• No results found

DOOS 1835 1835-01 Schedel

In document Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding (pagina 133-173)

Mandibula 1835-06 zat bij deze schedel maar het is onzeker of deze bij schedel 1835-01 hoort. De maxilla is aangetast, er zijn geen elementen meer aanwezig. De mandibula is incompleet, mist zowel linker- als rechterramus en de elementen zijn zwaar aangetast door attritie en/of pm processen. De onderkaak kan niet worden gepast op de maxilla van de schedel. Qua breedte en voorkomen past de mandibula wel bij de schedel. De schedel heeft mannelijke kenmerken de score is +0,6. De mandibula kon op twee van de vier kenmerken worden beoordeeld en scoort mannelijk, +1. De sluitingfase van de suturen is beoordeeld op 10 van de 16 te beoordelen punten. Deze fasebepaling was erg lastig en is minder betrouwbaar daar de suturen erg moeilijk te beoordelen zijn omdat deze alleen door het foramen magnum heen bekeken moesten worden. De sluiting verkeerde op het moment van overlijden vermoedelijk in fase IV wat de ruime leeftijdsmarge van 40-80 jaar inhoudt. De schedel vertoont twee snedevormige beschadigingen Eén snede zit aan de rechterzijde en loopt dwars over de sutura coronalis waarbij het os frontale en het rechter os pariëtale zijn geperforeerd. De randen van de snede, met een lengte van 4,8 cm en een breedte van 5,3 mm zijn scherp en aan de buitenzijde van de schedel zijn langs de rand van de snede stukjes cortex van de schedel gesprongen. Deze perforatie is mogelijk een pm beschadiging, mogelijk veroorzaakt door de rand van een spade. De tweede be-schadiging is een kaarsrechte kras van ca. 3 cm lengte. Deze kras heeft de schedel niet geperforeerd. Deze snede loopt over het linker os pariëtale tot aan de sutura sagittalis, ongeveer 2 cm vanaf de sutura coronalis. Ook deze kras heeft scherpe randen en is moge-lijk een pm beschadiging. Het zou ook een trauma kunnen zijn.

De sutura saggitalis lijkt op het achterhoofd enigszins verhoogd te zijn, of is de schedel daar enigszins vervormd? De schedel is niet geheel symmetrisch, vanaf posteriorzijde ge-zien, de linkerzijde lijkt iets minder bol, naar laterale zijde. De sutura lamdoidea in het os occipitale vertoont het EP- kenmerk “wormian bones”. Hierbij zijn kleine botstukjes van

18 de suture tijdens het verbenen van de sutura op zichzelf staand gebleven, tussen het os pa-riëtale en het os occipitale in.

Tussen de wenkbrauwbogen vertoont het bot porositeit. In dit gebied is het normaal dat het bot “pitting” vertoont, met name bij mannen komt dit voor. De porositeit is mogelijk groter dan de gangbare “pitting” en zet zich voort boven de beide oogkasranden. In de oogkassen is geen verhoogde porositeit waargenomen. De maxilla is zwaar geërodeerd. Aan de rechterzijde is slechts 1 element, namelijk de derde molaar nr. 18 aanwezig. Dit element was mogelijk aan het doorbreken, er is namelijk geen enkele slijtage waarneem-baar, het is een gaaf element. Aan de linkerzijde van de maxilla is een deel van een wortel van mogelijk de tweede of de derde molaar (nr. 27 of 28) aanwezig.

Vermoedelijk is het een rest van element nr. 27 daar aan de rechterzijde de M3 nog niet of op het moment van overlijden op het punt van doorbreken was. Beide os temporale zijn nog fuserend.

1835-02 Schedel, calvaria

Seksebepaling -0,4 vrouwelijk. Bepaald op 5 kenmerken. Suturen fuserend fase IV (nog net geen fase III). Leeftijdsindicatie 40-80. Dolichocranic schedelvorm, score 69,2. Ver-weerde cortex buitenzijde. Aan binnenzijde loopt rondom een vezelige rand, vermoede-lijk aankoeksel veroorzaakt door pm processen, verwering? De rand loopt vanaf de lin-keroogkas boven de rechteroogkas naar het rechter os pariëtale tot aan het os occipitale. In het os occipitale zit een ronde perforatie op de sutura lambdoidea aan de rechterzijde van de schedel. De diameter van dit min of meer ronde gat is 14,7-15,1 mm. De rand rondom de perforatie is fijn gekarteld. Er loopt vanuit dit gat een barst over de sutura lamdoidea richting os pariëtale. Peri mortem of post mortem trauma?

