• No results found

Onderzoeksopzet

In document Vertrouwen en Burgerbetrokkenheid (pagina 34-39)

Binnen dit onderzoek wordt onderzoek gedaan naar vertrouwen in relatie tot burgerbetrokkenheid. Aan de hand van de contingentiebenadering van vertrouwen en een casus wordt onderzocht wat de relatie is tussen vertrouwen en burgerbetrokkenheid. Dit wordt gedaan met als doel een begin te maken aan het leggen van een wetenschappelijke basis voor een andere aanpak met betrekking tot burgerbetrokkenheid. Naast deze doelstelling, wordt ook een bijdrage geleverd aan het wegnemen van een lacune in de beleidsliteratuur voor wat betreft het onderwerp vertrouwen. Om de hiervoor genoemde doelstellingen te halen, worden binnen onderzoek verschillende keuzes gemaakt. In deze paragraaf worden de keuzes toegelicht. In de eerste paragraaf wordt stilgestaan bij de algemene kenmerken van dit onderzoek, in de tweede paragraaf wordt de analyse-eenheid, onderzoekspopulatie en selectie besproken evenals de dataverzamelingsmethode. In de laatste paragraaf wordt de analysemethode besproken.

Pagina 35 van 118

4.1. Algemene kenmerken

Tijmstra en Boeije schetsen in hun boek “wetenschapsfilosofie in de context van de sociale wetenschappen” een aantal verschillende onderzoek typen: “in wetenschappelijk onderzoek maken we een onderscheid tussen fundamenteel en praktijkgericht onderzoek. Fundamenteel onderzoek richt zich op kennisproblemen, terwijl praktijkgericht onderzoek gaat om onderzoek dat een of meer fasen van besluitvorming over een praktijkprobleem ondersteunt. Wetenschappelijk onderzoek is systematisch en volgt een bepaalde logica” (Tijmstra & Boeije, 2011, p. 27). Er zijn dus drie verschillende soorten onderzoek: “praktijkgericht niet-wetenschappelijk onderzoek, praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek en fundamenteel onderzoek” (Tijmstra & Boeije, 2011, p. 29). Dit onderzoek is een fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, omdat binnen dit onderzoek op een wetenschappelijke (systematische en logische) wijze een kennisvraag beantwoord.

Er bestaan verschillende opvattingen, over wat wetenschappelijk onderzoek is. Binnen dit onderzoek wordt een interpretatieve benadering gehanteerd. Dit is een wetenschappelijk paradigma, dat is ontstaan vanuit de kritiek op de empirisch-analytische benadering. Binnen de interpretatieve benadering staat het begrijpen centraal en worden situaties vanuit een eerstepersoonsperspectief beschouwt (Tijmstra & Boeije, 2011, pp. 22-24). Dit is ook de situatie binnen dit onderzoek, er wordt immers gestreefd naar het begrijpen van het ontstaan van vertrouwen van burgers bij burgerbetrokkenheidsprojecten. In het theoretisch kader is duidelijk geworden dat vertrouwen een sterk subjectief concept is. Hierdoor kan dit concept alleen onderzocht worden vanuit een eerstepersoonsperspectief om het concept daadwerkelijk te kunnen begrijpen. Deze eigenschap sluit dan ook aan bij de interpretatieve benadering.

