• No results found

Een vergelijking met gelijktijdige grafvelden

In document Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding (pagina 99-109)

De mogelijkheden voor het onderling vergelijken van demografische gegevens van vroeg-middeleeuwse grafvelden zijn beperkt. Dit heeft verschillende oorzaken.

Veel van het menselijk botmateriaal dat begraven was in zandbodems is door de eeu-wen heen vergaan. Er is dus weinig vroegmiddeleeuws menselijk botmateriaal bewaard ge-bleven. Het vroegmiddeleeuws menselijk botmateriaal dat wel in de (klei)bodem werd gecon-serveerd is, met name in het verleden, niet altijd gestructureerd opgegraven. Dat heeft gevol-gen gehad voor de totaalopbrengst van vroegmiddeleeuws menselijk botmateriaal en de on-derzoeksmogelijkheden.

De samenstelling en de conditie van het menselijk botmateriaal zijn bepalend voor de onderzoeksmogelijkheden en de uiteindelijke resultaten. Als beide matig of slecht zijn, wordt er soms noodgedwongen voor minder betrouwbare onderzoeksmethodieken gekozen. Daarbij berusten onderzoeksresultaten af en toe op slechts enkele gegevens van een klein aantal indi-viduen. Resultaten van fysisch-antropologisch onderzoek uit het verleden zijn daarbij soms gebaseerd op inmiddels achterhaalde onderzoeksmethodieken, waardoor de betrouwbaarheid discutabel is geworden. Tot slot zijn maar weinig vroegmiddeleeuwse grafvelden volledig opgegraven en goed gedocumenteerd.

De opgraving van het grafveld van Oosterbeintum (400-750) na Chr.53 vormt hierop een gunstige uitzondering en deze leent zich tot dusver het best voor een vergelijking met de gegevens van Katwijk-Klein Duin.

Het vroegmiddeleeuws grafveld Oosterbeintum was een gemengd grafveld waar man-nen, vrouwen en kinderen in mogelijk vijf te onderscheiden clusters (mogelijk familieclusters) in verschillende perioden in inhumatie- of crematiegraven ter aarde zijn besteld.

De populatie die gelijktijdig gebruik maakte van het grafveld wordt geschat op 19 tot 29 personen. De nederzetting zou daarmee iets groter zijn geweest dan die van Katwijk-Klein Duin.

De vroegste graven waren alleen crematiegraven. De oudste graven zijn crematiegra-ven zonder urn. Tot en met de eerste helft van de 5e eeuw na Chr. zijn er alleen crematiegra-ven. In de tweede helft van de 5e eeuw zijn er naast crematiegraven met een urn ook inhuma-tiegraven. Vanaf 450 tot het einde van de 7e eeuw-begin 8e eeuw komen de gebruiken inhu-matie en creinhu-matie gelijktijdig voor. Creinhu-maties komen meer voor dan inhuinhu-maties. Kinderen die jonger dan 5 jaar waren, werden waarschijnlijk bij voorkeur gecremeerd.

Het vroegmiddeleeuws grafveld Oosterbeintum bevatte 47 inhumatiegraven waarvan 46 graven skeletmateriaal bevatten. Het botmateriaal bestaat uit 32 complete of bijna comple-te skeletcomple-ten afkomstig uit de inhumatiegraven. De overige skeletcomple-ten waren beschadigd, meest-al door verstoring of door latere graven of jongere sporen (Knol et meest-al.,1995-1996).

De demografische gegevens (sekse, lengte en leeftijd) van het grafveld van Ooster-beintum worden, samen met de beschikbare gegevens van enkele andere gelijktijdige grafvel-den, vergeleken met de onderzoeksresultaten van Katwijk-Klein Duin (zie §8.1 en 8.2)

Helaas zijn er te weinig fysisch-antropologische onderzoeksresultaten bekend van de vroegmiddeleeuwse individuen van het gelijktijdige grafveld van Solleveld (550 - 650 na Chr.). Dit grafveld moest dan ook buiten beschouwing worden gelaten.

