• No results found

In de vorige paragraaf ben ik ingegaan op de wijze waarop de jongens over hun eigen gender en seksualiteit praten, in de tweede paragraaf van dit hoofdstuk neem ik hun ideeën over andere mannen onder de loep. Als eerste zal ik ingaan op de verschillende uitspraken en gedachten die de jongens uitten over andere homomannen, vervolgens zal ik ook nog kort ingaan op hun ideeën over gender en seksualiteit ten opzichte van heteromannen en vrouwen.

42 In de voorgaande hoofdstukken heb ik meerdere malen de ideeën over gender en homoseksualiteit, zoals die in de maatschappij heersen, aangehaald. Deze ideeën gaan uit van het idee dat

homomannen vrouwelijker, of minder mannelijk, zijn dan heteromannen vanwege het feit dat ze zich aangetrokken voelen tot mannen of het mannelijke. De jongens met wie ik gesproken heb zijn opgegroeid in deze zelfde maatschappij en zijn bekend met dit idee en zijn zich, zoals ook naar voren kwam in hoofdstuk vier, zeer bewust van de koppeling tussen minder mannelijk, of vrouwelijk, gedrag en homoseksualiteit. Daarnaast wijzen ze echter ook op het feit dat de groep homomannen meer divers is dan dat het stereotype doet lijken, en ook hiervan zijn ze zich zeer bewust.

In eerste instantie ga ik in op de manier waarop de jongens spreken over homomannen die voldoen aan, of in de buurt komen van, stereotyperingen die in de samenleving bekend zijn. Zoals ook in de inleiding werd aangegeven wordt de koppeling tussen homomannen en minder mannelijk zijn vaak negatief beoordeeld. Dit is zowel het geval in de samenleving als geheel als onder

homomannen zelf. Er zijn talloze voorbeelden van mensen die aangeven homoseksualiteit, als voorkeur, te accepteren maar vrouwelijkheid bij, of “het overdreven homo zijn van” homomannen af te keuren. Dit laatste is ook herkenbaar in de uitspraken en de gedachten van de jongens. Alle jongens zetten zich af tegen de stereotype homoman zoals die in de samenleving, en vooral in de media, naar voren komt. Er moet wel opgemerkt worden dat de jongens erg diverse uitspraken doen wanneer er gekeken wordt naar de heftigheid van hun reactie. Dit lijkt in sommige gevallen te maken te hebben met de leeftijd van de jongens en hun ervaring als openlijk homoseksuele man, maar dit verklaart geenszins in alle gevallen de reacties van de jongeren. Voor zover dat te destilleren valt uit de uitspraken van de jongens lijken de verschillende reacties te verklaren uit een complex samenspel van sociale omgeving - zowel gezin als school -, acceptatie van hun eigen seksualiteit, ervaringen met homonegativiteit in hun omgeving, karakter en zelfvertrouwen. Het gaat echter te ver om hier verdere uitspraken over te doen. Het nichterige gedrag en imago van stereotype homomannen wordt door de jongens gehekeld. Als Evert vertelt over welke homomannen hij goed vindt voor de beeldvorming zegt hij het volgende: “minder overdreven, minder… ik vind dat zo gemeen om te

zeggen maar niet zo nichterig, ik vind dat van die relnichten, daar hou ik niet zo van”. Met deze

uitspraak geeft Evert duidelijk aan dat hij, op zijn zachtst gezegd, niet gecharmeerd is van nichterige homomannen. Zijn negatieve houding ten opzichte van deze homomannen wordt verder duidelijk door het te hebben over ‘relnichten’, wat voor hem duidelijk een negatieve term is. Het gebruik van het woord ‘overdreven’ wanneer het gaat over homomannen in het algemeen of nichten in het bijzonder kwam vaker terug in de gesprekken met de jongens. Wanneer Niels en Sybren het hebben over homo’s die ze zien op feestjes komt dit ook naar voren; “Ze zijn misschien ook wel een beetje

overdreven, ze willen heel erg laten zien wij zijn homo, en daarmee willen ze ook heel erg opvallen”.

43 wordt overdreven homo genoemd, maar dit verwijst niet naar iemand die meer homo is dan anderen op het gebied van seksualiteit. Het ‘overdreven’ zijn of doen verwijst echter naar iemand die te homo is met betrekking tot gender, een homo die te vrouwelijk is of niet genoeg mannelijk. Met de term ‘overdreven’ bedoelen de jongens ook een bewust “doen” van de vrouwelijke of onmannelijke homomannen. In de woorden van sommige jongens is deze gedachtegang terug te vinden. Dennis vertelt over een andere homojongen die hij op zijn dansschool ontmoet, “dat was ook echt een

