• No results found

Onderzoeksresultaten in de archeologische context

In document Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding (pagina 94-99)

Voor het beantwoorden van het tweede deel van de onderzoeksvraag luidt: “Hoe verhoudt het grafveld van Katwijk-Klein Duin zich ten opzichte van gelijktijdige grafvelden?” zijn verschil-lende onderzoeksresultaten gebruikt van dertien gelijktijdige vroegmiddeleeuwse grafvelden (zie §8.1 en 8.2).

Alvorens het grafveld van Katwijk-Klein Duin te vergelijken met gelijktijdige grafvel-den is eerst nagegaan of en in welke mate de verkregen onderzoeksresultaten meer inzicht geven in de inrichting van het grafveld en het dodenbestel zoals dat heeft plaatsgevonden op de begraafplaats Katwijk-Klein Duin. Deze begraafplaats is vanaf 570/575 na Chr. gedurende ca. 180 jaar, tot 750 na Chr. en mogelijk nog langer, ca. 230 jaar tot 800 na Chr. in gebruik geweest45.

- De populatie van het grafveld

Het minimum aantal individuen dat tijdens dit onderzoek is vastgesteld en waarop de onder-zoeksresultaten zijn gebaseerd is 56 à 57 (52 volwassenen en vier of vijf kinderen). Dit aantal is echter lager dan het werkelijke aantal individuen dat opgegraven is bij Katwijk-Klein Duin.

Bij het vastgestelde MNI van 56 of 57 individuen moeten nog ten minste drie indivi-duen uit de drie wapengraven worden meegerekend en eventueel de al eerder genoemde man-nelijke schedel (K2), welke ontbreekt in doos 2381. Als deze schedel uit één van de wapen-graven afkomstig is komt het MNI individuen dat bewapen-graven was uit op 59 of 60. Als de sche-del niet uit één van de drie wapengraven afkomstig is kan het MNI op 61 individuen worden bepaald. Samen met de 15 zekere of waarschijnlijke crematies die zijn aangetroffen komt het aantal op tenminste 75 of 76 individuen.

-Dodenbestel

De doden van Katwijk-Klein Duin werden begraven of gecremeerd. De oudste inhumatiegra-ven, met een NZ of NO-ZW oriëntatie liggen voornamelijk in de noordwestelijke helft van het grafveld. De meeste crematiegraven zijn voornamelijk in de noordwestelijke helft van het grafveld aangetroffen. Mogelijk dat dit deel van de grafheuvel daar speciaal voor bestemd was, maar het is aannemelijk dat er meer brandkuilen in overige delen het grafveld waren die onontdekt zijn gebleven46. Van vijftien zekere of waarschijnlijke crematiegraven is de locatie opgetekend (afb. 16). Op grond van losse aardewerkresten van urnen wordt geschat dat daar mogelijk nog 24 crematiegraven bij kunnen worden geteld. Als deze vermoedelijke crematie-graven van 24 individuen bij de MNI bepaling van 75 à 76 individuen worden opgeteld komt daarmee het MNI van de populatie van Katwijk-Klein Duin op 99 of 100 individuen.

In het zuidoostelijke segment zijn geen crematieresten bijgezet. Bij crematies werd de overledene op een brandstapel verbrand waarna alle of specifieke botresten werden verzameld en in een kuil werden begraven. Crematieresten zijn mogelijk ook in organische materialen als leren en linnen doeken verzameld, zoals in de vroege middeleeuwen gebruik was. Als ook de resten van de brandstapel werden begraven, noemt men dit een brandgraf. Als de crematie-resten in een urn werden verzameld en begraven dan spreekt men van een crematiegraf. Op de begraafplaats Katwijk-Klein Duin werden de crematieresten onder andere in urnen verzameld en bijgezet in crematiegraven. Of en welke selectie van skeletdelen heeft plaatsvonden is on-duidelijk.

Bij een kuilbustum werd de brandstapel over een (meestal rechthoekige) kuil aange-legd die gedurende het verbrandingsproces van de brandstapel gevuld raakte met de (deels)

45 Dateringen 570/575 volgens Velde & Dijkstra, 2008. Datering 800 na Chr. ook nog mogelijk volgens Dijkstra, proefschrift in voorbereiding, 2011. Voor dit onderzoek is de gebruiksduur van 570-750 na Chr. aangehouden. 46 Mondelinge uitspraak van dr. E. Knol, 2011.

