• No results found

Onderzoeksstrategie

In document De regierol van wijkcoaches (pagina 41-43)

Hoofdstuk 4 – Methodologisch Kader

4.1 Onderzoeksstrategie

In dit onderzoek staat de vraag centraal welke individueel-professionele en organisatorische kenmerken van invloed zijn op het uitoefenen van de regierol door wijkcoaches in gezinnen waar jeugdhulp wordt geboden. Aan de hand van deze kenmerken wordt getracht te verklaren waarom de regierol van wijkcoaches op het gebied van jeugdhulp nog onvoldoende vervuld wordt. Op basis hiervan kunnen aanbevelingen worden gedaan voor het versterken van de regierol van wijkcoaches op het gebied van jeugdhulp. Het onderzoek is daarmee verklarend van aard.

Er zijn twee methoden van wetenschappelijk onderzoek te onderscheiden: kwantitatief en kwalitatief onderzoek. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een kwalitatieve methode van onderzoek. Kwalitatieve onderzoeksmethoden kunnen worden gedefinieerd als “strategieën voor de

systematische verzameling, organisatie, en interpretatie van tekstueel materiaal dat is verkregen door gesprekken of observaties met het doel concepten te ontwikkelen die ons helpen om sociale verschijnselen in hun natuurlijke context te begrijpen met de nadruk op betekenissen, ervaringen, en gezichtspunten van alle betrokkenen” (Evers, 2015, p.18). Kwalitatief onderzoek richt zich op de

zoektocht naar patronen en betekenissen van een sociaal verschijnsel. Deze sociale verschijnselen worden bestudeerd in hun natuurlijke omgeving. Daarbij wordt bij het begrijpen van het sociale verschijnsel gebruik gemaakt van de betekenissen die betrokken actoren toekennen aan het sociale verschijnsel (Gephart, 2004). Het perspectief van de respondenten staat dus centraal (Evers, 2015). Bij kwalitatief onderzoek wordt een relatief klein aantal waarnemingseenheden grondig onderzocht, omdat kwalitatieve dataverzameling en -analyse arbeidsintensief van aard is (Bleijenberg, 2013). Binnen de kwalitatieve onderzoeksmethode worden verschillende onderzoeksstrategieën onderscheiden. De kwalitatieve onderzoeksstrategie waar in dit onderzoek gebruik van wordt gemaakt, is de casestudy. De casestudy is een veelgebruikte onderzoeksstrategie binnen het kwalitatief onderzoek. Een casestudy kan worden gedefinieerd als “het bestuderen van een of enkele

dragers van een sociaal verschijnsel in de natuurlijke omgeving, gedurende een bepaalde periode, met behulp van diverse databronnen, teneinde uitspraken te kunnen doen over de patronen en processen die aan het verschijnsel ten grondslag liggen” (Bleijenbergh, 2013, p.32). Een casestudy

richt zich op een enkele drager van een sociaal verschijnsel of op een klein aantal dragers van een sociaal verschijnsel voor vergelijkingsdoeleinden (Jensen & Rodgers, 2001). Een casestudy is dus een gedetailleerd onderzoek naar een enkele casus of een klein aantal casussen in de natuurlijke omgeving. Over deze casus wordt een grote hoeveelheid informatie verzameld (Flyvbjerg, 2006).

Kenmerkend voor casestudies is dat er gebruik wordt gemaakt van meerdere methoden van kwalitatieve dataverzameling. Verschillende vormen van kwalitatieve dataverzameling worden met elkaar gecombineerd. Een casestudy omvat minimaal twee, maar soms ook meer vormen van dataverzameling. Het combineren van methoden van dataverzameling heet triangulatie. Door triangulatie is het mogelijk verschillende waarnemingen met elkaar te vergelijken. Dit vergroot de kwaliteit van de waarneming (Bleijenbergh, 2013). Er is gekozen om gebruik te maken van een casestudy, omdat op deze wijze goed inzicht kan worden geboden in de eventuele beperkingen die wijkcoaches ervaren bij het geven van invulling aan hun regierol. Door de kwalitatieve onderzoeksmethoden is het mogelijk grondig onderzoek te doen naar de ervaringen van een relatief kleine groep respondenten, namelijk de wijkcoaches, waarbij ook de omgeving waarin wijkcoaches werken kan worden meegenomen. Hierdoor kan dieper worden ingegaan op de patronen en betekenissen die naar voren komen bij het onderzoek.