1835-03 calvarium exclusief l+r os temporale Lacunae laterales of vergrote foramina.

Seksebepaling n.a.v. 5 kenmerken, score is overtuigend mannelijk, +2,1. Het botdeel van het os frontale, bij de linkeroogkas vertoont aan laterale zijde, waar het fuseert met het os zygomaticum een afwijkende stand. Het zygomaticum zelf ontbreekt, een klein deel lijkt nog aan het uitstekende botdeel van de oogkas te zitten. Het botdeel is verdikt en vertoont aan anteriorzijde extra botvorming, (knobbel) en steekt uit in laterale richting i.p.v. de normale naar inferiorzijde gerichte stand. Aan anteriorzijde. De randen van het afsteken-de stuk bot zijn glad. De afwijkenafsteken-de stand is vermoeafsteken-delijk het gevolg van een trauma en breuk van de oogkas. Mogelijk zou het een aangeboren afwijkende stand kunnen zijn maar gezien de vorming van extra bot en de knobbel lijkt een trauma een meer voor de hand liggende oorzaak te zijn geweest.

In het schedeldak zitten twee redelijk symmetrisch geplaatste, onregelmatig gevormde, min of meer ronde perforaties. Deze zitten links en rechts van de sutura sagittalis, vlak achter de sutura coronalis. De randen zijn aan de buitenzijde van de schedel min of meer afgerond maar omdat de schedelcortex zeer verweerd is kan deze afronding een gevolg zijn van erosie. De gaten zijn respectievelijk 5,2 x 10,8 mm (linker os pariëtale) en 7,6 x7,4 mm (rechter os parietale). Aan de binnenzijde zijn de randen van de perforaties brokkelig en onregelmatig. Mogelijk zijn deze twee gaten een gevolg van een erfelijk de-fect waarbij de pariëtale foramina worden vergroot (Ortner & Putschar, 1985). Vlak ach-ter de perforatie, richting posach-terior, in het linker os parietale is nog een endocraniale de-pressie waarneembaar, deze is onregelmatig van vorm en heeft de schedel niet geperfo-reerd. Mogelijk is er sprake van pm erosie van Lacunae laterales of Pacchionian pits. Lacunae laterales zijn ondiepe, endocraniale depressies, gelegen aan beide zijden van de sutara saggitales. Lacunae laterales komen alleen voor op de beide os pariëtale, altijd achter (posterior) het bregma. Lacunae laterales bevatten grote clusters arachnoid

granu-19 lations). Arachnoid granulations (ook bekend als Pacchionian granulations /bodies) zijn uitsteeksels van de tweede dunne laag die de hersenen bedekt (Arachnoid). Pacchionian pits zijn kleine, soms geclusterde endocraniale kuiltjes met scherp gedefinieerde grenzen, veroorzaakt door erosie van kleine clusters arachnoid granulations en komen zowel voor op beide parietale als ook op het os frontale. Er bestaan verschillende theorieën over de vraag waarom de binnenzijde van de schedel erodeert dankzij de arachnoid granulations. Het is bekend dat Arachnoid granulations primair dienen voor de filtering en terugkeer van het hersenvocht (CSF, cerebrospinal fluid). In sommige gevallen kan de lacunae la-terales eroderen waardoor op die locaties de bloemkoolachtige, verbeende arachnoid granulations door het buitenste, dikkere hersenvlies breken tot in de aderholten/nerven van het brein. Daardoor kan CSF het brein verlaten en in de bloedstroom terecht komen. De kuilen ontstaan door erosie van de binnenste laag van het schedeldak door vergroting en verbening van de arachnoid granulations. Gedurende het ouder worden vergroten de arachnoid granulations, worden bloemkoolvormig en eroderen het dak van het cranium wat resulteert in kuilen die variëren in grootte en vorm. Pacchionian pits variëren van re-latief klein (2mm) tot groot (5 mm). Beide depressies, de Lacunae laterales als ook de Pacchionian pits zijn algemeen en veelvoorkomend in alle populaties en nemen toe in zowel aantal als diepte bij toename van het aantal levensjaren en mogelijk ziekte van een individu. Bij jonge individuen zijn de kuilen zeer smal en klein. Perforatie van de sche-del, anders dan door pm processen, zijn zeldzaam (Mann & Hunt, 2005). De perforaties in de schedel kunnen o.a. een gevolg zijn van vergrote foramina, ante mortem (zeldzaam) of pm- (meestal) geërodeerde depressies en taphonomische processen.