90 verbrande resten van de overledene, de deels verkoolde (hout)resten van de brandstapel en eventuele bijgiften. Het is niet uitgesloten dat de bewoners van de nederzetting(en) die de begraafplaats Katwijk-Klein Duin gedurende de jaren 570-750 na Chr. hebben gebruikt, de Romeinse werkwijze zoals bij een kuilbustum gebruikelijk was hebben afgekeken en overge-nomen47.

- De inrichting van het grafveld

Van in totaal 37 graven en vijftien crematies is de oriëntatie opgetekend (afb. 26). De tie van de graven van de overige individuen die begraven waren op dit grafveld is de oriënta-tie onbekend. Van slechts enkele graven is iets meer bekend omtrent de dode die erin gebor-gen lag. De posities van de drie wapengraven nr. 30, 32 en 33 op het grafveld zijn bekend. Aangenomen wordt dat dergelijke wapengraven de laatste rustplaatsen waren van mannen.

Graf nr. 5 was van een kind van vermoedelijk 6,5 jaar oud. In dit graf is een pot als bijgift aangetroffen (Dijkstra, in voorbereiding, 2011). Van enkele schedels is het grafnummer bekend48.

Om meer inzicht te krijgen in de positie van de mannelijke (blauw) en vrouwelijke graven (rood) zijn de schedels met zowel een grafnummers en een seksebepaling in de platte-grond van het grafveld geplaatst (afb. 16). De graven met een cirkel eromheen zijn van indi-viduen met een onzekere seksebepaling.

De graven nr. 10, 18, 26, en 27 waren vermoedelijk mannengraven (schedels nr. 2384-01, 2381-06, 2382-03, 2383-01). Graf nr. 3 en nr. 16 of 17 waren vermoedelijk vrouwengra-ven (schedels nr. 2384-06 en 1833-94). De gravrouwengra-ven 6, 7 en 13 waren vermoedelijk ook vrou-wengraven (schedels nr.1876-30, 2382-04 en 2381-07). Graf nr. 15 is mogelijk een vrouwen-graf, de seksebepaling voor de schedel was niet mogelijk maar de schedel (1876-28A) toont vrouwelijk.

Graf nr. 20 was mogelijk een mannengraf. Voor deze schedel kon ook geen sekse worden bepaald maar de schedel heeft enkele mannelijke kenmerken. Voor dertien van de in totaal 37 inhumaties op de plattegrond is de mogelijke sekse van de overledene bepaald (afb. 25).

Van 37 inhumatiegraven van Katwijk-Klein Duin is de oriëntatie bekend. Na de sek-sebepaling voor de schedels kunnen zes graven als vermoedelijk vrouwengraf en vier graven als vermoedelijke mannengraf worden aangemerkt. Daarnaast is de locatie bekend van de drie wapengraven nr. 30, 32 en 33. Dit waren zeer waarschijnlijk mannengraven. Uit de onder-zoeksresultaten blijkt verder dat er in het centrum van de grafheuvel ten minste vijf mannen-graven, vier vrouwengraven en één kindergrafje, nr. 5 (paars) lagen. De graven binnen de zuidoostelijk gelegen kringgreppel waren vermoedelijk een mannen- en een vrouwengraf.

Voor de vrouwen in graf nr. 3, 16/17 en 25 is een leeftijdsfase bepaald van 23-40 jaar. De vrouwen in graf nr. 6 en 13 waren tussen de 40-80 jaar toen ze stierven. Graf nr. 26 was mogelijk van een man in de leeftijdsfase van 30-60 jaar. De overige graven nr. 10, 18, en 27 waren van vermoedelijke mannen in de leeftijd van 40-80 jaar.

47 Het overnemen van de Romeinse werkwijze bij kuilbusta, welke meestal bij militaire begraafplaatsen werd toegepast, wordt gesuggereerd voor de bewoners van de nederzetting van De Zanderij-Westerbaan te Katwijk (Hessing, 2008). Deze suggestie wordt hierbij overgenomen voor de gebruikers van het vlakbij gelegen grafveld Katwijk-Klein Duin, 570-750 na Chr.

