• No results found

3 Theoretisch kader

3.5 Online magazines

MPA, The Association of Magazine Media, plaatst ieder jaar een onderzoek over de trends en economische factoren van de (online) tijdschriftenwereld. Hieruit blijkt dat het publiek dat tijdschriften leest sneller groeit dan het publiek van de televisie of de krant. Waar er (volgens dit onderzoek) 314 vrouwen tussen de 18 en 49 jaar bereikt worden met een magazine, worden er maar 106 bereikt met het medium televisie. (Magazines.nl, z.j)

Een ander opvallend en zeker interessant feit is dat volgens de MPA tijdschriften het hoogst scoren op “engagement keys”, oftewel betrokkenheidsmiddelen. Wanneer iemand een tijdschrift leest, heeft diegene het minst de neiging om zich bezig te houden met andere (media-)activiteiten. De lezer is loyaal aan het tijdschrift. Slechts 13% luistert ondertussen naar de radio en 21% kijkt ondertussen televisie. (Magazines.nl, z.j)

Digitale magazines verhogen de betrokkenheid. 82% van de ondervraagden geeft aan dat een digitaal (interactief) magazine een groter gevoel van betrokkenheid geeft dan een artikel op een website of een vergelijkbaar medium. Apparaten zoals een iPad geven de

consument ook meer mogelijkheden voor het creëren van deze betrokkenheid. 70% van de consumenten die in het bezit is van een iPad besteedt minimaal 15 minuten aan het lezen van een digitaal magazine en 33% van de consumenten besteedt 31 tot 60 minuten aan het lezen van zo’n magazine. (Magazines.nl, z.j)

3.6 Conclusie

Crossmedia betekent kort gezegd dat er twee of meer media met elkaar verbonden worden. Door convergentie worden de grenzen tussen professionals en amateurs vervaagd, maar ook tussen publiek en deelnemers. De rol verschuift hierbij van lezer naar maker. Het publiek heeft nu ook de mogelijkheid zelf content te creëren. Veel mediabedrijven ondervinden de effecten van de opkomst van crossmedia. Er wordt op nieuwe manieren content geproduceerd maar ook voor een actiever publiek.

De theorie die hierbij gepaard gaat is “uses and gratifications”. Deze theorie gaat ervan uit dat de mediagebruiker zelf kiest welke informatie hij/zij ontvangt of wil ontvangen en welke informatie hij/zij hiervan gebruikt. Een voorbeeld hiervan is dat een gebruiker zelf kan kiezen of hij/zij naar het journaal kijkt via welk medium dit gebeurt: via de televisie, krant of een applicatie? De keuze voor een bepaald medium heeft te maken met het vervullen van bepaalde verlangens en behoeftes (uses and gratifications). Dit is een aspect waar Koffietijd op in moet spelen. Wat zijn de wensen en behoeften van de kijkers? Uit panelgesprekken blijkt dat er zeker behoefte is aan de komst van een Koffietijdtijdschrift; het creëren van een ander medium waar de Koffietijdkijker zelf kan bepalen wanneer hij/zij de (geselecteerde) informatie tot zich wil nemen. De kijker zit op deze manier niet vast aan de uitzendtijden maar krijgt wel informatie over de onderwerpen waar behoefte aan is.

Crossmedialiteit bij een programma wil nog niet per definitie zeggen dat een kijker betrokken wordt bij een programma of merk. Communicatie kan als strategisch hulpmiddel worden ingezet voor het verhogen van de betrokkenheid van klanten aan het merk en het daarmee verbeteren van de loyaliteit. In het geval van Koffietijd betekent dit communiceren met de kijker op een andere manier, via een ander medium. Koffietijd kan er hierbij ook nog voor kiezen om de boodschap in het online magazine met tekst, beeld en geluid te versterken. Daarnaast wijzen onderzoeken van CLOUD marketing uit dat 2% van het wereldwijde publiek zich via crossmedia vier keer meer betrokken voelt bij merken. Volgens de MPA scoren tijdschriften ook het hoogst op “engagement keys”, oftewel betrokkenheidsmiddelen. Wanneer iemand een tijdschrift leest, heeft diegene het minst de neiging om zich bezig te houden met andere (media)activiteiten. De lezer is loyaal aan het tijdschrift. “70% van de consumenten die in het bezit is van een iPad besteedt minimaal 15 minuten aan het lezen van een digitaal magazine en 33% van de consumenten besteedt 31 tot 60 minuten aan het lezen van zo’n magazine”. Wanneer er bij de website van Koffietijd naar de duur van bezoeken wordt gekeken, blijkt dat maar 3 minuten te zijn. Daarom is ervoor gekozen om korte artikelen op de website te plaatsen. In het online magazine kunnen meer