In dit onderzoek is sprake van een enkelvoudige casestudy. Dit houdt in dat een enkele drager van een sociaal verschijnsel wordt onderzocht. De specifieke eigenschappen van deze drager van het sociale verschijnsel staan centraal in het onderzoek. De enkelvoudige casestudy ligt voor de hand bij praktijkgericht onderzoek (Bleijenbergh, 2013). De casus die in dit onderzoek centraal staat, is de wijkteams in de gemeente Enschede. De keuze voor de wijkteams in de gemeente Enschede als casus komt voort uit de stage bij de gemeente Enschede die is verbonden aan deze masterthesis. Er is gekozen voor een stage bij de gemeente Enschede, omdat de gemeente Enschede geldt als een vooroplopende gemeente als het gaat om ontwikkelingen in het sociaal domein. De gemeente werkt aan verschillende innovatieve aanpakken ten aanzien van de ondersteuning van de inwoners van Enschede op het gebied van zelfstandig wonen, leven en werken (Gemeente Enschede, z.j.). Dit maakt de wijkteams van de gemeente Enschede een interessante, relevante casus om te onderzoeken. De gevonden resultaten kunnen dienen als voorbeeld voor andere gemeenten, die minder ver zijn met hun ontwikkelingen in het sociaal domein. Alle vijf de stadsdelen van de gemeente Enschede worden meegenomen in het onderzoek. Hierdoor ontstaat een zo goed mogelijk beeld van de individueel-professionele en organisatorische kenmerken die invloed hebben op de wijze waarop wijkcoaches hun regierol kunnen vervullen. Eventuele verschillen tussen de wijze waarop wijkcoaches de invloed van deze kenmerken op hun regierol ervaren als gevolg van de specifieke omstandigheden van het deel van de stad waarin zij werkzaam zijn, komen naar voren doordat alle stadsdelen betrokken zijn bij het onderzoek. Hierdoor ontstaat een evenwichtig beeld van de stadsdelen.

Naast het feit dat er een onderscheid kan worden gemaakt tussen een kwalitatieve en een kwantitatieve onderzoeksmethode, bestaat het onderscheid tussen een inductieve en een deductieve onderzoeksbenadering. Inductief onderzoek is empirisch gestuurd. Bij inductief onderzoek wordt de empirische werkelijkheid zo open mogelijk benaderd, met zo min mogelijk theoretische verwachtingen. Deductief onderzoek is theoretisch gestuurd. Bij deductief onderzoek worden abstracte begrippen met behulp van wetenschappelijke literatuur meetbaar gemaakt. Op basis van deze meetbaar gemaakte abstracte begrippen wordt vervolgens de empirische werkelijkheid gemeten (Bleijenbergh, 2013). Dit onderzoek is opgezet vanuit een empirische vraagstelling. De vraag die in dit onderzoek centraal staat, is welke individueel-professionele en organisatorische kenmerken van invloed zijn op het uitoefenen van de regierol door wijkcoaches. Om inzicht te krijgen in deze kenmerken, wordt gebruik gemaakt van wetenschappelijke literatuur over individueel-professionele

en organisatorische kenmerken die invloed hebben op de werkzaamheden van professionals. Aan de hand van deze kenmerken wordt onderzocht welke kenmerken een rol spelen bij het invullen van de regierol door wijkcoaches. Het onderzoeksobject, dat vanuit de empirie naar voren is gekomen, wordt dus benaderd vanuit een theoretisch raamwerk (Bleijenbergh, 2013).

In document De regierol van wijkcoaches (pagina 41-43)