verwijfd type, qua doen en laten met een zoet wit wijntje in de hand, en nouja, die was zo, nouja echt een halve vrouw. En toen ik er mee ging praten deed ie opeens heel anders, […]eerst had hij alleen vrouwen om zich heen en die vinden dat vaak leuk, dat die jongens zichzelf daar naar gaan gedragen, om leuk gevonden te worden.” In deze uitspraken is het duidelijk dat Dennis er van uit gaat dat deze

jongen zich bewust vrouwelijk gedraagt, in dit geval om leuk gevonden te worden. Het merendeel van de jongens geeft aan te denken dat het gedrag van deze vrouwelijke homo’s echter niet altijd bewust is. Dit geldt zeker voor de jongens die zichzelf als iets vrouwelijker of anders omschrijven. Er wordt ook geopperd dat het te maken kan hebben met een moeizame coming out van zo’n

vrouwelijke homo die, in de woorden van Niels, “een beetje doorslaat daarin, als iemand een

moeilijke periode heeft gehad, en nu juist dat erg uitvergroot”. Door sommige jongens wordt

vrouwelijk gedrag bij homomannen gezien als bewust gedrag van deze mannen. Zoals in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk staat geschreven zijn de jongens zelf zich zeer bewust van hoe ze zich gedragen ten opzichte van anderen. Dit zou hun uitspraken over andere homomannen kunnen verklaren. Echter, je bewust zijn van bepaald gedrag is niet hetzelfde als bewust bepaald gedrag vertonen. Opmerkelijk is ook dat de jongens vrouwelijk gedrag bij homomannen eerder verklaren als een bewuste manier om leuk gevonden te worden of om een moeilijke periode ‘goed’ te maken dan dat dit vrouwelijke gedrag onbewust is zoals ze mannelijk of vrouwelijk gedrag bij respectievelijk mannen en vrouwen omschrijven. De term bewust betekent in dit geval voornamelijk het expres vertonen van bepaald gedrag. Het expres bepaald gedrag vertonen of vergroten is in de ogen van de jongens onecht. Deze gedachten komen misschien voort uit hun eigen ervaringen met het verbergen van gedrag waarbij ze soms expres bepaald gedrag vertonen wat niet ‘echt’ is. Dit sluit aan bij de in hoofdstuk twee beschreven moeizame verhouding tussen homomannen en mannelijkheid, maar ditmaal van een andere kant benaderd. In dit geval zorgt het man zijn van de homoman ervoor dat zijn als vrouwelijk betiteld gedrag als minder ‘echt’ wordt gezien dan wanneer dit gedrag door vrouwen wordt vertoond.

Hierboven is al geschreven dat de intensiteit waarmee de jongens stereotype homomannen van zich afduwen erg divers is. Sybren is een van de jongens die in vergelijking tot de anderen vrij heftig reageert: “Ik heb gewerkt op COC-feestjes en homofeestjes enzo en daar zag je wel het type

44

[…] Ik vind het gewoon eng, ik vind het niet kloppen. Het is ook zo’n ons kent ons wereldje […] ik wil daar niet bij horen”. In deze uitspraken wordt duidelijk dat hij met de stereotype homoman niets te

maken wil hebben. Het gaat voor Sybren zelfs nog verder dan alleen er niet bij willen horen, de termen ‘eng’ en ‘niet kloppen’ laten zien dat hij zich ongemakkelijk voelt bij deze vrouwelijke homomannen. De afkeer van nichterigheid leidt tot minder identificatie met de homogemeenschap, en maakt de afstand tussen deze gemeenschap en hemzelf groter. Hij bevestigt dit verderop in het gesprek: “ik zou me eerder op mijn gemak voelen bij een groep macho’s dan bij een groep nichten

[…]Omdat ik het leuker vind om met hetero’s om te gaan dan met homo’s”. Hier wordt duidelijk dat

voor Sybren de stereotype homoman zo ver van hem af staat dat hij aangeeft liever met

heteromannen om te gaan dan met mannen die dezelfde seksuele voorkeur hebben als hijzelf. Dit is een van de meeste uitgesproken negatieve reacties van de jongens ten opzichte van stereotype vrouwelijke homomannen maar zeker niet de enige. Ook Floris geeft aan voor en na zijn coming out moeite te hebben met de associatie van nichterigheid en homoseksualiteit en uit zich ook op negatieve wijze over vrouwelijke homomannen. Als hij vertelt over de mail waarmee hij naar zijn vrienden uit de kast komt zegt hij: “Ik had erin gezet: jullie hoeven echt niet bang te zijn dat ik een

vieze nicht word, omdat ik voor mezelf heel graag dat onderscheid wilde maken”. Floris voegt hier het

woord ‘vieze’ toe aan ‘nicht’, een voor velen en zeker ook voor hem negatieve term, en steekt daarmee zijn afkeuring ten opzichte van nichterige homo’s niet onder stoelen of banken. Nu hij een tijdje uit de kast is laat hij zich iets minder negatief uit over vrouwelijke homo’s, maar dit wordt vooral veroorzaakt door het feit dat hij nu geen angst meer heeft om zelf als nichterig gezien te worden. Bij Floris is er voor een gedeelte sprake van een negatieve houding ten opzichte van stereotype homo’s omdat hij bang is ook zo gezien te worden door zijn omgeving. Wanneer dit niet zo blijkt te zijn verandert dit niet zozeer zijn mening over deze soort homomannen dan wel de heftigheid waarmee hij over deze homomannen praat.

