• No results found

2 Doel en onderzoeksvragen

6.2 Het geofysisch onderzoek in het testgebied

Het geofysisch onderzoek in het testgebied bestond uit weerstandsonderzoek, magnetometrisch onderzoek, elektromagnetisch onderzoek en grondradar.

6.2.1 Weerstandsonderzoek (RAAP)

In de meetdata van het elektrisch weerstandsonderzoek zijn verschillende afwijkingen waargeno-men. Ten eerste is er een baan met lage weerstandswaarden te zien parallel aan de Oudenaardse-weg (wit op figuur 6.5). Die wordt, op basis van de aard en oriëntatie van deze afwijking, waar-schijnlijk veroorzaakt door een gedempte sloot parallel aan de weg. Het is mogelijk dat die weg in het verleden meer naar het oosten heeft gelegen of breder is geweest waardoor de naastgelegen sloot ooit meer naar het oosten lag. De huidige topografie is niet zo nauwkeurig te vergelijken met ouder kaartmateriaal om dit te onderbouwen. Daarnaast is er een band van hoge waarden zicht-baar van 4 tot 5 meter breed en circa 30 meter lang, die oost-west georiënteerd is. Deze lineaire baan kenmerkt zich door hoge weerstandswaarden (zwart op figuur 6.5). Uit eerder onderzoek, ten westen van het huidige studiegebied, is gebleken dat de gracht circa 4 tot 5 meter breed en 2 tot 3 meter diep was (Vanmontfort e.a., 2001/2002). Op basis van dit onderzoek werd de gracht in het testgebied verwacht en lopend van west naar oost, min of meer haaks op de Schelde. Dit komt vrijwel overeen met de zwarte strook op figuur 6.5. De aard, afmeting, oriëntatie en vorm daarvan kan zeer waarschijnlijk geïnterpreteerd worden als de gracht van het middenneolithisch aardwerk. Het feit dat bij een bredere elektrodenafstand afwijking B onduidelijker te onderscheiden is kan een mogelijke indicatie zijn dat de greppel een diepte heeft die op verschillende plaatsen minder is dan 1,5 meter -Mv. Dit zou betekenen dat de gracht in het testgebied, in elk geval lokaal, aan-merkelijk minder diep is dan op het perceel westelijk van de Oudenaardseweg. Het is onduidelijk of dit mogelijke doorgangen in de gracht betreft, of dat de gracht als geheel minder diep is dan op het perceel westelijk van de Oudenaardseweg. Het feit dat deze afwijking een hogere weerstands-waarde heeft dan de omliggende bodem komt overeen met de resultaten van eerder elektrisch weerstandsonderzoek op het middenneolithisch aardwerk op de Hermansheuvel in Bekkevoort (van Dijk, 2011). Ook hier hadden de greppels van het aardwerk hogere weerstandswaarden dan de omliggende bodem. De reden voor deze afwijkende waarden is een punt van discussie. Ver-volgonderzoek zal moeten uitwijzen wat deze hogere weerstandswaarden veroorzaakt.

Als laatste is er nog een kleine zone met hoge weerstandswaarden te onderscheiden ten zuiden van de zwarte strook op figuur 6.5. Deze afwijking meet circa 2 bij 2 meter en is zichtbaar als een zwarte vlek op figuur 6.5. De precieze aard van deze kleine afwijking is onduidelijk. Ook als een bredere elektrodenafstand wordt gehanteerd zijn deze drie afwijkingen te onderscheiden, maar de tweede afwijking is onduidelijker. Er kan een voorzichtige eerste interpretatie gemaakt worden. Er lijkt sprake te zijn van een gracht pal ten oosten van de Oudenaardseweg, in aansluiting op de gracht die in 1993-1995 is opgegraven. Echter, zonder aanvullend vervolgonderzoek kan dit echter niet geverifi-eerd worden. Mogelijk is de derde afwijking een archeologische kuil die met puin is opgevuld.

Moge-Figuur 6.5. Resultaten van het weerstandsonderzoek. Het onderzochte gebied is als rode stip op de inzet weergegeven.

lijk houdt die verband met het aardwerk. Bij het elektrisch weerstandsonderzoek in Bekkevoort zijn ook afwijkingen aangetroffen binnen de greppels van het aardwerk (van Dijk, 2011).

