• No results found

2 Doel en onderzoeksvragen

6.1 Ontwikkeling van de bebouwde delen

Bij het inventariseren van bodemverstoringen in de dorpskern van Spiere is onderscheid vrijwel niet te maken tussen historische sporen uit de middeleeuwen en nieuwe tijd en recente versto-ringen (20e eeuw). Voor de opdracht is dit niet relevant. Het accent ligt op het neolithicum en de vraag is in hoeverre de bebouwing in de dorpskern de neolithische site verstoord heeft.

Spiere heeft van oudsher een kleine bewoningskern. Die lag aan het Robecijnplein en een deel van de uitvalswegen Jacquetbosstraat en de Oudenaardseweg. De parochiekerk staat op een kunstma-tige heuvel en domineert het dorpscentrum. Het dorp heeft het historische stratenpatroon volgens de Ferrariskaart (1770-1778) grotendeels behouden (Uitgeverij Lannoo, 2009). De Atlas der Buurt-wegen (1843) toont geconcentreerde bebouwing aan de Dries, Moeras, Jacquetbosstraat en de Hellehoekstraat (figuur 6.1). Ten noordwesten van de dorpskern aan het belangrijke knooppunt van de wegen Kortrijk-Doornik en Oudenaarde-Moeskroen ontwikkelde zich in de 19de eeuw een indus-triegebied, waaronder de aanwezigheid van het station en ‘La barrière de fer’ vallen. De bebouwing nam geleidelijk toe, aan de Jacquetbosstraat. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd de bebou-wing in Spiere meer uitgebreid en pas in de jaren 1990 kwam dit in een stroomversnelling en is het bebouwde oppervlak aanzienlijk uitgebreid. Recente woonuitbreidingen ten noorden en ten noord-westen van de kern zijn de Sint-Amandswijk en de Vromanwijk. Aan de Oudenaardseweg werden villa’s gebouwd. Toch heeft Spiere haar sterk landelijk en open karakter behouden. Buiten de dorps-kom liggen verspreide hoeves en boerenarbeidershuisjes. De meeste boerderijen zijn uit bedrijf en werden verbouwd of zijn nog in bedrijf maar werden sterk verbouw.

              P   .$63,+(BILJ

Figuur 6.1. Spiere op de Ferrariskaart (bron: Uitgeverij Lannoo, 2009).

De bebouwde (en potentieel archeologisch verstoorde) zones in het studiegebied zijn dan ook voor-namelijk beperkt tot de huidige dorpskern (zone I). Die heeft een totale oppervlakte van 18,0 ha. Een groot deel daarvan (70,4 %) is niet bebouwd en bestaat uit tuinen, perken, groenstroken, het kerkhof en dergelijke; de rest is bebouwd met huizen, stallen, loodsen, parkeerplaatsen en derge-lijke of is onderdeel van de openbare weg. De bebouwing is het dichtst en meest opeen gepakt in de historische dorpskern. De kavels zijn hier relatief klein maar grotendeels bebouwd. In de uitbrei-dingswijk aan de Oudenaardseweg zijn de kavels groter en minder dicht bebouwd, vooral die aan de Oudenaardseweg. De bebouwing is het meest open bij het nieuwe gemeenschapscentrum. Daar staan weliswaar enkele grote gebouwen, zoals het gemeentehuis en scholen, maar er zijn ook grote onbebouwde terreinen zoals de sportvelden. De oppervlakte van zone I komt niet overeen met de oppervlakte van het geheel van ‘woongebied’ en ‘woonuitbreidingsgebied’ zoals aangegeven op het Gewestplan van Spiere. Het Gewestplan heeft dan ook als toestandsdatum 01/01/2002.

Figuur 6.2. Spiere op de Atlas der Buurtwegen (1843; bron: www.giswest.be). soort ha % bebouwing 2,1 11,8 onbebouwd 12,7 70,4 weg 3,2 17,7 totaal 18,0 100,0

Tabel 6.1. Overzicht van het grondgebruik in zone I.

De gaafheid van de neolithische vindplaats is in de huidige dorpskern vooral aangetast door de graafwerkzaamheden die gepaard zijn gegaan met de bouwwerkzaamheden, hoewel uit het boor-onderzoek blijkt dat de bodem hier relatief gaaf is (§ 6.8). Hier hebben al in de 17e eeuw op relatief grote schaal graafwerkzaamheden plaatsgevonden. Zo is de zuidelijke rand van de rug op het einde van de 17e eeuw gedeeltelijk afgegraven tijdens de aanleg van de Spierelinie ( § 6.5). Daarnaast hebben grondwerkzaamheden gerelateerd aan reguliere bewoning in de loop der tijd de vindplaats ook verstoord. Deze graafactiviteiten hebben evenwel ook een keerzijde, en voegen op hun beurt een nieuwe ‘archeologische laag’ aan Spiere toe. Deze activiteiten hebben nauwelijks invloed op de

                    P      .$63,+(BILJ RQEHERXZG EHERXZLQJ ZHJHQ EHERXZLQJGHHOJHELHG, OHJHQGD JUHQVGHHOJHELHG, JUHQVSODQJHELHG JUHQVVLWH RYHULJ

Figuur 6.4. Impressie van de dorpskern in Spiere.

gaafheid van de gracht van het middenneolithisch aardwerk, omdat uit de opgraving uit de periode 1993-1995 bleek dat die 2-3 m diep is (Vanmontfort e.a., 2001/2002). Bovendien is de gracht der-mate breed en diep dat alleen diepe grondwerkzaamheden dit elementaire deel van de site hebben verstoord. De conservering van de site is nauwelijks aangetast. Vermoedelijk hebben alleen de graa-factiviteiten in het kader van de kanalisatie van de beken en de Schelde geleid tot een lokale daling van de grondwaterspiegel, dat wil zeggen hoofdzakelijk in het dal van de Zwarte Spierebeek en de Schelde. Het is evenwel onduidelijk of zich hier ook bewoningssporen bevinden. Colluvium en afval-lagen uit het neolithicum bevinden zich in elk geval in de alluviale vlakte van de Schelde. De invloed van de grondwerkzaamheden op de conservering in deze gebiedsdelen is onbekend. De hoeveel-heid aan palynologische gegevens die het noodonderzoek in 1991 in het dal van de Schelde ople-verde, doet vermoeden dat de gevolgen daarvan op de conservering beperkt zijn.

Om een prognose op te stellen van de impact van het te verwachten aantal bouwdossiers is bij de gemeente navraag gedaan naar toekomstige bouwstromen in Spiere. Op dit moment zijn er geen concrete bouwontwikkelingen gepland in het dorp. Het gedeelte van de neolithische vindplaats aan de kant van de Schelde is als bouwvrije zone opgenomen in het RUP-Spierebeken, dat ondertus-sen is goedgekeurd (mededeling dhr. R. Vandevenne, Eerste Schepen gemeente Spiere-Helkijn,

22-1-2013). Op basis van deze informatie kan een kwantificering en verwachting voor de toekomst dan ook niet worden gegeven.