkheid heeft te maken met machogedrag van deze mannen. Dit komt ook naar voren als Evert vertelt over zijn vrienden op de middelbare school: “Ik ging dan om met de meisjes en met de aardige jongens, de niet zo stereotype mannelijke jongens,

gewoon niet diegene die de hele tijd over bier, tieten en voetbal praten, maar waar je ook normaal mee kon praten”. Aan machogedrag gerelateerde termen zoals haantjesgedrag komen ook veelvuldig

naar boven als de jongens het over heteromannen hebben. Dennis legt het uit als “Dat competitieve,

van het alfamannetje enzo”. Ook Tom geeft dit aan, “Ze hebben meer een dominantie cultuur, ze willen altijd de beste zijn, met sport ofzo.”. Machogedrag en competitie worden door de jongens het

meest genoemd en ook het vaakst als een vervelende eigenschap die ze toedichten aan

heteromannen. Wanneer gekeken wordt naar hoe machogedrag omschreven wordt door de jongens zou het ook stereotype mannelijk of hypermannelijk gedrag genoemd kunnen worden. Opvallend is dat de zaken die hierboven door de jongens worden aangehaald, en op een negatieve wijze

omschreven worden, terug doen denken aan de verschillende onderwerpen waar ze zichzelf als anders omschreven dan deze heteromannen. Het lijkt erop dat de jongens mannelijke eigenschappen die ze bij zichzelf niet of in mindere mate terugzien op een negatieve manier beschrijven. Het

negatieve in hun reacties houdt hier voornamelijk in dat ze deze eigenschappen als sociaal

onwenselijk beschrijven. Dit betekent echter niet dat de jongens mannen met deze ‘onwenselijke’ eigenschappen zelf onwenselijk vinden, er gaat in sommige gevallen zelfs een bepaalde

aantrekkingskracht van uit. In hoofdstuk 6 ga ik hier uitgebreider op in.

In de verhalen van de jongens over mannelijkheid en heteromannen komt niet alleen, zoals Evert zegt “een jager in een grot” naar boven. De jongens brengen ook verschillende andere kanten van mannen naar boven en er worden nuanceringen aangebracht. De meest duidelijk nuancering die door de jongens wordt gemaakt is het aangeven dat er verschillende soorten mannen zijn, en dat de dingen die ze zeggen niet over alle heteromannen gaan. Dennis vertelt hierover: “Het is net hoe je er

invulling aan geeft, biologisch gezien ben je een man, en cultureel ook, maar ik heb zoiets iedereen geeft zijn eigen invulling, zoveel verschillende persoonlijkheden”. Met deze uitspraak geeft hij aan dat

de algemene dingen die hij net heeft gezegd over heteromannen niet voor alle heteromannen opgaan. Door een aantal jongens wordt ook aangegeven dat er ook zogenaamde ‘metromannen’ zijn, heteromannen die wel bezig zijn met hun uiterlijk, en dat deze niet als vrouwelijk worden gezien. Hier wil ik bij opmerken dat de term vrouwelijkheid niet vaak geassocieerd wordt met metromannen, maar er is wel degelijk sprake van een associatie met homomannen. Aandacht voor uiterlijk en het

50 uiten van gevoelens staat zo ver af van het concept heteroman dat er een nieuw woord is ontstaan voor deze mannen, metroseksueel, dat in terminologie heel dicht bij hetero- en homoseksueel ligt.

51

Hoofdstuk zes

Mooie mannen: Wat is een aantrekkelijke man?

In voorgaande hoofdstukken ben ik ingegaan op de gedachten en ideeën die de jongens hebben ten opzichte van zichzelf en andere mannen in het algemeen. In dit laatste hoofdstuk ga ik in op de gevoelens van de jongens richting andere mannen, de reden waarom ze zich homo noemen, de aantrekkingskracht naar hetzelfde geslacht. Zoals bij het voorstellen in hoofdstuk 3 duidelijk werd, hebben een aantal jongens relaties met elkaar. In dit hoofdstuk ga ik niet zozeer in op de aantrekking die ze naar elkaar voelen maar gaat het meer over hun ideaaltypes van mannen. Allereerst zal ik ingaan op wat er in de gesprekken naar voren komt als het gaat om aantrekkelijke mannen en welke eigenschappen deze mannen hebben. Vervolgens ga ik in op wat er in de ogen van de jongens als niet aantrekkelijk wordt beschouwd. Bij aantrekkingskracht hoort ook fysieke aantrekkingskracht, en in het laatste deel van dit hoofdstuk zal ik ingaan op de manier waarop seks binnen hun ideeën over seksualiteit en gender een rol speelt.