8.1 Sekseverhoudingen.

De seksebepalingen voor 30 van de 38 (bijna) volwassenen van het grafveld van Oosterbein-tum leveren een percentage van 50 % mannen en 50% vrouwen op. Het aantal mannen- en vrouweninhumatiegraven is hiermee gelijk verdeeld, mogelijk waren de verhoudingen gelijk.

95 De verschillende seksebepalingen voor de geïnhumeerde individuen van grafveld Katwijk-Klein Duin leveren steeds een hoger percentage vrouwen op. De seksebepalingen voor de skeletten van Oosterbeintum zijn betrouwbaarder, omdat deze zowel op de schedel als op het bekken gebaseerd zijn. De seksebepalingen voor de schedels en bekkens van Katwijk-Klein Duin zijn echter gebaseerd op gangbare methoden met acceptabele betrouwbaarheids-marges. Het grotere aandeel vrouwen zoals dat is bepaald voor het grafveld van Katwijk-Klein Duin past in ieder geval in de traditie van de (niet-militaire) Romeinse plattelandsgraf-velden in onze streken, waar het aantal volwassen vrouwen steeds in de meerderheid is (Hes-sing, 2008). Voor een vergelijk met Katwijk-Klein Duin zijn de aantallen opgegraven man-nen- en vrouwen uit inhumatiegraven van enkele vroegmiddeleeuwse grafvelden in percenta-ges omgezet en met elkaar vergeleken (tabel 17)54.

Tabel 17. Overzicht van de percentages mannen en vrouwen uit inhumatiegraven van vroegmiddeleeuwse graf-velden. De individuen met een overtuigende mannelijke of vrouwelijke seksebepaling zijn aangegeven met een M (man) of een V (vrouw). Een onzekere seksebepaling wordt aangegeven door (?). Er zijn voor de mannen en vrouwen twee percentages berekend. Per sekse geeft het eerste percentage (1) de verhouding weer tussen man-nen (M, kolom 5)) en vrouwen (V, kolom 10) met een zekere seksebepaling. Deze percentages zijn gebaseerd op het totaal aantal individuen dat in de één na laatste, rechter kolom (M+V zeker, rood)staat vermeld. Het tweede percentage (2) per sekse betreft de verhouding tussen alle mannen (M+M(?)in kolom 6 en vrouwen ( V+(V?) in kolom 11. Het totaal aantal individuen waarop het tweede percentage is gebaseerd staat in de meest rechter-kolom.

Op de drie vroegmiddeleeuwse grafvelden Ferwerd, Hogebeintum en Katwijk-Klein Duin zijn de twee percentages voor de vrouwelijke individuen uit inhumatiegraven allemaal hoger dan de percentages van de geïnhumeerde mannen. De percentages vrouwen van het grafveld van Ferwerd zijn het grootst met 71,5% en 87,5%.

Het grafveld van Oosterbeintum toont een gelijkwaardige vertegenwoordiging van beide seksen met 50% mannen en 50% vrouwen. Er is één individu van het grafveld van Oosterbeintum dat overtuigend mannelijke skeletkenmerken vertoont, maar met typisch vrouwelijke bijgaven in het inhumatiegraf is aangetroffen. Vanwege het verschil tussen het osteologisch onderzoeksresultaat en de archeologische interpretatie van de bijgaven staat de sekse van dit individu als „onbepaald‟ vermeld in de publicatie van Knol et al. (1995-1996). Deze individu is later op grond van vergelijkbare vondsten waarbij het geslacht door DNA was onderbouwd als mannelijk bepaald55. Deze is dan ook als „zekere‟ man meegenomen in de berekeningen waarmee het aantal op 12 komt.