91

Afbeelding 26. Grafveld Katwijk-Klein Duin, 570-750 na Chr. Van 37 inhumaties is de oriëntatie opgetekend. De oriëntatie van de graven van de overige individuen is onbekend. De met rood ingekleurde graven waren vermoedelijk van vrouwen. De blauw ingekleurde graven zijn vermoedelijk van mannen geweest. Het paarse graf (5) was van een kind. De omcirkelde getallen zijn van graven van een individuen. De grafnummers van de schedels zijn afkomstig uit databasegegevens van het RMO, 2001. Hierin staat voor de schedel van vermoede-lijk een vrouw een dubbel grafnummers (16/17) vermeld. Het is onbekend uit welke van deze twee graven deze schedel afkomstig is. Daarom zijn de graven met een lijntje verbonden. De oorspronkelijke plattegrond van het vroegmiddeleeuwse grafveld Katwijk-Klein Duin met de vastgelegde sporen uit 1910 en 1911 (naar dr. J.H. Holwerda, 1912, afb. 42) is overgenomen uit het proefschrift in voorbereiding van M. Dijkstra, 2011.

92 -Gender en status

Er is geen patroon zichtbaar in de verdeling van de mannen- en vrouwengraven over het graf-veld (afb. 16). Het aantal mogelijke mannen- en vrouwengraven is waarschijnlijk te gering om eventuele patronen, als die er waren, te herkennen. De dertien graven liggen zowel qua sekse als leeftijden van de individuen door elkaar. Wellicht werden de leden van een familie of ge-zin bij elkaar begraven.

De oudste graven met een N-Z of NO-ZW oriëntatie hadden verhoudingsgewijs meer bijgaven dan de jongere graven met een W-O oriëntatie. Van de urnen had 33% één of meer bijgaven. In slechts 10% van alle inhumatiegraven zijn bijgaven vastgesteld.

De onderzoeksresultaten leveren een zeer beperkt inzicht op in de indeling van het grafveld waarvan de graven zich niet duidelijk onderscheiden door bijgaven. Het grafveld is mogelijk een afspiegeling van een eenvoudige, egalitaire samenleving.

De drie wapengraven vormen hierop een uitzondering. Deze graven onderscheiden zich van de overige door hun „rijke‟ inhoud. De doden die in deze graven waren geborgen hebben verschillende soorten wapens en gebruiksvoorwerpen meegekregen49.

De mannen die in deze wapengraven begraven waren zijn mogelijk belangrijke indivi-duen voor de toenmalige samenleving geweest. Ze hebben kennelijk een dusdanig andere positie binnen de samenleving gehad dat deze tot verschillen in het dodenbestel heeft geleid. De positie en levensstijl van de dode en/of zijn familie is mogelijk weerspiegeld in het graf van het individu. Statusverschillen tussen individuen of families kunnen een rol hebben ge-speeld ten aanzien van de plaats die overledenen in de grafheuvel kregen. In de jongste fase waarin de graven een W-O richting kregen nemen de bijgaven af, waarschijnlijk onder in-vloed van het Christendom.

-Nederzetting

De begraafplaats Katwijk-Klein Duin lag iets ten noordwesten van een vroegmiddeleeuwse nederzetting Velde van der et al.,2008). Deze nederzetting lag in het plangebied de Zanderij-Westerbaan te Katwijk (afb. 27 ).

Afbeelding 27. Ligging van Katwijk-Zanderij. Het rode kruisje is aange-bracht om de begraafplaats Katwijk-Klein Duin aan te geven die ten N-W lag van de nederzetting die in Katwijk-Zanderij is opgegraven. Afbeelding overgenomen uit publicatie van Velde van der (2008). Bron kaart: Geodan.

49 De wapens waren o.a. zwaarden (twee spatha‟s en Langsax), schilden, lansen, messen een bijl en een klapmes. De gebruiksvoorwerpen waren onder andere glazen bekers, een gesp, een pincet en een haaksleutel. Bron M. Dijkstra, proefschrift in voorbereiding, 2011.

93 De nederzetting die opgegraven is op De Zanderij kende afwisselende perioden van bewoning vanaf de ijzertijd tot in de 12-13e eeuw. Op honderd meter ten westen van de Zan-derij is een grafveld uit de Romeinse periode aangetroffen met louter crematies, zestig in to-taal, waarbij bijzettingen in urnen opvallend genoeg geheel ontbreken (Hessing, 2008). Het crematiegrafveld is 120 jaar in gebruik geweest, van ca. 50 tot 150-180 na Chr. Het grafveld toont eenvormigheid in de begrafenisriten, maar de combinatie van diverse crematierestkuilen als vlak- en kuilbusta, „Knochennester‟ (knekelkuilen) en brandrestkuilen wijst op Romeinse invloeden (Velde van der & Dijkstra, 2008).