6.1 “Een knappe vent vindt iedereen aantrekkelijk denk ik”

Deze paragraaf begint met een uitspraak die Evert tijdens een van de gesprekken heeft gedaan, en die op het eerste gezicht erg logisch klinkt in een gesprek onder homo’s. Het is echter zelden zo simpel als het lijkt, en dat gaat ook in dit geval op. In deze eerste paragraaf beschrijf ik wat volgens de jongens een “knappe vent” is. Ondanks de verschillende voorkeuren die ieder mens en dus ook de jongens hebben komen er duidelijk overeenkomsten in hun verhalen naar voren die ik hieronder ga bespreken. Belangrijk om te vermelden is dat ik hieronder vooral in ga op de uitspraken van de oudere jongens. De jongere jongens spraken niet of nauwelijks over wat ze aantrekkelijke eigenschappen van mannen vinden. De redenen hiervoor kwamen niet expliciet naar voren in de gesprekken. Mijn verwachting is dat de oudere jongens, die langer uit de kast zijn, vaker gesproken hebben over welke mannen ze aantrekkelijk vinden en welke eigenschappen ze aantrekkelijk vinden. Deze oudere jongens kennen meer homo’s, hebben meer ervaring met relaties en hebben vaker met vrienden of vriendinnen gesproken over hun ‘smaak’ inzake mannen dan de jongens die nog maar kort uit de kast zijn. De reden dat de jonge jongens minder uitspraken doen over al dan niet aantrekkelijke mannen kan er mee te maken hebben dat ze minder nagedacht hebben over deze zaken, maar ik verwacht dat de reden vooral gezocht kan worden in het feit dat deze jongens minder ervaring hebben in het onder woorden brengen van hun voorkeuren.

In dit eerste stuk van deze paragraaf ga ik in op wat er door de jongens wordt aangehaald als ze het hebben over aantrekkelijke mannen. De uitspraken kunnen worden opgedeeld in uiterlijke en innerlijke eigenschappen. De uiterlijke eigenschappen komen in de uitspraken van de jongens op

52 twee verschillende manieren naar voren, zowel fysieke eigenschappen als meer algemene uitspraken over het uiterlijk van mannen. Het verschil tussen deze twee soorten uitspraken komt hieronder naar voren, maar het is belangrijk om op te merken dat deze door de jongens vaak aan elkaar gekoppeld worden. Als Sven het heeft over aantrekkelijke mannen zegt hij het volgende: “Ik val een beetje op

een iets minder perfect gezicht ofzo, weet je die jongens van ‘One Direction’, dat vind ik leuk. Zo halflang haar, beetje krullend vind ik leuk”. Deze uitspraak van Sven gaat vooral over de fysieke

eigenschappen die hij aantrekkelijk vindt. Door te zeggen dat een jongen voor hem geen perfect gezicht hoeft te hebben en naar de jongens van ‘One Direction’, een hedendaagse Engelse boyband, te verwijzen, geeft Sven aan dat hij op ‘gewone’ jongens valt. Voor hem hoeven het geen

topmodellen te zijn. De aantrekkelijkheid van ‘gewone’ mannen komt ook naar voren in de andere gesprekken, zeker wanneer het gaat om mannen of jongens met wie ze een relatie zouden willen. Er wordt ook nog gesproken over aantrekkelijke mannen die buiten bereik van de jongens liggen, zoals Dennis vertelt wanneer het gaat over mannelijkheid: “zoals in films enzo, dat je bepaalde mannen

ziet en denkt van wow […] maar dat is vooral aantrekkelijk. Als je die ziet dan wil je hun wel bereiken ja”. Wanneer het gaat over fysieke aantrekkelijkheid wordt er door de jongens duidelijk onderscheid

gemaakt tussen puur aantrekkelijke mannen en aantrekkelijke mannen met wie ze een relatie zouden willen hebben. Het beeld van de gespierde knappe modelachtige “filmster” wordt door de jongens absoluut als aantrekkelijk gezien, maar naast het feit dat deze mannen onbereikbaar zijn worden ze ook niet gezien als relatiemateriaal. Zoals Evert aangeeft: “Nee. Dat schept dus ook hoge

verwachtingen. Als ik dus een vriend wil krijgen moet ik een naakte spierbundel zijn, ik weet niet, ik ben niet zo’n een emotioneel wrak ofzo maar dat wordt hem niet”. In deze uitspraak komt naar voren

dat dit soort mannen onbereikbaar is voor Evert omdat hij zelf, zoals hij aangeeft, niet zo’n soort man is. Hierin is ook te zien dat de jongens in een partner iemand zoeken die op henzelf lijkt, in ieder geval in uiterlijk. Verderop in het hoofdstuk kom ik daar nog op terug.

Uiterlijke aantrekkelijkheid wordt door de jongens ook in meer algemene termen besproken, met algemeen bedoel ik hier niet zozeer fysieke eigenschappen. Met andere woorden, de jongens spreken niet alleen over uiterlijk in de zin van gespierd of niet gespierd, of bruin, blond, kort of lang haar. Er worden ook veel uitspraken gedaan over hoe een jongen er in het algemeen uit moet zien. In voorgaande hoofdstukken is kleding en verzorging al meerdere malen naar voren gekomen en ook in aantrekkelijkheid van een man speelt dit een grote rol. Bepaalde kleding en ‘er verzorgd uitzien’ worden als belangrijke graadmeter voor de aantrekkelijkheid van een man gezien. In eerste instantie leken de uitspraken van de jongens over kleding en lichamelijke verzorging bepaald te worden door smaak maar dat is niet het geval. In de uitspraken van de jongens zijn kleding en uiterlijk tevens een indicatie van mannelijkheid en een manier om mannelijkheid te beschrijven. Individuele uitspraken worden wel beïnvloed door smaak, maar achter deze diverse uitingen zit een meer eenduidige lijn