54

Bronnen van deze tabel zijn: Oosterbeintum, Knol et al., 1995-1996 (H. Uytterschaut heeft het fysisch-antropologisch onderzoek uitgevoerd); Hoogebeintum en Ferwerd, Knol & Uytterschaut, 2010. De gegevens van „alle Friese terpen‟ zijn ook afkomstig uit de publicatie van Knol en Uytterschaut, 2010. De gegevens van Kat-wijk-Klein Duin zijn afkomstig van de onderzoeksresultaten uit dit verslag.

55 Het betreft het individu uit graf 398 (Knol et al., 1995-1996). E. Knol is op grond van latere vergelijkbare vondsten en DNA-onderzoek overtuigd dat het betreffende individu toch een man betreft (schriftelijke medede-ling E. knol, 2011). Grafveld M M(?) Totaal M+M(?) 1 Aandeel M 2 Aan-deel M+M(?) V V(?) Totaal V+(V) 1 Aan-deel V 2 Aan-deel V+V(?) Totaal M+V Totaal MM(?) +VV(?) Katwijk-Klein Duin 9 6 15 35% 42% 17 4 21 65% 58% 26 36 Oosterbeintum 12 3 15 60% 50% 8 7 15 40% 50% 20 30 Hogebeintum 5 1 6 36% 35% 9 2 11 64% 65% 14 17 Ferwerd 1 3 4 12,5% 28,5% 7 3 10 87,5% 71,5% 8 14 Alle Friese terpen 9 5 14 31% 33,5% 20 8 28 69% 66,5% 29 42

96 Wanneer alleen de individuen met een zekere seksebepaling worden meegeteld levert dit percentages op van 58% mannen en 42% vrouwen. Met uitzondering van de reeds vermel-de man, worvermel-den vermel-de fysisch-antropologische seksebepalingen van vermel-de individuen van het veld van Oosterbeintum allemaal bevestigd door de archeologische interpretaties van de graf-vondsten die in de inhumatiegraven van de desbetreffende individuen zijn aangetroffen. Dat maakt de als „onzeker‟ aangemerkte seksebepalingen overtuigender. Daarmee zijn de gelijke percentages van een vertegenwoordiging van 50% mannen en 50% vrouwen uit inhumatie-graven van het grafveld Oosterbeintum aannemelijk.

Oosterbeintum wijkt met deze bijna gelijke verdeling van mannen- en vrouweninhu-matiegraven af van de overige grafvelden. Deze hebben allemaal hogere percentages vrouwe-lijke inhumatiegraven. Het percentage van 42% mannen uit inhumatiegraven van het grafveld Katwijk-Klein Duin is na Oosterbeintum, het hoogst ten opzichte van de overige grafvelden. 8.2 Leeftijden

De leeftijdsbepalingen van de individuen van het grafveld van Katwijk-Klein Duin zijn, zoals reeds vermeld, noodgedwongen gebaseerd op slechts één en tevens de minst betrouwbare me-thode, namelijk de sluitingsfase van de schedelnaden.

De leeftijdsbepalingen van de individuen van het grafveld van Oosterbeintum zijn ge-baseerd op de onderzoeksresultaten op min of meer complete skeletten uit inhumatiegraven. Daar konden meerdere onderzoekstechnieken van de complexe methode op worden toegepast waardoor de leeftijdsbepalingen nauwkeuriger en betrouwbaarder zijn dan die van de indivi-duen van Katwijk-Klein Duin. De leeftijden zoals deze hierna worden vermeld zijn geen exacte getallen, het gaat om leeftijdsbepalingen. Voor de leesbaarheid wordt er gesproken over leeftijden.

Voor veertien van de vijftien vrouwen van het grafveld van Oosterbeintum was een leeftijdsbepaling mogelijk. Van één vrouwelijk individu kon alleen worden vastgesteld dat het een volwassen individu was. Ten minste zes van de vrouwen (43%) waren vermoedelijk jon-ger dan 40 jaar op het tijdstip van overlijden. Twee vrouwen, 14%, waren tussen de 35-45 jaar, deze kunnen jonger of ouder dan 40 jaar zijn geweest op het tijdstip van overlijden. Ten minste zes van de vrouwen (43%) van Oosterbeintum waren ouder dan 40 jaar.