achtergrondartikelen geplaatst worden – naar wens van de doelgroep, zoals bleek uit het panelgesprek – en kan er dus ingespeeld worden op de behoefte (uses and gratifications). Vanwege gemiddelde bezoekerstijd van 31 tot 60 minuten voor een online magazine, heeft Koffietijd een grote kans heeft dat er aandachtig naar het tijdschrift gekeken wordt.

4 Trendanalyse

In dit hoofdstuk worden alle trends op het gebied van online magazines besproken. Ook wordt het onderwerp afgebakend. De drie verschillende trendniveaus worden uitgelegd, de definitie van een online magazine en hoe de digitalisering is ontstaan. Vervolgens worden o.a. de trends op het gebied van vormgeving, content en techniek besproken.

4.1 Trendniveaus

Een trend is heel persoonlijk. Iedereen beleeft een trend op zijn eigen manier. De een bekijkt een trend op korte termijn en de ander op lange termijn. Trends zijn over het algemeen lijnen, cijfers of fenomenen die een langdurige tendens vertonen zonder daar te veel van af te wijken.Binnen deze trends bestaan er drie trendniveaus: micro-, maxi- en megatrends. (Economische-begrippen, 2014). Hieronder worden deze verschillen door middel van voorbeelden toegelicht.

4.1.1 Microtrend: social media, second screen, online magazine

Een microtrend is een markttrend en bevindt zich dus op marktniveau. Deze trend is, zoals het woord al aangeeft, kleinschalig en wordt minder belangrijk naarmate de tijd verstrijkt. Een microtrend heeft een gemiddelde levensduur van 1 tot 5 jaar. Een voorbeeld van zo’n trend op crossmediagebied is social media. Het begon allemaal met PartyPeeps en Hyves. Deze pagina’s bestaan tegenwoordig niet meer omdat men er behoefte meer aan heeft. Hierna is Facebook ontstaan. Die geniet nu al 5 jaar een sterke populariteit. Volgens verschillende trendwebsites zal Facebook in 2015 een groot gedeelte van haar gebruikers verliezen. Tot de microtrends behoren ook andere crossmediale uitingen zoals second screen (televisie kijken in combinatie met andere activiteiten, zoals smartphone of tablet) of een online magazine (een digitale vorm van een tijdschrift met interactiefuncties).

(Gloedcommunicatie, 2014)

4.1.2 Maxitrend: Crossmedia

Een maxitrend is een trend waarbij de consument centraal staat en die heeft gemiddeld een levensduur van 5 tot 10 jaar (Gloedcommunicatie, 2014). Een voorbeeld in de mediawereld van een maxitrend is crossmedia. De definitie van crossmedia is volgens Indira Reynaert: “Er is sprake van crossmedia als er ten behoeve van een communicatiedoelstelling een kruisbestuiving bestaat van verschillende media (…). De verschillende media communiceren hierbij mediumspecifieke betekenissen die deel uitmaken van een synergetisch geheel: via een verhaal wordt er een boodschap over de media uitgedragen, waarbij er rekening wordt gehouden met de kwaliteiten en eigenaardigheden van de ingeschakelde media, de participerende houding en het mediagebruik van de consument”. (Reynaert, I. 2009).

4.1.3 Megatrend: Digitalisering

Een megatrend is de onderste laag van deze trendpiramide. Het is een trend die wel 10 tot 30 jaar kan aanhouden. Het is een trend die langzaam op gang komt en daarom voor de consument vaak niet merkbaar is. Een goed en relevant voorbeeld hiervan voor dit onderzoek is de trend van digitalisering. Er vindt in deze wereld steeds meer digitalisering plaats. Zo bestond er in 2007 alleen nog maar een geprinte versie van een magazine en worden er nu steeds meer digitale versies ontworpen. Een ander voorbeeld van deze digitalisering is de introductie van de eerste tablets (iPads) in 2010. Deze trend heeft een aantal jaar nodig gehad om goed op gang te komen. In 2011 gebruikte maar 19% van de Nederlandse huishoudens wel eens een tablet om te internetten en in 2013 was dit al gestegen naar 45% van de huishoudens.(Gloedcommunicatie, 2014)