• No results found

Onzichtbaarheid van beperking van broer en ouders

Deel 3: Onderzoeksresultaten

1.1 Onzichtbaarheid van beperking van broer en ouders

Net zoals de andere brussen haalt Sander de onzichtbaarheid van de beperking van zijn broer en ouders aan. Hij maakt hierbij de vergelijking tussen doof-zijn als onzichtbare beperking en zichtbaardere beperkingen, zoals een mentale, fysieke of visuele beperking.

Da’s wel… hij (= buitenstaander) kan niet zien of ze doof zijn of niet. In een rolstoel zie je dat hé. Maar doof zijn niet.

74

1.1.1 Gevolgen van onzichtbaarheid van beperking van broer en ouders

1.1.1.1 Onwetendheid bij Sander

Sander voelde reeds op jonge leeftijd aan dat iets niet klopte in zijn gezin, maar wat er precies anders was aan zijn broer en ouders was voor hem niet onmiddellijk duidelijk. Het was als baby, peuter en kleuter niet makkelijk om als enige horende persoon in een doof gezin te leven. De communicatie liep niet van een leien dakje met voor Sander soms frustraties, verdriet en boosheid als gevolg. Sander herinnert zich niet op welk moment hij tot het besef gekomen is dat zijn broer en ouders doof zijn. Ook herinnert hij zich niet op welk moment hij precies begon te verstaan welke gevolgen het doof-zijn heeft voor zijn broer, zijn ouders, maar ook voor zichzelf. Hij is het, als het ware, automatisch gewend geraakt om in een doof gezin te leven. Ook het leren van gebarentaal gebeurde vanzelf door hier van kleinsaf in op te groeien.

Mama zegt dat ik altijd huilde, omdat ik niet wist wat er scheelde. Ja, ze zeiden niets tegen mij en zo. En ik was daar boos om dat ze doof waren. Ik verstond het toen nog niet. Ik was daar boos om. Gewoon, ik wist niet wat er gaande was.

1.1.1.2 Onwetendheid bij buitenstaanders

Net als de andere brussen in dit onderzoek merkt Sander op dat de onzichtbaarheid van een auditieve beperking een invloed heeft op de reacties van vreemde mensen. Gezien Sanders broer en ouders een gewone fysieke verschijning hebben, wordt hun auditieve beperking voor buitenstaanders meestal pas zichtbaar zodra deze contact willen maken. Op sommige momenten daarentegen valt de auditieve beperking van Sanders broer en ouders wél meteen op. Sanders broer en ouders communiceren met elkaar via gebarentaal. Het gebruik van gebarentaal in het openbaar maakt de beperking als het ware zichtbaar en zorgt wel eens voor verwondering of voor starende blikken bij andere mensen.

Soms heb je wel mensen die blijven kijken en dat is minder leuk.

Op momenten waarop zijn broer of ouders echter alleen op pad zijn – en dus niet met elkaar aan het communiceren zijn via gebarentaal – wordt hun beperking opnieuw onzichtbaar en zijn de onwetende reacties van de buitenwereld gelijkaardig aan deze die de andere brussen omschrijven. Net als zij is Sander van mening dat de onzichtbaarheid van de beperking niet altijd een positieve invloed heeft op de reacties van vreemden. Zo heeft ook Sander al ervaren dat mensen zich uit onwetendheid niet altijd aanpassen aan

75

de beperking van zijn broer en ouders of niet begrijpen waarom deze amper reageren op een opmerking of een vraag.

Hij kan dat niet horen en sommige mensen worden dan kwaad als hij niet reageert. Sommige mensen weten dan ook niet wat er scheelt. (…) Die mensen… wat gebeurt er nu? Waarom reageert hij nu niet en zo? (…) En mensen die zich niet aanpassen en zo.