Het percentage van de vrouwen van Katwijk Klein Duin dat jonger was dan 40 jaar toen ze stierven, is 57%. Mogelijk moet bij het percentage van 43% vrouwen van Oosterbein-tum dat ouder is geworden dan 40 jaar, ook de 14% geteld worden die vertegenwoordigd wordt door de twee vrouwen met een leeftijdsbepaling van 35-45 jaar. In dat geval zouden de percentages van vrouwen die jonger waren dan 40 jaar op het tijdstip van overlijden, op de grafvelden Oosterbeintum en Katwijk-Klein Duin, precies gelijk zijn, namelijk 57%.

Het percentage van 43% vrouwen van Katwijk-Klein Duin dat ouder is geworden dan 40 jaar, is precies gelijk aan dat van Oosterbeintum, dat ook een percentage heeft van 43% vrouwen die ouder zijn geworden dan 40 jaar.

Als de twee vrouwen van Oosterbeintum met een leeftijdsindicatie van 35-45 jaar ou-der waren dan 40 jaar, dan moet het percentage van 14% dat deze twee vrouwen vertegen-woordigen bij de 43% opgeteld worden van vrouwen die ouder waren dan 40 jaar. Daarmee zou het percentage van het grafveld van Oosterbeintum van vrouwen die ouder waren dan 40 toen ze stierven, uitkomen op 57%. Dit aandeel komt daarmee 14% hoger te liggen dan dat van Katwijk-Klein Duin dat een percentage heeft van 43% vrouwen van ouder dan 40 jaar op het tijdstip van overlijden.

Voor dertien van de vijftien mannen van Oosterbeintum was een leeftijdsbepaling mo-gelijk. Van twee mannen is alleen vastgesteld dat het volwassen individuen waren. Deze heb-ben dus geen leeftijdsindicatie gekregen. Van de dertien mannen waren er vijf (38%) jonger dan 40 jaar. Vier mannen (31%) waren tussen de 35-45 jaar en vier mannen (31%) waren

ze-97 ker ouder dan 40 jaar. De vier mannen met een leeftijdsindicatie tussen de 35-45 kunnen jon-ger zijn geweest dan 40 jaar. Dan zou 68% van de mannen van Oosterbeintum niet ouder zijn geworden dan 40 jaar.

Als de vier mannen ouder zijn geweest dan 40 jaar dan is 62% van de mannen van Oosterbeintum ouder geworden dan 40 jaar. Voor de mannen van Katwijk-Klein Duin is een percentage berekend van 80% in de leeftijdsfase van 40-80 jaar (dus ouder dan 40). Het per-centage van mannen, ouder dan 40 jaar, kan bij Katwijk-Klein Duin nog hoger hebben gele-gen omdat de overige mannen, 20%, een leeftijdsindicatie hadden van 30-60 jaar op het tijd-stip van overlijden.

Samengevat betekent dit het volgende. De percentages van vrouwen, jonger- en ouder dan 40 jaar, uit de inhumatiegraven van de grafvelden Oosterbeintum en Katwijk-Klein Duin zijn mogelijk gelijk. Dat houdt in dat 57% van de vrouwen van beide grafvelden jonger dan 40 jaar, en 43 % ouder dan 40 jaar zou zijn geweest op het tijdstip van overlijden.

Het is ook mogelijk dat op Oosterbeintum een aandeel van 57% van de vrouwen ouder was dan 40 jaar op het tijdstip van overlijden. Dat zou een verschil van 14% betekenen ten opzichte van Katwijk-Klein Duin dat een aandeel heeft van 43% vrouwen die ouder waren dan 40 toen ze stierven. In dat geval zouden er verhoudingsgewijs meer (14%) vrouwen jon-ger dan 40 jaar zijn begraven in inhumatiegraven op het grafveld van Katwijk-Klein Duin (57%) dan op Oosterbeintum (43%).