De stereotype homoman is niet een concept dat alleen leeft in de hoofden van mensen. Het wordt bevestigd wanneer mensen, hetero’s maar zoals hierboven blijkt ook homo’s, geconfronteerd worden met homo’s in het dagelijks leven. Het kan hier gaan om homomannen in hun directe omgeving maar ook om mannen in de media die in de ogen van mensen voldoen aan de stereotype homoman. In de gesprekken met Floris en Harm gaat het over dé ene homo die in het dorp van Floris woont. Deze man is bekend, of berucht, in het hele dorp en de jongens vertellen dat er binnen hun vriendengroep spottend en negatief over deze man gesproken wordt en dat dit in de woorden van de jongens eigenlijk alleen is omdat hij homo is. Opvallend is dat het spotten en negatief doen over deze man niet gestopt is toen de jongens uit de kast kwamen, en nog opmerkelijker is dat de jongens aangeven ook mee te doen met hun vrienden. De jongens vertellen niet expliciet over hun redenen om hier aan mee te doen maar het lijkt veroorzaakt te worden door het feit dat zij door hun vrienden

45 niet zo gezien willen worden. Ook in de media worden de jongens geconfronteerd met stereotypes van homo’s. Bekende Nederlanders zoals Gerard Joling en Gordon worden in deze context door de jongens genoemd. De jongens die deze namen, onder andere, noemen geven aan dat deze

homomannen een bepaald beeld geven van hoe homomannen zijn en dat ze zich daar niet prettig bij voelen. Ook hier is sprake van het feit dat ze zich op de eerste plaats niet herkennen in dat beeld van een homoman en op de tweede plaats zijn ze bang om wel zo gezien te worden door hun omgeving. Zoals Marijn vertelt: “[De media] vormen een beeld, van iets dat heel persoonlijk is, seksualiteit en

geaardheid, wat uiteindelijk 10 procent is, en je geeft daarmee een afspiegeling van die 10 procent van de bevolking. Je maakt het voor die mensen en voor die mensen die dat beeld hebben van wat homo’s zijn wel lastiger op. Vind je het dan gek dat als een moeder een Gerard Joling en Gordon ziet in glitterpakjes en vervolgens komt haar zoon binnen en die zegt mama ik ben homo, dat ze afgezien van haar geloof zo zou reageren en zou gaan huilen enzo.”. Hier wordt duidelijk dat hij het vervelend

vindt dat het beeld zoals dat vooral op televisie te zien is in zijn ogen geen goed beeld geeft van alle homo’s, de tien procent van de bevolking.

Het stereotype van de homoman in de media komt het meest naar voren in de verhalen van de jongens over de jaarlijkse Canal Parade (in de volksmond gaypride genoemd). De Canal Parade, het bekendste onderdeel van de jaarlijkse Amsterdamse Gay Pride week, is een botenparade door de grachten met als doel homoseksualiteit te vieren, zichtbaarheid te geven, en daarnaast acceptatie na te streven. De beelden van de gaypride in kranten en journaals laten vaak boten met schaars geklede dansende mannen zien en veel roze accenten. Het zijn vooral deze beelden die aansluiten bij de stereotyperingen van homo’s en dit is ook waar de meeste jongens het over hebben als het over de gaypride gaat. Ook het beeld van homo’s op de gaypride dat door middel van de media, of door het bezoeken van het evenement, bij de jongens terecht komt wordt door sommige van de jongens als negatief gezien. Evert zegt over de gaypride: “In eerste instantie moet ik er wel om lachen, maar

daarna word ik ook echt boos. Weet je, als je al die mensen ziet op die gayprideboten, bij de NOS filmen ze alleen die bepaalde boten, halfnaakte spierbundels met roze veertjes enzo, dat vind ik echt nichterig en dat vind ik ook helemaal niet goed voor het algemene beeld van de homoseksueel.” Evert

stoort zich op de eerste plaats aan de manier waarop homomannen zich presenteren op de gaypride en hij geeft aan dat dit vooral veroorzaakt wordt door het beeld dat hierdoor van homomannen wordt verspreid. Ook Dennis geeft aan dat hij deze beeldvorming vervelend vindt: “Maar ook met de

gaypride bijvoorbeeld, dan zie je daar van die types lopen dat komt dan juist op tv omdat dat leuk is, omdat dat echt sensatie zoeken is. En die verpesten het eigenlijk voor de rest omdat ze zo fout in de spotlights willen komen.” De negatieve reacties op de gaypride komen voornamelijk door het beeld

van homo’s dat hierdoor naar voren komt. De jongens zijn bang dat dit ervoor zorgt dat ook zij als stereotype homo worden gezien. Bij Floris komt dit duidelijk naar voren als hij vertelt dat hij op een