Er zijn tot nu toe geen sporen aangetroffen van een vroegmiddeleeuws grafveld in de Zanderij. Het is denkbaar dat bewoners van de Zanderij in de vroegmiddeleeuwse periode hun doden begroeven op de begraafplaats Katwijk-Klein Duin. De crematietechnieken van de Romeinen zouden in dat geval ook op Katwijk-Klein Duin zijn toegepast. Helaas is daarover weinig bekend en zijn er geen onderzoeksmogelijkheden meer.

Op basis van het vastgestelde MNI van 74 personen van Katwijk-Klein Duin kan een schatting worden gemaakt van de grootte van de populatie die gelijktijdig gebruik maakte van het grafveld50. De hiervoor gebruikte formule is 1.1 x (D x e) : t = P51.

Bij een gemiddelde levensverwachting van ca. 28 jaar en een gebruiksduur van het grafveld van Katwijk-Klein Duin van 180 jaar zou een bijbehorende gemeenschap uit tenmin-ste dertien personen hebben bestaan. Het aantal bewoners van een middelgrote of lange woonstalhuisboerderij wordt geschat op acht tot tien personen met vaak drie generaties onder één dak (Spek, 2004). Voor de kleinere huizen zou dit wellicht de helft kunnen zijn geweest. Dit komt neer op de gelijktijdige bewoning van drie kleinere woonhuizen of één grote-re woonstalhuisboerderij met een kleiner huis. Daarmee zouden ten minste twee families tege-lijk gebruik hebben gemaakt van de begraafplaats. Indien de gebruiksperiode van het grafveld 230 jaar is geweest dan zou de groep van gelijktijdig levende personen uit ten minste tien individuen hebben bestaan. Dit komt neer op een gelijktijdige aanwezigheid van twee kleinere woonhuizen of maximaal één woonstalhuisboerderij. Daarmee zouden één tot twee families gelijktijdig gebruik hebben gemaakt van het grafveld52. Het bevolkingsaantal van tien tot der-tien personen zijn minimum aantallen omdat ervan uitgegaan kan worden dat er een onbekend aantal crematies en brandkuilen onontdekt zijn gebleven.

Als het aantal van 24 individuen dat geschat wordt op basis van aardewerkfragmenten van urnen in de berekeningen wordt meegenomen, komt het MNI van individuen op 98. Met een gebruiksduur van 180 jaar zou de gelijktijdig levende gemeenschap uit ca. 17 individuen hebben bestaan. Dat komt neer op de gelijktijdige bewoning van twee of drie grote woonstal-boerderijen, of twee woonstalhuizen en een kleiner woonhuis of één woonstalhuis en twee of drie kleinere huizen. Met een gebruiksduur van 230 jaar zou de gelijktijdig levende gemeen-schap uit ca. 14 individuen hebben bestaan wat neerkomt op de gelijktijdige bewoning van één groot woonstalhuis en 1 kleiner woonhuis of ca. drie kleine woonhuizen.

50

Voor de berekening van het aantal gelijktijdige bewoners van de gemeenschap is uitgegaan van minimaal 74 personen. Het onbekende aantal individuen van de onontdekte brandkuilen en crematiegraven kan niet worden meegerekend. De gemiddelde levensverwachting van 28 jaar is volgens schatting van Donat & Ullrich, 1971 51 Formule van Acsádi & Nemeskéri, 1970. D=aantal bijzettingen (MNI, voor Katwijk Klein Duin is dit 74), e=gemiddelde levensverwachting (28 jaar), t= gebruiksperiode van het grafveld (180 -230 jaar).

52

Volgens Velde van der & Dijkstra (2008) vertegenwoordigde de begraafplaats gedurende de gehele gebruiks-periode een levende gemeenschap van tussen de 15 tot 23 personen wat ongeveer neerkomt op de gelijktijdige aanwezigheid van minimaal twee grote woonstalhuisboerderijen, een grote woonstalhuisboerderij en twee á drie kleinere woonhuizen of vier á vijf kleinere huizen.

94

In document Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding (pagina 94-99)