6.2.2 Magnetometrisch onderzoek (ArcheoPro & Saricon)

De resultaten van de magnetometingen zijn weergegeven op de linkerfiguur in figuur 6.6. Het onder-zochte gebied beslaat het gedeelte dat met de weerstandsmeter onderzocht is, uitgebreid richting de Spierebeek. Een zone pal naast de Oudenaardseweg leverde hoge positieve en negatieve waar-den op en is rood gearceerd. De rode punten op de figuur duiwaar-den locaties aan waar kleinere metalen voorwerpen dicht aan het oppervlak liggen. Het magnetische signaal laat hier een positieve piek zien met een negatieve zone er langs. De overgang tussen positief en negatief is een indicatie voor de diepte. De overgang is hier zeer plots. Dit betekent dat deze objecten dicht aan het oppervlak liggen. De greppel komt naar voren als zone van hoge magnetische activiteit, versterkt door enkele punten van positief magnetisme (de groene lijn op de rechterfiguur in figuur 6.6). De overgang tussen het positieve signaal en het nauwelijks aanwezige negatieve signaal is zeer geleidelijk. Dit duidt op een grotere diepte van deze structuur. Dit komt overeen met de verwachte gracht van het aardwerk. Op afbeelding 6.6 zijn de resultaten van de magnetometriemetingen door Saricon te zien. Gelet moet worden op opvallen rood/blauw gekleurde punten. Deze geven ferrohoudende objecten aan.

Figuur 6.6. Resultaten van het magnetometrisch onderzoek door ArcheoPro. Het onderzochte gebied is als rode stip op de inzet weergegeven.

Figuur 6.7. Resultaten van het magnetometrisch onderzoek door Saricon. Het onderzochte gebied is als rode stip op de inzet weergegeven.

Figuur 6.9. Interpretatie van de resul-taten van het elektromagnetisch onder-zoek. Het onderzochte gebied is als rode stip op de inzet weergegeven.

Figuur 6.10. Resultaten van het grond-radaronderzoek door Saricon. Ter ver-duidelijking zijn de resultaten van het weerstandonderzoek door RAAP ook afgebeeld.

Dit kunnen zowel metaalhoudende objecten zijn, alsook gebakken aardewerk of bakstenen. Waar met weerstandsmetingen de vermoedelijke gracht zichtbaar is, is in de magnetometrie een opeen-volging van anomalieën te zien. Parallel aan de weg, aan de rand van het testgebied zijn ook enkele verstoringen zichtbaar. Deze zijn voor de vraagstelling niet relevant en betreffen waar-schijnlijk objecten op het maaiveld.

6.2.3 EM-onderzoek (ArcheoPro)

De zone van verhoogde weerstand tijdens het weerstandonderzoek, geïnterpreteerd als gracht, is aangegeven als groene lijn op figuur 6.9. Door de grotere verschillen in weerstand van het EM-onderzoek is deze lijn niet goed herkenbaar. Het is niet waarschijnlijk dat met de EM38 de grep-pel gevolg kan worden. Deze grepgrep-pel is evenmin in de resultaten van de EM31-metingen te zien. Deze meting gaat daarvoor te diep en accumuleert teveel informatie. Structuren als greppels raken dan al het ware overschaduwd door de overige meetwaarden. Deze methode is meer geschikt voor geologische overgangen. De twee meetlijnen die met beide instrumenten richting de Spierebeek zijn verricht, tonen allebei een zone van lage weerstand langs de beek, die blauw is gearceerd (figuur 6.8 en 6.9). Het betreft mogelijk een zone van beekafzettingen. Binnen de blauwe zone is een kort en strak piekje van hoge weerstandswaarden te zien, aangegeven als rode lijn op figuur 6.8. Dit kan een leiding of kabel zijn.

6.2.4 Grondradar (Saricon)

In de ruwe beelden van het grondradaronderzoek zijn reflecties waargenomen die duiden op de aanwezigheid van een leiding in de ondergrond. Die bevindt zich op de zuidelijke grens van het testgebied. Deze leiding loopt in zuidwest-noordoostelijke richting (figuur 6.10). Naast de leiding zijn in de bovengrond de overgang van de bouwvoor zichtbaar en rond 1 m -Mv soms een andere laagovergang. Het radargram is tweemaal weergegeven, in de onderste radargram is de laagover-gang met een roodgestippelde lijn verduidelijkt. In de timeslices én verticale radarprofielen zijn onder de bouwvoor geen reflecties zichtbaar die duiden op een gracht. De grondradar heeft enkel gemeten op het talud. Het is niet ondenkbaar dat de gracht ter plaatse van het talud allang geëro-deerd is en daarom niet meer zichtbaar is.

6.2.5 EMI data (ORBit/UGent)

De verschillende EMI datasets worden weergegeven in grijswaarden. Hierbij stellen donkere zones telkens hoge waarden voor: die zijn sterk geleidend voor de ECs, en sterk magnetisch voor de MGs data. De lichte zones stellen lage waarden voor: die zijn laag geleidend voor de ECa en weinig of niet magnetisch voor de MGs data. De resultaten zijn telkens geplot met afgelijnde sporen. Op figuur 6.11 staan de voornaamste sporen, aangetroffen in de elektrische geleidbaar-heidsdata, aangeduid. De onderliggende geofysische data zijn de gefilterde versie van de ECs metingen met de 1 m PRP spoelconfiguratie.