Het percentage van 62% mannen, ouder dan 40 jaar, is op Oosterbeintum aanmerkelijk lager dan dat op Katwijk-Klein Duin dat percentages heeft van minimaal 80% mannen van ouder dan 40 jaar op het moment van overlijden.

Uitgaande van de onderzoeksgegevens van Katwijk-Klein Duin, met al zijn beperkin-gen, kan voorzichtig worden verondersteld dat er verhoudingsgewijs meer jongere mannen op het grafveld Oosterbeintum in inhumatiegraven lagen dan op het grafveld van Katwijk-Klein Duin. Mogelijk stierven er meer jongere mannen binnen de populatie dat van het grafveld van Oosterbeintum gebruik maakte of begroef men jonge mannen daar verhoudingsgewijs wat vaker dan op de overige grafvelden.

Ten opzichte van het grafveld van Katwijk-Klein Duin lager er mogelijk meer oudere vrouwen, van boven de 40 jaar op het grafveld van Oosterbeintum in inhumatiegraven begra-ven. Op het grafveld van Katwijk-Klein Duin lagen in vergelijking met het grafveld van Oos-terbeintum verhoudingsgewijs mogelijk meer vrouwen, jonger waren dan 40 jaar, in inhuma-tiegraven.

- Lichaamslengtebepalingen

De gemiddelde vroegmiddeleeuwse lichaamslengte is berekend aan de hand van de lichaams-lengte-indicaties van mannen en vrouwen van verschillende vroegmiddeleeuwse grafvelden. De gemiddelde lichaamslengte van vroegmiddeleeuwse mannen (n=22) is 174,4 cm en voor vroegmiddeleeuwse vrouwen (n=33) is deze bepaald op 159,9 cm (Knol& Uytterschaut, 2010).

De geschatte lichaamslengten zoals vermeld in de publicatie van Knol & Uytterschaut (2010) zijn gebruikt voor een vergelijking van de gemiddelde lichaamslengtes van de mannen en de vrouwen van Katwijk-Klein Duin (tabel 18). Voor de mannen van Katwijk is een li-chaamslengte-indicatie berekend van 169,2 cm ±2,99 cm (Trotter, 1970) en van 167,7 cm ±4,75 cm (Breitinger, 1937).

Voor de vrouwen van Katwijk-Klein Duin is een lichaamslengte-indicatie berekend van 159,3 cm ±3,55 cm (Trotter, & Gleser, 1958). De lengte-indicaties van het grafveld van Katwijk-Klein Duin zijn gebaseerd op slechts één enkel bot. Dit geldt ook voor de berekende lichaamslengtes van de individuen van het grafveld van Westeremden (tabel 18). Daarmee zijn deze bepalingen onzekerder dan de lengteberekeningen die gebaseerd zijn op

verschillen-98 de botmetingen van een compleet skelet. Er zijn echter maar weinig complete vroegmiddel-eeuwse skeletten beschikbaar. Daarom worden ook de minder betrouwbaar geachte lengte- indicaties meegenomen in de berekeningen voor de gemiddelde lichaamslengtes van de vroegmiddeleeuwse mannen en vrouwen.

Tabel 18. De gemiddelde lichaamslengte-indicaties in meters (m) van vroegmiddeleeuwse individuen uit inhu-matiegraven in de kustzone van Friesland en Groningen. De gemiddelde lichaamslengtes zijn berekend op basis van lichaamslengtes zoals vermeld in de publicatie van Knol & Uytterschaut, 2010. Hiervoor zijn verschillende bronnen gebruikt: Oosterbeintum (Knol et al.,1995-1996), Paddepoel (Van Vark, 1970), Godlinze en Wester-emden (onderzoek Uytterschaut, pers. med.). De gegevens van WesterWester-emden zijn gebaseerd op door van Giffen verzamelde lange beenderen (collectie GIA). De gegevens van Wijnaldum Tjitsma zijn gebaseerd op gegevens van Cuijpers et al., 1999. Voor een vergelijking zijn hier de onderzoeksresultaten t.a.v. de lichaamslengtes van het grafveld van Katwijk-Klein Duin aan toegevoegd. In de tabel zijn alleen afgeronde lichaamslengtes vermeld.

