• No results found

2 Doel en onderzoeksvragen

6.5 Onderzoek van historisch kaartmateriaal

In het kader van de studieopdracht heeft onderzoek van historisch kaartmateriaal plaatsgevon-den. Hiervoor is gebruik gemaakt van een artikel van Ph. Despriet (2011) in een boek over forten en veldversterkingen tussen Leie en Schelde in de periode 1566-1713, waarin tientallen histori-sche kaarten en luchtfoto’s zijn gebruikt. Op deze kaarten zijn diverse militaire linies pal ten noor-den van Spiere getekend. Zichtbaar op deze kaarten is dat die dwars door de cultuurgronnoor-den van

de plaats lopen, die voornamelijk als akkerland in gebruik zijn. Door wie waren deze linies eigenlijk aangelegd, waarvoor en wanneer?

Tussen 1566 en 1604 beleefde Zuid-West-Vlaanderen een periode van zware onlusten. In eerste instantie werden die gevoed door religieus fanatisme en sociale kansarmoede, maar op termijn groeiden die uit tot een algemene opstand tegen Spanje. Het frontgebied lag in het gebied tussen Gent en Moeskroen. Ook in de omgeving van Spiere vonden herhaaldelijk gevechtshandelingen, Figuur 6.18. Luchtfoto’s van Spiere en omgeving (uit: Despriet, 2011, p. 201).

rebellie en plunderingen plaats door muitende bendes, waarbij onder meer kerken, kloosters en kapellen werden geplunderd. Tussen 1609 en 1621, ten tijde van het Twaalfjarig Bestand, keerde de rust weder. Dit was echter van relatief korte duur. Nadat de Franse koning Lodewijk XIII een akkoord had gesloten met de Republiek der Verenigde Provinciën, verklaarde hij in 1635 de oorlog aan Spanje. Deze oorlog leverde voor Frankrijk grote terreinwinst op.

Het bewind van zijn opvolger, Lodewijk XIV, kenmerkte zich door zeven oorlogsperiodes tussen 1644 en 1713. Ook na de Vrede van Munster (1648) laaide in 1658 de strijd weer in alle hevigheid op. Daarbij kreeg Zuid-West-Vlaanderen het tussen 1677 en 1713 zwaar te verduren en ging uit-eindelijk een groot gebied definitief verloren. Uit dit overzicht blijkt dat door of bij Spiere militaire linies liepen, die onderdeel uitmaakten van de strijd om de Franse Nederlanden. Met de Vrede van Nijmegen (1678) kwam een einde aan de Hollandse oorlog die tussen Frankrijk en de Republiek werd uitgevochten. Wat resteerde van de Spaanse Nederlanden werd Frans territorium, en ook het gebied rond Kortrijk verdeeld tussen Frankrijk, Spanje en de Republiek. In deze context kreeg het idee om Franse linies te bouwen voor het eerst gestalte, hoewel sommigen menen dat deze linie al in 1677 voor het eerst zou zijn aangelegd. In 1683 werd groen licht gegeven voor de aanleg van de Spierelinie, die tussen Spiere en Menen liep. Gedurende de Negenjarige Oorlog viel Lodewijk XIV echter alweer de zuidelijke Nederlanden binnen. Omdat Noord-Frankrijk diende als uitvalsba-sis tegen het Spaanse leger, werd de Spierelinie in 1689 volgens een gewijzigd verloop opnieuw aangelegd. Niet lang daarna werd Kortrijk door de Fransen ingenomen. Heel het najaar van 1689 en tijdens de lente van 1690 werkten de Fransen koortsachtig aan het herstel van de Spierelinie, waarvan delen waren afgevlakt door de Spanjaarden. In 1697 werd de Vrede van Rijswijk gesloten. Het duurde echter tot in 1717 voordat een lange periode van vrede aanbrak, nadat de Republiek, Engeland en Frankrijk verklaarde om elkaars grondgebied te waarborgen en de bepalingen van de Vrede van Utrecht na te leven.

Uiterlijk van de Spierelinie

In Spiere werden tussen de Schelde en de Oudenaardseweg drie verschansingen gepland tijdens de mogelijke bouw van 1677. Langs de verdedigingsgordel liggen achtereenvolgens de Spiere-brug, het Spiere-dorp, het Spiere-kasteel en de brug van Kooigem op de parochiegrens van Spiere en Kooi-gem. Dit zuidelijke deel van de linie bestaat alleen uit redoutes, die niet door een gracht en pijlschan-sen verbonden zijn. Het is echter onbekend in hoeverre dit een feitelijke weergave van de situatie is. De verdedigingslinie werd voor zover bekend het eerst aangelegd in 1683 over een totale lengte van 17,9 km. De exacte data van de aanleg bij Spiere zijn ook bekend: tussen 1 en 30 november 1683. Tijdens de aanleg hadden de Fransen een ‘corps de garde retranché’ gebouwd. De laat-ste van de 21 redoutes van de linie bevond zich op de zuidwestzijde van de Zwarte Spierebeek en haar monding in de Schelde. In 1689 werd de linie nogmaals aangelegd, weliswaar iets anders dan eerder het geval was. In beide gevallen werd het grondgebied van Spiere doorsneden. Zo ook werd in beide gevallen schade veroorzaak door graaf- en bouwwerk, het gedwongen betalen van contributies, het instellen van een openschootsveld (waarvoor hoeves werden gesloopt en bomen werden gerooid), etc. Op het grondgebied van Spiere lagen vijf versterkingen, waarvan drie in het studiegebied. In het dorp lag de kerk, ook wel omschreven als ‘l’Eglise Espierre retranchée’, en