De anomalie, die op basis van eerder archeologisch en geofysisch onderzoek, is geïnterpreteerd als een neolithische gracht. Die is duidelijk zichtbaar in het noorden van het testgebied. Tevens werd in dit gebied een sterk elektrisch geleidende anomalie aangetroffen die mogelijk ook een archeologische oorsprong heeft. Die is op figuur 6.11 aangeduid als sterk geleidend spoor. Cen-traal doorsnijdt een bijkomende sterk geleidende anomalie het veld. Tevens werden verschillende metalen objecten gelokaliseerd in de ploeglaag. Die zijn op figuur 6.11 en 6.12 aangeduid als gele puntjes. Tot slot werd in het noorden van het surveygebied een nutsleiding aangetroffen die een sterke invloed en maskerend effect heeft op alle metingen (zie verder). In de magnetische data-lagen zijn verschillende sporen zichtbaar die mogelijk een archeologische oorsprong hebben. Op MGs metingen met de diepste penetratie (dus: van het grootste bodemvolume) zijn een aantal grote anomalieën te zien. Op basis van het ontbreken van deze anomalieën in de elektrische data-lagen, kan gesteld worden dat het mogelijk om verbrande grond gaat. Deze anomalieën werden enkel waargenomen in de diepste magnetische metingen, wat er op wijst dat de sporen zich onder de ploeglaag bevinden. Verder kan een zeer zwak lineair spoor worden waargenomen. Dat is aan-gegeven als een witte stippellijn op figuur 6.11.

In alle metingen werd een sterke verstoring aangetroffen in het zuidoosten van het veld die hoogst-waarschijnlijk wordt veroorzaakt door een metalen nutsleiding. De invloed van deze nutsleiding maskeert een de eventueel aanwezige archeologische en bodemkundige variaties in deze zone.

6.2.6 Overzicht van het geofysisch onderzoek in het testgebied

De middenneolithische gracht was niet zichtbaar met elke methode van geofysisch onderzoek. Het veldonderzoek heeft in sommige gevallen bepaalde beperkingen ondervonden, zoals de weersver-slechtering gedurende het grondradaronderzoek. Het testgebied was over het algemeen vlak en had weinig factoren die voor verstoringen zorgden. Mogelijk heeft het sterke reliëf in het oostelijke deel van het testgebied voor enige verstoring van de data van het weerstandsonderzoek gezorgd. Tijdens de uitwerking van de meetdata van dit onderzoek zijn een aantal handelingen uitgevoerd om meetfouten weg te filteren en de meetresultaten te verduidelijken. Hiertoe is een DeSpikefil-ter, Clip en Gradual Shade toegepast. Bij DeSpike worden individuele pieken, vaak veroorzaakt door meetfouten, verwijderd. Met Clip wordt de range van de waardes bepaald en worden extreem lage en hoge waarden met een minimale en maximale waarde vervangen. Gradual Shade zorgt voor een overloop tussen de grijstinten. Het elektrisch weerstandsonderzoek heeft verschillende anomalieën opgeleverd, waarvan een lineaire baan van hoge weerstandswaarden de duidelijkste is. Deze kan zeer waarschijnlijk worden geïnterpreteerd als de greppel van het middenneolithisch

               P             UHFHQW

PHWDDO DUFKHRORJLH JUHQVVLWH

OHJHQGD LQWHUSUHWDWLH

.$63,+(BILJ

Figuur 6.1

          UHFHQW

PHWDDO DUFKHRORJLH JUHQVVLWH

OHJHQGD LQWHUSUHWDWLH      P             .$63,+(BILJ

Figuur 6.13. Combinatie van de resultaten van de geofysische onderzoeken in het testgebied. aardwerk die in het testgebied werd verwacht. Het kan worden geconcludeerd dat elektrisch weer-standsonderzoek toepasbaar is in het onderzoeken van het middenneolithisch aardwerk. De gracht is daarentegen slechts deels bevestigd met het magnetometrisch onderzoek. Het radaronderzoek levert in dit specifieke geval geen ondersteunende informatie over de gracht op. De anomalie die het EMI-onderzoek opleverde, is geïnterpreteerd als een neolithische gracht. Die is duidelijk zicht-baar in het noorden van het testgebied.

De stuurgroep heeft besloten om de GPR (Ground Penetrating Radar) niet verder in te zetten. Enkel de EMI is nog toegepast, met een resolutie van 80 cm tussen de raaien. Reden was de mogelijkheid om hiermee zowel grote sporen, zoals de gracht, als kleinere sporen (kuilen) te kunnen detecteren.