1835-04 Schedel, calvarium, zeer verweerd

Leeftijdsbepaling middels sluiting suturen, ook aan buitenzijde praktisch geheel ver-beend, fase IV of V, 40-80 jaar. Vervormd calvarium, zwaar aangetast. Mannelijke gla-bella + wenkbrauwboog.

1835-05 Schedel, calvarium, sekse neigt naar ♀, onbepaald

Enigszins vervormde schedel. Vanaf posteriorzijde is het linkerdeel van het os occipitale + het os temporale schuin naar binnen/voren gedrukt. Mesocranic schedelvorm, score 77,1. Echter, os temporale en occipitale enigszins vervormd, mogelijk ook os occipitale. Seksebepaling n.a.v. 9 kenmerken, score -0,05 is weinig overtuigend vrouwelijk en moet als onbepaald worden beschouwd. De leeftijdsbepaling n.a.v. sluiting van de suturen waarbij 16 kenmerken zijn beoordeeld levert een fasebepaling II op, wat overeenkomt met een geschatte leeftijd van 30-60 jaar. In het foramen magnum zit een aangekoekt stuk bot, mogelijk een rest van het verder vergane os sphenoid dat gedurende de periode van begraving daar is terechtgekomen en vastgekoekt.

Aan de binnenzijde vertoont de schedel aan weerzijden van de sutura sagittale, aan de linker- en rechterzijde op het os pariëtale, achter de sutura corona, endocraniale depres-sies. Deze zijn tevens waarneembaar is het is occipitale, aan linker en rechterzijde. Dit zijn vermoedelijk pacchionian pits, zoals reeds eerder beschreven bij schedel 1835-03.

1835-07 Mandibula

Aan posteriorzijde zitten verdikkingen op de plaats van pm 2, nr. 45 en m1, nr. 46. M1 is mogelijk am verloren gegaan, er is enige botvorming in de betreffende alveolare. Ook aan de linkerzijde zijn verdikkingen bij pm2, nr. 35 en m1, nr. 36.

20

1835-11 Mandibula

Mogelijk zat er een abces bij element nr. 43, (canine). Aan anteriorzijde zit een opening ter hoogte van de wortelpunt. De opening heeft scherpe randen. De tandkas vertoont geen onrustig bot, mogelijk is het een gevolg van erosie (pm). De linkerhoektand ontbreekt en het kaakbot is bij dit element aan anteriorzijde verdwenen tot aan de wortelpunt. Moge-lijk dus geen abces maar erosie van kaakbot bij beide hoektanden.

1835-12 Mandibula

Mogelijk is er sprake van am verlies van c nr. 43 en pm nr. 44, maar het kan ook door pm verlies zijn door beschadiging van het kaakbot. Kaakbot is daar afgebroken, mogelijk was het daar ontstoken? Binnenin de tandkassen lijkt er sprake te zijn van enige botvorming, vandaar het vermoeden van am verlies.

DOOS 1841

1 zak uitgesloten van onderzoek daar onduidelijk is of deze botten mogelijk als referen-tiemateriaal hebben gediend. De botdelen zijn namelijk schoon en enkele zijn geprepa-reerd. Tevens zit er een kaartje in de zak bijgesloten met daarop vermeld „schelet’. Inhoud van de zak:

1x os frontale

1x aangezicht (geprepareerd, beide os zygomaticum doorgezaagd, calvarium ontbreekt) 2x maxilla (1x l, 1x r, niet bij elkaar passend)

1x deel os frontale, gezaagd 1x sphenoïd, compleet 3x mandibulae compleet 1x scapula rechts, compleet

2x os temporale (1x l, 1x incompleet, mogelijk l?) 2x humerus l

1x ulna r

1x vertebrae, lumbaal 1x femur l

1x tibia l, zowel proximaal als distaal voorzien van ijzerdraad, door de botten gehaald 1x fibula l

Dit levert een mni van 3 individuen.

In de doos zit een lijst met categorienummers 3,17 en 22. Deze nummers zijn ingevoerd als zaknummers. Mogelijk zijn het grafnummers, M. Dijkstra heeft de nummers als mo-gelijke grafnummers ingevoerd, met erachter een vraagteken, dit is overgenomen in de database. In de zakken heb ik oude handgeschreven briefjes aangetroffen met de betref-fende nummers. Helaas zijn de zakken niet afgesloten en liggen er enkele botten ook los in de doos. Nummers 1841-10 t/m-24 in 1 zak, nr. 17.