dusdanig aangeduid als versterking 28 (figuur 6.19e). Op de zuidzijde van de Oudenaardseweg, bij de Grote Spierebeek, lag de ‘Redoute dudit retranchement’ (nr. 29; figuur 6.19 h)). Op één van de documenten is zij aangeduid als nr. 30. Met behulp van een kanonnenbatterij en drie wacht-lokalen werd van daaruit de Oudenaardseweg bewaakt. De ‘Redoute de l’Escaut’ was de laatste in de verdedigingsgordel en lag tussen de Spierebeek en de Schelde. Er werd weinig strategisch voordeel geput uit de hoge posities in het landschap. Daar staat echter tegenover dat men bij de Schelde aansloot op een beekmonding in de rivier. Samen met het open schootsveld moest dit een Vlaams-Spaanse aanval bemoeilijken. Ook werd grote aandacht besteed aan bruggen. Zo werd de Figuur 6.19. Weergave van de Spierelinie en de Clarelinie op historische kaarten (uit: Despriet, 2011).

brug van de Spiere door een redoute beveiligd en bewaakt. Het beheersen van een hier gemaakte sluis bood kans voor het onder water zetten van militair gebied. De redoutes bestonden uit geslo-ten schansen op vierkante plattegrond, aansluigeslo-tend op een doorlopende droge gracht met aarden wal. Die waren op regelmatige afstand, in principe elke 80 toises (=156 m), onderbroken door pijl-schansen die naar het noorden en noordoosten waren gericht. Door de aanleg van de linie in 1689 verloren 39 inwoners van Spiere gezamenlijk 20,5 ha grond.

Er zijn minstens vier cartografische documenten bekend waaruit blijkt dat men steeds weer verbete-ringen in de Spierelinie wilde aanbrengen. Eén verbetering was de heraanleg van de gracht en aan-palend talud tussen de redoutes. De gracht werd breder uitgegraven, het aarden talud werd wat ver-plaatst en hoger en breder heraangelegd (figuur 6.19). Een andere verbetering was de aanleg van een fort met bastions aan vijf zijden, ter hoogte van het huidige gemeentecentrum noordelijk van het dorp. Het werd versterkt met twee kanonbatterijen op de oevers van de Schelde en de Spierebeek. Hiermee kon elke vijandige benadering vanuit Helkijn worden verijdeld. De vraag is of dit plan ooit is gerealiseerd; dit geldt in elk geval voor het plan zoals afgebeeld op figuur 6.19 g. Despriet veron-derstelt dat het slechts bij plannen is gebleven. Het exacte verloop van de Spierelinie en de ligging van de drie versterkingen in Spiere is niet bekend. Echter, door bestudering van het DHM, de Fer-rariskaart en de huidige kadastrale kaart kan de ligging van een deel exact worden bepaald. Op het DHM is oostelijk van de Grote Spierebeek namelijk een smalle verhoging van 75 m lang zichtbaar die precies naar een opvallende punt in de beek loopt. Deze punt en de rug zijn beide niet natuur-lijk, maar door menselijk handelen gemaakt als onderdeel van de Spierelinie. Uit het booronderzoek bleek namelijk dat hier een wallichaam ligt, dat pal naast een gracht is opgeworpen (kaartbijlage 1; § 6.8 en figuur 6.25). Uit de oriëntatie van de linie blijkt dat de eerste versterking juist op de rug ligt, ongeveer ter hoogte van het doodlopend einde van de St. Amandswijk. De ligging van de tweede en derde versterkingen kunnen moeilijker worden bepaald omdat goede aanknopingspunten ontbreken. Volgens sommige kaarten ligt deze versterking op de oostelijke rand van de rug. Het enige moge-lijke aanknopingspunt is een de oostemoge-lijke grens van perceel 110A oostelijk van de Oudenaardse-weg. Deze opmerkelijke perceelsgrens lijkt de helft van een vijfhoek te vormen, zoals ook de tweede versterking van de Spierelinie. De derde versterking heeft tussen het huidige kanaal en de Schelde gelegen. Mogelijk komen hiervoor percelen 153f en 157f in aanmerking, maar een ligging noordelij-ker (Wallonië) of zuidelijnoordelij-ker is ook mogelijk (figuur 8.3).