Met een gemiddelde lichaamslengte van 1,69 m waren de vroegmiddeleeuwse mannen van de populatie van het grafveld Katwijk-Klein Duin wat kleiner dan de mannen van de po-pulaties van gelijktijdige grafvelden. Alleen de geschatte lichaamslengte voor de mannen van Marssum Ritsumaburen van 1,64 m is lager dan die voor de Katwijkse mannen. Deze lengte is echter gebaseerd op onderzoek van slechts één individu. Dit geldt ook voor de grootste lengte-indicatie van maar liefst 1,84 m van Paddepoel IV, die gebaseerd is op één bot (Van Es, 1968).

De gemiddelde mannelijke lichaamslengte van 1,73 m van het grafveld van Ooster-beintum is op het hoogste aantal individuen (negen skeletten) gebaseerd, en is daarmee ver-moedelijk het meest representatief. Deze lichaamslengte (1,73 m) ligt het dichtst bij die van de mannen van Katwijk-Klein Duin van 1,69 m welke op metingen van ten minste acht indi-viduen is gebaseerd.

De gemiddelde lichaamslengte-indicatie voor de mannen van Katwijk-Klein Duin is 169,2 cm ±2,99 cm. De maximale gemiddelde lichaamslengte van de Katwijkse mannen komt op 172,1 cm (169,2 cm + 2,99 cm) en de minimale gemiddelde lichaamslengte op 166,2 cm (169,2 cm – 2,99 cm).

De mannen van Katwijk-Klein Duin hebben een gemiddelde lichaamslengte-indicatie die minimaal 2,3 cm tot maximaal 8,2 cm onder het gemiddelde ligt van 174,4 cm van alle vroegmiddeleeuwse mannen. De mannen van de het grafveld van Katwijk-Klein Duin zijn vermoedelijk gemiddeld wat kleiner geweest dan de mannen van gelijktijdig levende popula-ties.

De vrouwen van Katwijk-Klein Duin waren gemiddeld 1 cm groter in vergelijking met de vrouwelijke populaties van de grafvelden van Oosterbeintum en Hogebeintum. Deze twee

Grafveld N ♂ Gem. lichaamslengte in m ♂ N ♀ Gem. lichaamslengte in m ♀

Katwijk-Klein Duin 8 1,69 10 1,59 Hogebeintum 2 1,75 6 1.58 Achlum IJslumburen - - 1 1,73 Britsum 1 1,73 - - Cornjum Wijdeveld - - 2 1,61 Godlinze 3 1,76 2 1,61 Kimswerd - - 1 1,69 Lutjelollum 1 1,72 - - Marssum Ritsumaburen 1 1,64 - - Oosterbeintum 9 1,73 9 1,58 Paddepoel IV 1 1,84 1 1,65 Westeremden 4 1,75 9 159 Witmarsum Bongaterp - 1 1,68 Wijnaldum Tjitsma - - 1 1,46

99 grafvelden hebben, na het grafveld van Katwijk-Klein Duin, het hoogste aantal vrouwelijke individuen waarop de berekeningen van de gemiddelde lichaamslengten gebaseerd konden worden, en zijn daarmee vermoedelijk het meest representatief. Alle in de tabel vermelde vrouwelijke lichaamslengteberekeningen die hoger uitvallen dan die van Katwijk-Klein Duin zijn gebaseerd op maximaal twee individuen of botten.