Dit onderzoek is ook een kwalitatief onderzoek: “het verzamelen van gegevens open en flexibel, er kan worden ingesprongen op onverwachte situaties. De gegevens worden niet numeriek opgemaakt, maar in alledaagse taal verwerkt […]. Het belangrijkste aspect van kwalitatief onderzoek is dat waarde wordt gehecht aan de betekenis die mensen (deelnemers aan onderzoeken) aan zaken geven” (Verhoeven, 2011, p. 31). Dit sluit aan bij de interpretatieve benaderingswijze van dit onderzoek en het streven om de werking van vertrouwen bij burgerbetrokkenheidsprojecten te kunnen begrijpen. Tijmstra en Boeije schrijven hierover: “interpretatieve onderzoekers hebben een voorkeur voor kwalitatief onderzoek. Dat wil zeggen dat zeggen dat ze participeren in de te bestuderen situatie of interviews afnemen, waarmee ze proberen de gebeurtenissen vanuit de betrokkenen te beschouwen” (Tijmstra & Boeije, 2011, p. 24). Ook Verhoeven stelt dat een interpretatieve benadering aansluit bij kwalitatief onderzoek: “[interpretatief] onderzoek is over het algemeen kwalitatief van aard en richt zich op personen en groepen” (Verhoeven, 2011, p. 33). Verhoeven schrijft ook dat bij kwalitatieve onderzoeken personen en hun omgeving als één geheel worden onderzocht. Dit wordt ook wel holisme genoemd (Verhoeven, 2011, p. 30). Dit sluit aan bij de contingentiebenadering die uiteen is gezet in het theoretisch kader. Binnen dit onderzoek is verder sprake van een casestudy/gevalsstudie. Er worden namelijk gefocust op één burgerbetrokkenheidsproject binnen de gemeente Zoetermeer. Dit komt overeen met de definitie

Pagina 36 van 118

van een casestudy van Verhoeven: “Speelt een onderzoek zich in één organisatie of één groep af, dan spreekt men wel over een gevalsstudie of casestudy. Bij dit zogeheten ‘N=1’-onderzoek wordt slechts één case bestudeerd” (Verhoeven, 2011, p. 157).

4.2. Dataverzamelingsmethode en selectie onderzoekspopulatie

Binnen dit onderzoek wordt met een ongestructureerd interview data verzameld om vertrouwen in relatie tot burgerbetrokkenheid te onderzoeken. Een interview is een vraaggesprek waarin de beleving van de geïnterviewde centraal staat. Het interview heeft als doel om informatie over een bepaald onderwerp te verzamelen. Er bestaan verschillende soorten interviews, waar het open interview er een van is. Bij een open interview worden in een gesprek voornamelijk open vragen gesteld of staat een vrije vraagstelling centraal. In deze situatie wordt door de onderzoeker met name gezicht naar de achterliggende motieven van de geïnterviewden. Ander gezegd, de beleving van de respondent staat centraal. Hierdoor sluiten open interviews uitstekend aan bij een interpretatieve onderzoeksopzet. Dit omdat er veel ruimte bestaat voor de respondent om achterliggende motieven inzichtelijk te maken (Verhoeven, 2011, p. 148). Dit is voor dit onderzoek relevant omdat al eerder is geconstateerd dat vertrouwen een uiterst subjectief verschijnsel is. Dit maakt het noodzakelijk dat de geïnterviewden binnen het onderzoek ook de maximale ruimte moeten krijgen om hun motieven en denkbeelden te delen.

Een open interview kan zelf ook verschillende vormen aannemen, Verhoeven (2011, p. 150) onderscheid er drie: een ongestructureerd interview, een half gestructureerd interview en een gestructureerd interview. Bij het ongestructureerde interview (ook diepte-interview genoemd) werkt een onderzoeker met één hoofdvraag of alleen onderwerpen (topics). De eigen inbreng van de respondent is hier maximaal (Verhoeven, 2011, p. 150). Dit maakt dat deze vorm van interviewen goed aansluit bij dit onderzoek. Zoals al in de vorige alinea is toegelicht, is het noodzakelijk dat de geïnterviewden binnen het onderzoek de maximale ruimte moeten krijgen om hun motieven en denkbeelden te delen. Dit omdat vertrouwen een uiterst subjectief verschijnsel is. De hoofdvraag tijdens de interviews van dit onderzoek is: Welke risico’s ziet u in de samenwerking met de gemeente en hoe gaat u met deze risico’s om? Tot deze vraag is gekomen omdat uit het theoretisch kader is gebleken dat vertrouwen gezien kan worden als het opschorten van risico’s en onzekerheden. Door het gesprek hierover te voeren, kan onderzocht worden hoe vertrouwen werkt. Er wordt bewust gekozen om het woord ‘vertrouwen’ niet te (be)noemen. Dit omdat mensen verschillende interpretaties kunnen hebben over wat het begrip precies omvat. Deze verschillende interpretaties kunnen de onderzoeksresultaten vertekenen. Daarnaast kan het feit dat de respondenten zelf over vertrouwen beginnen een indicatie zijn dat er al sprake is van vertrouwen. Bij het operationaliseren wordt dus bewust gekozen om alleen risico’s centraal te stellen in dit onderzoek. In hoofdstuk vijf wordt dit nog nader beschreven. De opzet van het interview is verder beschreven in de eerste bijlage van dit onderzoek.