46 boot wil staan tijdens de gaypride “met een groot bord met er zijn ook normale homo’s!”. Ondanks dat hij dit niet echt van plan is laat dit duidelijk zien dat Floris de beeldvorming van de gaypride graag zou willen veranderen. Marijn is iets minder negatief over de gaypride, “[…] maar het zou ook wel

minder kunnen. Ik ben zeker niet zo’n zure homo van we moeten allemaal nagaan wat er voor beeldvorming bestaat […] het is ook wel leuk”. Even later zegt hij “Misschien ben ik ook wel aan het zeuren, dat over the top is toch ook nog wel enigszins homokenmerkend.”. Hierdoor wordt het

duidelijk dat Marijn er minder heftig in staat dan andere jongens. Maar ondanks deze minder uitgesproken reactie stelt ook Marijn dat de gaypride ook wel minder zou kunnen in verband met de beeldvorming.

Het is niet zo dat de jongens zich enkel negatief uiten over de gaypride. Vooral de oudere jongens die wel eens naar de gaypride zijn geweest geven ook aan dat het een leuk feest is. Dennis, die zich stoort aan de beeldvorming van de gaypride, vertelt waarom hij naar de gaypride gaat: ”Ik

hou van feesten en omdat ik dat echt geweldig vind, en omdat je negen jongens op een avond kan zoenen. Nee, gewoon het sfeertje wat zo leuk is, ik kijk mijn ogen uit. Soms een beetje spottend, van jongen wat loop jij erbij. Maar ik geniet ervan, er zijn zoveel verschillende individuen die daar

rondlopen.”. In deze uitspraken van Dennis wordt duidelijk dat hij deze dag ook als een feest ziet, een

dag waarop hij zijn homoseksualiteit kan vieren, waar hij met volle overtuiging aan meedoet. Als hij aangeeft dat hij spottend kijkt naar hoe sommige jongens erbij lopen laat hij daarmee ook een bepaalde afkeer van het stereotype zien. Ook het idee dat het vergroten van de acceptatie van homoseksualiteit een doel is van de gaypride is terug te horen in de verhalen van de jongens. “Ja de

gaypride is natuurlijk ontstaan vanuit acceptatie. En het is nu vooral een feestje geworden. Het gaat niet alleen om homo’s er varen ook hetero’s mee, acceptatie staat nog steeds centraal, maar het is gewoon een feest.” Niels geeft aan dat hij weet dat de gaypride ook om meer acceptatie draait, maar

zoals hij hierboven vertelt vindt hij dat het nu vooral een feest is. De houding van de jongens ten opzichte van de gaypride en de uitspraken die ze erover doen lijken tegenstrijdig te zijn, maar ze gaan over verschillende aspecten van het evenement. De beelden van homoseksualiteit die gevormd worden, zowel door homo’s zelf als door de media, worden door de meeste jongens als negatief beoordeeld. Dit heeft er in de meeste gevallen mee te maken dat ze zichzelf niet herkennen in het beeld van een homoman dat gepresenteerd wordt. Hiermee samenhangend geldt dat sommige jongens bang zijn om geassocieerd te worden met deze homomannen omdat ze zelf ook homo zijn. Aan de andere kant geven de jongens die er geweest zijn aan dat ze de gaypride ook een leuk feest vinden en dat ze het fijn vonden om er te zijn. Echter, dit verwijst naar een ander aspect van de dag, niet naar beeldvorming maar naar een feest waar je jezelf kan zijn als homo, zoals bijvoorbeeld Dennis omschrijft.

47 opmerkelijk dat de jongens in veel gevallen spreken in termen als ‘normaal’ en ‘anders’. Met deze termen spreken ze over afwijkingen van bepaalde normen op het gebied van gender, en

voornamelijk mannelijkheid, die worden aangeduid als anders of niet normaal. Door een aantal jongens worden de aloude, aan Nederlandse nuchterheid toegeschreven, woorden “doe maar normaal dan doe je al gek genoeg” gebruikt. In een uitspraak van Dennis: “Het is best wel gek om te

zeggen als homo, maar doe maar normaal dan doe je al gek genoeg eigenlijk. Ik accepteer het wel, daar niet van, maar waarom… misschien vind je het zelf fijn om zo te zijn, maar waarom doe je zo, of waarom ben je net een half wijf”. Door aan te geven dat het voor een homo misschien gek is om te