1841-01 t/m 1841-22 behoren mogelijk tot 1 skelet.

Deze botten zaten in 1 zak. Er is in dezelfde zak tevens een extra scapula aangetroffen (groter dan die van het vermoedelijke kindskelet), een wervelboog die ongefuseerd is met het wervellichaam en daarmee afkomstig is van een persoon tussen de 3-6 jaar (Maat & Mastwik, 2007) en een fragment van een os ilium (rechterzijde). Verder zijn er twee draaiers (axis)aangetroffen. Vijf linker- en 3 rechterribben hebben een onbeschadigd fu-sievlak dat met het sternum articuleert. Verder valt op dat veel wervellichamen bescha-digd zijn en porositeit vertonen, mogelijk een gevolg van erosie door bodemprocessen? Het totaal aan botmateriaal levert een mni op van 3 personen wat betreft deze zak. Alle botdelen die mogelijk tot één individu hebben behoord zijn ongefuseerd. Er zijn geen

21 overige pijpbeenderen in de zak aangetroffen. Van de linkerhumerus (1841-04) is het ca-put aangetroffen. Van de rechterfemur (1841-11) is het caca-put aangetroffen en de distale epifyse. Van de linkerfemur (1841-15) is alleen de distale epifyse aangetroffen. De proximale epifysen van de beide tibiae (1841-14 links en 1841-12 rechts) zijn beide aan-wezig en de distale epifyse van de rechtertibia is gevonden. De distale epifysen van de beide femurae en de proximale epifysen van de beide tibiae passen op elkaar. Hiermee kan met zekerheid dus een linker- en een rechterbeen worden gevormd. Mogelijk zijn alle botten van de armen en de benen afkomstig van één individu. Dit kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Wel kan worden bepaald of botten in eenzelfde ontwikkelingsstadi-um verkeren. Hiertoe zijn botten gemeten in de meetbak. Middels de verkregen lengtes van de diafysen is volgens het schema van Maresh een leeftijdsindicatie per gemeten bot verkregen. Verder is gekeken naar de leeftijden waarop botten beginnen te fuseren en is, waar mogelijk, gekeken naar het ontwikkelingsstadium van de epifysen (Scheuer & Black, 2000). Dit levert het volgende overzicht op:

De femur links en rechts (1841-15 en -11) en de tibia links en rechts (1841-14 en -12) passen op elkaar en zijn daarmee met zekerheid afkomstig van hetzelfde individu. Dit be-treft een kind dat een leeftijd had van tussen 9-11 jaar op het tijdstip van overlijden.

Volgnum-mer na 1841- 1841-01 t/m 1841-22 Fusie prox ongefus. Lft. ind. in jaren Fusie dist. ongefus. Lft. ind. in jaren Fusie centra Bekken in jaren Ontw.fase Lengte In cm Gekal. lengtes Gemeten lengte x 1.054 Maresh Leeftijdsin-dicatie Jaar, maand -04 Humerus l ≤ 20 Epifyse≤17 Med.epicond yle≤17 25 26,35 12-0 -01 Humerus r ≤20 Epifyse≤17 Med.epicond yle≤17 25 26,35 12-00 -06 Radius l ≤17 ≤20 18 18,9 11-0 -03 Radius r ≤17 ≤20 18,2 19,1 11-6 -02 Ulna l ≤16 ≤20 19,4 20,4 10-0 -05 Ulna r ≤16 ≤20 19,4 20,4 10-0 -15* Femur l -Caput≤19 -Trochanter major≤18 -Trochanter minor≤17 ≤20 33,7 35,5 10-6 -11* Femur r -Caput≤19 -Trochanter major≤18 -Trochanter minor≤17 ≤20 33,4 35,2 10-0 -14* Tibia l -Epifyse≤19 Tuberosity≤14 ≤18 28,8 30,3 11-0 -12* Tibia r -Epifyse≤19 Tuberosity≤14 ≤18 29 30,5 11-0 -13 + -16 Fibulae l+r ≤18 - 07 + -08 Os coxae acetabular epif.≤17 christa iliaca <23 -09 + -10 Sacrum <24 -19 + -20 Costae 1, l+r <24 -17 + -18 Claviculae l+r <24 -21 + -22 Scapulae l+r Fusievlak processus coracoideus >8