53 van hoe een man zich dient te kleden en te verzorgen om aantrekkelijk te zijn in de ogen van de jongens. Deze tweeledigheid komt naar voren als Sven spreekt over hoe een aantrekkelijke jongen er uit ziet: “Ja, die jongen moet er wel mannelijk uitzien eigenlijk. Ja is ook lastig. Gewoon, wel gestyled

maar wel subtiel gestyled, beetje gestyled. Wel over nagedacht maar niet te ofzo. Wel skinny jeans maar geen nichterig shirt, meer gewoon een trui ofzo. Ik weet ook niet, vind ik het wel heel moeilijk. Beetje skaterig denk ik, dat vind ik leuk. Maar ja ook niet altijd, ik weet het niet….”. Allereerst is het

duidelijk dat het voor Sven erg lastig is om precies te duiden wat het is dat hij aantrekkelijk vindt. De voorbeelden die hij geeft en vervolgens ontkracht laten zien dat het hem niet te doen is om een specifieke kledingstijl maar zoals hij zelf aangeeft dat de jongen er mannelijk uit moet zien. Deze redenering is terug te vinden in de uitspraken van alle jongens die spreken over het uiterlijk van aantrekkelijke mannen. Ook Evert spreekt zich hier over uit wanneer hij spreekt over hoe een aantrekkelijke man eruit ziet: “Het leukste zou gewoon een Spaans iemand zijn ofzo, zo lekker stoer

en… behaard, en breed [… …] Ik zou niet kunnen vallen op skinny jeans en blond haar.”.

Dat mannelijkheid aantrekkelijk wordt gevonden door de jongens komt ook naar voren wanneer ze het hebben over onaantrekkelijke eigenschappen. Er is ook veelvuldig gesproken over welke eigenschappen ze niet aantrekkelijk vinden. Zoals hierboven te zien is in de woorden van Evert hangen deze uitspraken vaak nauw met elkaar samen. In dezelfde uitspraak is ook te zien dat Evert tegelijkertijd over aantrekkelijk versus onaantrekkelijk en over mannelijkheid versus vrouwelijkheid spreekt. Waar mannelijkheid door de jongens als aantrekkelijk wordt omschreven is er bij

vrouwelijkheid of onmannelijkheid het tegenovergestelde aan de hand. Ook Dennis spreekt hier duidelijk over: “sowieso ik val ook niet echt op vrouwelijke types. […] Ik kan er wel gewoon vrienden

mee zijn, maar aantrekkelijk zou ik ze niet echt vinden. En dat is niet alleen gedrag of uiterlijk, maar samenspel, het is het hele plaatje wat het maakt eigenlijk.”. Vrouwelijkheid wordt hier door Dennis

duidelijk als onaantrekkelijk beschreven, en hij verwijst hier ook duidelijk naar het stereotype beeld van een homoman dat door hem niet als aantrekkelijk wordt beschouwd. Ook in het gesprek met Sybren komt dit duidelijk naar voren: “Ik vind vrouwelijke homo’s of nichten ook gewoon niet

aantrekkelijk, gewoon niet interessant.” De onaantrekkelijkheid van onmannelijkheid wordt ook door

Marijn aangestipt als het gaat over waarom hij niet met bepaalde mensen zoent, “…niet met van die

glitter t-shirts en van die diamanten enzo, waar je het mee doet en waar je mee zoent, dat weerspiegelt ook een beetje je smaak […] Het is een kleine wereld, […] die en die heeft het gedaan met die en die, oh echt, ik vond hem wel leuk maar nu ie dat heeft gedaan hoef ik hem niet meer hoor.”. Marijn geeft hier aan dat niet zoenen of seks hebben met een vrouwelijke jongen niet alleen

gaat om het feit dat hij diegene niet aantrekkelijk vindt, maar ook omdat andere mannen Marijn hierom minder aantrekkelijk zouden vinden. Het gaat wellicht te ver om te stellen dat hij als

54 met onmannelijkheid speelt voor Marijn zeker een rol in het niet zoenen of seks hebben met

vrouwelijke jongens.

Sterk gerelateerd aan de aantrekkelijkheid en onaantrekkelijkheid van mannelijkheid respectievelijk vrouwelijkheid zijn de uitspraken die door de jongens worden gedaan over hoe zichtbaar de homoseksualiteit van een aantrekkelijke man mag zijn. Dit wordt duidelijk in de

volgende woorden van Dennis: “Maar je kan ook wel, nouja waar ik laatst die date mee had, die ene

van rechten, wat ik zeg ik zou het nooit aan hem hebben gezien. Soms vind ik dat wel aantrekkelijk.”.

Het niet direct of überhaupt niet aan iemand kunnen zien of diegene homo is, wordt door de jongens als een eigenschap van een aantrekkelijke man omschreven. Of zoals Dennis in zijn uitspraak