1.1.1.3 Minimaliseren van beperking en van Sanders positie als enige horende persoon in het gezin

Sander heeft niet het gevoel dat de beperking van zijn broer en ouders geminimaliseerd wordt door familie, vrienden en de ruimere omgeving. Ook heeft hij niet het gevoel dat er te weinig aandacht besteed wordt aan hem als brus en als zoon van dove ouders. Hij is zijn situatie zodanig gewend dat hij het niet abnormaal vindt om de enige horende persoon in dit gezin te zijn. Wel geeft hij aan dat hij – net als de meeste andere brussen in dit onderzoek – van omstaanders weinig de vraag krijgt hoe het is om samen te leven en om te gaan met dove mensen. Wanneer er toch gepraat wordt over het feit dat zijn broer en ouders doof zijn, blijven de gesprekken eerder oppervlakkig.

Maar er wordt nooit gevraagd of het moeilijk is om daarmee te leven. Dat zeg ik ook nooit. Het is eigenlijk de eerste keer dat ik dat zeg of zo. (…) Ik heb me natuurlijk wel al voorgesteld van “mijn ouders zijn doof”. Ze stellen dan wel vragen. Maar je hebt niet veel… het is niet helemaal vanbinnen. Het is zo oppervlakkig als we erover praten.

Gezien omstaanders zich weinig vragen stellen bij de toch wel bijzondere positie van Sander als enige horende persoon in zijn gezin, beschouwde Sander dit onderzoek – net als de andere brussen – als een mooie kans om zijn verhaal aan bod te laten komen en om eens dieper stil te staan bij zijn gezinssituatie.

1.1.1.4 Minimaliseren van beperking door Sander

Sander laat tijdens de gesprekken meermaals aan bod komen dat doof-zijn eigenlijk geen handicap is en gerelativeerd kan worden in vergelijking met andere beperkingen. Van alle brussen gaat hij de beperking van zijn broer en ouders het sterkst minimaliseren.

Het zijn geen mensen in een rolstoel. Allez, dat zijn ook normale mensen hé. Maar ze kunnen iets meer dan die mensen. Zij zijn eigenlijk net geen gehandicapten vind ik. Papa en mama zeggen het ook: het is eigenlijk geen handicap. Het is gewoon een kleine beperking. Een handicap betekent echt niet kunnen lopen, blind zijn en zo.

76

Hij vindt het niet moeilijk om het enige horende gezinslid te zijn en is tevreden met zijn gezinssituatie. Sander zou het moeilijker vinden, indien Mathias een “zwaardere” beperking zou hebben. Op die manier ontkent hij, evenals een aantal andere brussen in dit onderzoek, in een bepaalde mate zijn recht op erkenning als brus en als zoon van dove ouders. Ook het feit dat Mathias zelfstandig en onafhankelijk is, maakt het voor Sander makkelijker als brus.

Als hij bijvoorbeeld in een rolstoel zou zitten of zo, zou dat nog zwaarder zijn voor mij. Dat zeker!

1.1.1.5 Beperking van broer en ouders vraagt nauwelijks aanpassingen

Sander is zich er van bewust dat er thuis aanpassingen dienen te gebeuren omwille van de beperking van zijn broer en zijn ouders. Voor een buitenstaander lijkt het geen vanzelfsprekende taak om als horende persoon steeds te moeten communiceren via gebarentaal. Sander werd, door het feit dat zijn broer en ouders doof zijn, verplicht om gebarentaal te gebruiken en werd zo als het ware mee doof in zijn gezin. Ondanks het feit dat buitenstaanders dit als een grote aanpassing zien, geeft Sander aan dat het gebruik van gebarentaal geen inspanning van hem vraagt en door hem niet als een aanpassing beschouwd wordt. Ook de andere aanpassingen – waarop later verder ingegaan wordt – worden door Sander niet als grote aanpassingen beschouwd en behoren voor hem tot de gewone gang van zaken in het gezin.

Ja, het is niet dat het moeilijk is om Nederlands of gebarentaal te spreken. Het is alletwee hetzelfde.