22 De humerus links en rechts (1841-04 en -01), ulna links en rechts (1841-01 en -05) en de radius links en rechts (1841-06 en -03) zijn op grond van uiterlijke overeenkomst, de ontwikkelingsfase en overeenkomstige leeftijdsindicaties ten opzichte van de botdelen van de benen vermoedelijk afkomstig van hetzelfde kind. Van de claviculae, scapulae, costae, fibulae en het bekken is slechts een ruimere leeftijdsindicatie mogelijk maar deze botdelen zouden qua ontwikkeling ook van hetzelfde individu afkomstig kunnen zijn waartoe de botdelen van de armen en de benen hebben toebehoord. Het fusievlak van het processus coracoideus, het subcoracoid centre van de scapula ontstaat op 8-10 jarige leef-tijd en is op maximaal 20 jarige leefleef-tijd gefuseerd (Scheuer & Black, 2000). Het vlak van de beide scapulae (links, 1841-22 en rechts, 1841-21) is zeer ruw, met groeven en bot-puntjes, wat een jonge leeftijd doet vermoeden. De epifyse van de clavicula fuseert aan mediale zijde tussen de 16-21 jaar en deze epifyse bedekt (het grootste deel van) het arti-culerende oppervlak op 24-29 jarige leeftijd. Voor het 18e levensjaar is er geen sprake van de vorming van een epifyse. Bij beide claviculae (links, 1841-18 en -17) is het on-duidelijk of er sprake is geweest van epifysevorming, temeer daar het sternale eind van de linkerclavicula enigszins geërodeerd is. Mogelijk was er sprake van epifysevorming bij de rechterclavicula, deze zou daarmee niet tot het kindskelet hebben behoord. In ieder geval is de epifyse niet gefuseerd en kan gesteld worden dat deze hebben toebehoord aan een individu jonger dan 24 jaar (Maat & Mastwijk, 2007).

*1841-25 radius r

Ook een uitzonderlijk groot, grof bot. Enige lipping langs tuberositas radii, mogelijk DJD/pOa.

*1841-26 ulna r

Uitzonderlijk groot, grof bot. Alleen uiterste topje distaal ontbreekt, toch als fragment ge-noteerd maar is nagenoeg compleet.

*1841-27 clavicula r

Diepe groef aan inferior zijde op de plaats van de m. subclavius en de fascia clavipectora-lis. Mogelijk gevolg van tear and wear? Uitzonderlijk groot, grof bot, mannelijke ken-merken.

*1841-34 Humerus l

Groot, zeer grof bot, sterk ontwikkelde christa tuberculae majoris, de aanhechtingsplaats voor de m. pectoralis major. Mogelijk sterke inwerking van deze spier.

1841-25, -27,- 34 Op grond van de uiterlijkheden, groot, grof + sterke

spieraanhechtings-plaatsen, mogelijk afkomstig van 1 individu.

1841-29 clavicula l

Facies articularis aan sternale zijde is gedeukt en vertoont porositeit. Mogelijke aanwij-zing voor pOa, tear and wear.

1841-30/1, /2 en /3, Pelvis, een compleet bekken, beide bekkenhelften scoren

zwak/onzeker mannelijk, +0,1 op 7 kenmerken.

1841-35 femur l

Troachnter minor en major ontbreken. Aan anteriorzijde vertoont het collum, onder het caput, een plak bot/verdikking. Mogelijk gevolg van articulatie met het acetabulum?

23 Hoort mogelijk bij 1841-36 gezien de uiterlijke kenmerken, overeenkomsten lengte en l+r deel.

1841-36 femur r

Trochanter major en minor ontbreken. Aan anteriorzijde, op collum vlak onder het caput zit een plak bot, een botverdikking. Mogelijk gevolg van articulatie met het acetabulum? Qua uiterlijke kenmerken, overeenkomsten lengte en l+r deel mogelijk van zelfde indivi-du als 1841-35.

1841-41 tibia r

Botpuntjes, vermoedelijk enthesofyten op de aanhechtingsplaats van de m. popliteus. Mogelijk als gevolg van trek en duw krachten.

Aangezien alle botten ongefuseerd zijn, uiterlijke overeenkomsten vertonen, eenzelfde leef-tijdsindicatie geven en samen een min of meer compleet skelet opleveren is aangenomen dat deze botten van één individu afkomstig zijn (skkd02), maar dit is niet zeker. Het betreft een kind dat een leeftijd had van ca. 4-5 jaar op het tijdstip van overlijden.