Pagina 37 van 118

De analyse-eenheid binnen dit onderzoek zijn individuele burgers. De onderzoekspopulatie wordt gevormd door de burgers die, tijdens het onderzoek, betrokken zijn bij de SAMBA-groep in de gemeente Zoetermeer. Door de relatief kleine onderzoekspopulatie ligt het trekken van een aselecte steekproef niet voor de hand. Er wordt in dit onderzoek dan ook gewerkt met een selecte steekproef. Het trekken van een selecte steekproef kan op verschillende manieren plaatsvinden (Verhoeven, 2011, pp. 190-192). Binnen dit onderzoek wordt de sneeuwbalmethode gebruikt. Deze methode wordt gebruikt als respondenten moeilijk te achterhalen zijn. Binnen de methode wordt gebruik gemaakt van het eigen netwerk van de onderzoeker om zo aan respondenten te komen. Binnen dit onderzoek is eerst contact gezocht met de Wethouder Samenspraak van Zoetermeer. Via de wethouder werd contact gelegd met de ambtenaar die betrokken was bij de SAMBA-groep. Deze legde op zijn beurt het contact met de voorzitter van de SAMBA-groep. Via de voorzitter zijn de rest van de respondenten geselecteerd. Via deze methode blijven mensen geselecteerd worden totdat een verzadigingspunt wordt bereikt. Dit verzadigingspunt kan worden herkend doordat de onderzoeker niets nieuws meer hoort. Het kan ook zijn dat alle beschikbare mensen uit de onderzoekspopulatie benaderd zijn en er geen nieuwe mensen meer zijn om te benaderen. De laatste mogelijkheid is dat de onderzoeker de maximale inzet qua tijd of geld, dat beschikbaar was voor het onderzoek, heeft gebruikt. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de onderzoeker na tien interviews het verzadigingspunt nog niet heeft bereikt en dat er nog beschikbare mensen bestaan binnen de onderzoekspopulatie. Echter heeft de onderzoeker geen tijd meer om nog meer interviews af te nemen. In dat geval kan de dataverzameling ook worden gestopt.

4.3. Analysemethode

Zoals in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk wordt beschreven, wordt binnen dit onderzoek een interpretatieve benadering gehanteerd. De achtergrond van deze onderzoeksopvatting ligt in de filosofie van de hermeneutiek. De hermeneutiek is een klassiek begrip voor het duiden of uitleggen van teksten. De filosofie is dat sociale wetenschappers concrete mensen en gemeenschappen kunnen worden geduid door hen van binnenuit te begrijpen en in hun context te plaatsen (Tijmstra & Boeije, 2011, p. 23). Het analyseren van teksten (hermeneutiek) is dus een voorbeeld van een interpretatieve onderzoeksbenadering (Verhoeven, 2011, p. 33). Een hermeneutische benadering is een goede analysemethode om erachter te komen hoe en waarom mensen elkaar vertrouwen. Dit omdat de onderzoeker met de hermeneutische benadering de situatie van de onderzochte persoon kan internaliseren. Hierdoor kan de onderzoeker de situatie van de onderzochte actor begrijpen (Breeman, 2015, pp. 198-199).

De hermeneutische benadering heeft als doelstelling om deelteksten te begrijpen door op ze te reflecteren via een overkoepelde tekst die als referentiekader dient. Anders gezegd, men probeert een groter geheel te begrijpen door kleine stukken tekst te analyseren (Breeman, 2015, p. 199). Alvesson en Sköldberg (2000, pp. 58-67) beschrijven in hun boek ‘Reflexive methodology: new vistas for qualitative research’ dat de analyse van data, binnen een hermeneutische benadering, bestaat uit vier stappen:

Pagina 38 van 118

1. Het referentiekader;

2. Het lezen en interpreteren van deelteksten; 3. Het voeren van een dialoog;

4. Het aanpassen van het referentiekader.

In de eerste stap wordt de overkoepelde tekst (die als referentiekader dient) beschreven die gebruikt wordt om kleinere stukken tekst te kunnen interpreteren. Bij wetenschappelijk onderzoek wordt het referentiekader veelal gevormd door een theoretisch kader. In het theoretisch kader worden immers algemene (theoretische) patronen geschetst, die specifieke situaties kunnen verklaren. Binnen de hermeneutische benadering wordt continu gereflecteerd op het referentiekader bij de analyse van deelteksten en wordt het referentiekader ook aangepast. Deze eerste stap is binnen dit onderzoek doorlopen en het resultaat staat in hoofdstuk twee (theoretisch kader).

In de tweede stap staat het lezen en interpreteren van deelteksten centraal. Deze deelteksten worden binnen de context van wetenschappelijk gevormd door kwalitatieve data zoals interviewverslagen. De deelteksten van dit onderzoek, worden dan ook onder andere gevormd door de interviewverslagen met bewoners van de SAMBA-groep. Het doel van stap twee is in de deelteksten, elementen te vinden die helpen bij het begrijpen van een vraagstuk. Binnen dit onderzoek staat de vraag centraal hoe vertrouwen ontstaat. In de context van dit onderzoek is dan ook het doel van stap twee om in de deelteksten, elementen te vinden die het ontstaan van vertrouwen verklaren. Dit betekent concreet dat er in de tekst gezocht moet worden naar woorden of fragmenten die antwoord geven op deze vraag. Breeman (2015, p. 202) doet dit bijvoorbeeld door feiten uit de deelteksten te halen en deze te categoriseren.

In de derde stap wordt een koppeling gemaakt tussen het referentiekader en de gevonden elementen uit de deelteksten. Dit wordt gedaan door vanuit het referentiekader ‘vragen te stellen’ aan de deelteksten en te luisteren naar diens ‘antwoorden’. Een hermeneutische onderzoeker wisselt dus iedere keer tussen de situatie van voor de analyse van de deelteksten (het referentiekader) en de situatie erna (het interpreteren van deelteksten) (Alvesson & Sköldberg, 2000, p. 62). Er wordt dus een vergelijking gemaakt tussen het referentiekader en de deelteksten. Deze stap is de kernactiviteit van hermeneutische onderzoekers (Breeman, 2015, p. 203). In de context van dit onderzoek betekent dit dat de woorden of fragmenten uit de interviewverslagen, die antwoord geven op de onderzoeksvraag, worden vergeleken met het theoretisch kader. Dit wordt gedaan door de verschillende verklaringen, die het ontstaan/bestaan van vertrouwen kunnen verklaren, uit paragraaf 2.3. langs te lopen. Dit wordt binnen dit onderzoek gedaan in hoofdstuk zes.

In de vierde en laatste stap worden, op basis van de verschillen uit stap drie, de benodigde aanpassingen aan het referentiekader benoemd. Deze aanpassingen op het referentiekader zijn het gevolg van de constante zoektocht naar nieuwe verklaringen op de onderzoeksvraag. In de context van dit onderzoek betekent dit dat de verschillen tussen de woorden of fragmenten uit de interviewverslagen met het

Pagina 39 van 118

theoretisch kader aanleiding zijn om de inzichten uit het theoretisch kader aan te passen. Er wordt feitelijk gezien een conclusie op het voorgaande gegeven. Dit wordt concreet binnen dit onderzoek gedaan in hoofdstuk zeven en met de beantwoording van de derde deelvraag.

De hermeneutische benadering wordt met name gebruikt om een sociaal fenomeen in een specifieke casus te begrijpen. De hermeneutische benadering biedt de mogelijkheid om te kunnen verkennen of een theorie (c.q. theoretisch kader) goed werkt. Anders gezegd, de hermeneutische benadering bij het beoordelen of we een sociaal fenomeen beter begrijpen met behulp van een theoretisch kader in plaats van zonder een theoretisch kader (Breeman, 2015, pp. 205-206).

In document Vertrouwen en Burgerbetrokkenheid (pagina 34-39)