De gemiddelde lichaamslengte van de vrouwen van Katwijk-Klein Duin is bepaald op 159,3 cm ±3,55 cm. Dat is 0,6 cm onder het gemiddelde van 159,9 cm van alle vroegmiddel-eeuwse vrouwen. De maximale gemiddelde lichaamslengte van de Katwijkse vrouwen is 162,8 cm (159,3 cm + 3,55 cm). Daarmee zouden zij 2,9 cm groter zijn geweest dan de ge-middelde vroegmiddeleeuwse vrouwen.

De minimale gemiddelde lengte van de Katwijkse vrouwen is 155,7 cm (159,3 cm – 3,55 cm). Daarmee zouden de vrouwen van Katwijk gemiddeld 4,2 cm kleiner zijn geweest dan de gemiddelde vroegmiddeleeuwse vrouw.

Op grond hiervan kan gesteld worden dat de gemiddelde vroegmiddeleeuwse vrouwen van Katwijk-Klein Duin een lichaamslengte had die overeenkomt met de verwachte gemid-delde lichaamslengte van 159,9 cm. Zij hebben vermoedelijk niet tot de kleinsten behoord in vergelijking met de meeste vroegmiddeleeuwse vrouwen uit de populatie van de gelijktijdige grafvelden.

100

Hoofdstuk 9 Conclusies

Het menselijk botmateriaal van de vroegmiddeleeuwse begraafplaats van Katwijk-Klein Duin is onderzocht met de doelstelling een antwoord te geven op de centrale onderzoeksvraag: “Wat kunnen de vondsten van menselijk botmateriaal van de opgravingen van het vroegmid-deleeuwse grafveld Katwijk-Klein Duin zeggen over de samenstelling en conditie van de des-tijds levende populatie en hoe verhoudt zich dit ten opzichte van gelijktijdige grafvelden?.”

De combinatie van verschillende, en bij voorkeur zoveel mogelijk kenmerken van ver-schillende skeletdelen van één individu leiden tot een betere diagnostisering en hogere be-trouwbaarheidsscores waarop conclusies worden gebaseerd.

Het ontbreken van complete skeletten heeft de onderzoeksmogelijkheden en het trek-ken van conclusies dan ook ernstig beperkt. Dit komt omdat de botten veelal afzonderlijk be-oordeeld moesten worden zonder dat daarbij naar eventuele verschijnselen in de rest van het skelet kon worden gekeken. Zo kon bij een pathologisch verschijnsel niet onderzocht worden of deze zich ook manifesteerde in de gebruikelijke voorkeursplaatsen bij de rest van het ske-let. Dit geldt ook voor de betrouwbaarheidsscore ten aanzien van het bepalen van de sekse, de leeftijd en de lengte van de individuen.

Ondanks alle beperkingen is onderzoek op menselijke botten die de context van een skelet ontberen, zeker zinvol gebleken. De demografie van het grafveld wat betreft het MNI, de sekse van individuen, de verhoudingen volwassenen-kinderen en de leeftijden van kin-deren kon veelal nog worden vastgesteld. Voor het verkrijgen van betrouwbare lichaamsleng-tes van volwassenen is meer onderzoek nodig. Het vaststellen van de leeftijden van volwasse-nen bleek niet goed mogelijk.

Er moet ten aanzien van de conclusies rekening worden gehouden met de beperkingen van dit onderzoek en de invloed hiervan op de representativiteit van het botmateriaal. Daar-naast moet bedacht worden dat een onbekende hoeveelheid botmateriaal is verspoeld en door afgraving verdwenen. Uiteindelijk is een onbekend gedeelte van een groter en verstoord ge-heel opgegraven. De verkregen onderzoeksresultaten schetsen een incompleet beeld van een groter geheel. In dit licht zijn de conclusies getrokken, zij dienen ook zo te worden beoor-deeld.

De vroegmiddeleeuwse begraafplaats Katwijk-Klein Duin die in gebruik was tussen

In document Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding (pagina 99-109)