Volg- nr. na 1841-

skeletdeel Fusie prox Ongefus. Lft. ind. in jaren Fusie dist. Ongefus. Lft.ind.in jaren Fusie centra bekken in jaren Ontw.fase Lengte in cm Gecal. lengte Gemeten lengte x 1.054 Maresh leeftijds-indicatie jaar-maand 48 humerus l ≤ 20 Epifyse≤17 Med.epicondyle ≤17 16,9 17,8 5-0 jaar 43 Humerus r ≤20 Epifyse≤17 Med.epicondyle ≤17 17,3 18,2 5-6 47 Radius l ≤17 ≤20 11,7 12,3 4-6 44 Radius r ≤17 ≤20 11,8 12,4 4-6 46 Ulna l ≤16 ≤20 13,3 14,0 4-6 45 Ulna r ≤16 ≤20 13,3 14,0 4-6 50 Femur l -Caput≤19 -Trochanter major≤18 -Trochanter minor≤17 ≤20 23,4 24,6 5-0 49 Femur r -Caput≤19 -Trochanter major≤18 -Trochanter minor≤17 ≤20 23,4 24,6 5-0 52 Tibia l -Epifyse≤19 Tuberosity≤14 ≤18 17,8 18,7 4-6 51 Tibia r -Epifyse≤19 Tuberosity≤14 ≤18 17,5 18,4 4-0 53+54 Fibulae l+r ≤18 63+61 Os coxae, fusie Ilium + ischium acetabular epif.≤17 christa iliaca <23 62 Sacrum <24 57 Ver Axis Dens 55+56 Claviculae l+r <24 57+58 Scapulae l+r Fusievlak processus coracoideus >8 60 Vertebra Neuro central junction Tussen 3-6 jaar

24 De ongefuseerde wervelboog die in zak 17 is aangetroffen (1841-23) past qua ontwikkeling tot het kindskelet skkd02 . De wervelboog fuseert met het wervellichaam tussen de 3-6 jaar. Ook het kleine ilium nr 1841-28 uit zak 17 is gezien de zijde (r) en afmetingen mogelijk af-komstig van individu skk02, ze komen uiteindelijk allemaal uit dezelfde doos 1841 en kunnen in de loop van de tijd, tijdens eerder onderzoek, in de verkeerde zak zijn terechtgekomen.

1841-64 mandibula, compleet

De mandibula (1841-64) die in dezelfde zak is aangetroffen als de botdelen van het vermoe-delijke skelet skk02 is mogelijk afkomstig van een kind van rond de 6 jaar (+- 24 maanden) en zou daarmee tot hetzelfde individu skkd02 kunnen hebben toebehoord. In de kaak zijn links en rechts de beide melkkiezen nog aanwezig (nr. 7,4 en 7,5 en 8,4 en 8,5) Verder is aan linkerzijde de M1 geheel doorgebroken. In de kaak zit, ter hoogte van de 2e incisive (rechts) een nog niet doorgebroken element. Het lijkt op een snijtand (1e of 2e) maar het is lastig te zien daar het element diep in de kaak zit, enigszins schuin geplaatst onder de lege alveolen. De alveolen van de middelste twee snijtanden zijn tamelijk groot, onduidelijk is of er moge-lijk al blijvende elementen in hebben gezeten die pm verloren zijn gegaan, dit zou een hogere leeftijdsindicatie opleveren. Ervan uitgaande dat het in de kaak aanwezige element inderdaad een niet doorgebroken incisive is, naast de geheel doorgebroken M1 en de vier nog aanwezige melkkiezen is de leeftijdsindicatie bepaald op 6 jaar +-24 maanden. Echter, als het niet door-gebroken element een hoektand is en de alveolen leeg zijn als gevolg van pm verlies van de doorgebroken blijvende snijtanden dan is mandibula afkomstig van een kind met een leeftijd van 9 jaar,+ of - 24 maanden op het tijdstip van overlijden. Op die leeftijd is de M1 geheel

doorgebroken en zijn de melkkiezen nog aanwezig (Ubelaker, 1989).

DOOS 1867

Deze doos bevat veel gefragmenteerde botten die onder de modder en zandresten zitten. Veel verse breuken, veroorzaakt door het begraven zijn en het opgraven (verse breuken).

In document Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding (pagina 133-173)