• No results found

Het statusmechanisme

In document Vertrouwen en Burgerbetrokkenheid (pagina 48-63)

5. Operationaliseren en afbakening

5.12. Het statusmechanisme

De twaalfde en laatste mogelijke verklaring is gebaseerd op het statusmechanisme en stelt dat: het bestaan van vertrouwen kan worden verklaard doordat de te vertrouwen partij waarde hecht aan status binnen een gemeenschap.

Het eerste element uit het mechanisme is ‘de te vertrouwen partij’. Net als bij de voorgaande mechanismen wordt hieronder de gemeente Zoetermeer verstaan. Het andere element is ‘waarde hecht aan status binnen een gemeenschap’. Status wordt in het kader van dit mechanisme als een synoniem gezien van imago. Ander gezegd, het aanzien van de gemeente vanuit de gemeenschap. Of de gemeente daadwerkelijk waarde hecht aan status, wordt in dit onderzoek niet onderzocht. Dit omdat de perceptie van de bewoners leidend is.

Dit mechanisme lijkt sterk op het reputatiemechanisme (zie paragraaf 5.3.). Het verschil tussen deze twee mechanismen is dat het reputatiemechanisme meer focus legt op de reputatie van de gemeente in het algemeen binnen de stad. Bij het statusmechanisme ligt de focus meer op het aanzien van de gemeente binnen de (kleinere) gemeenschap van bewoners. Een kenmerkende uitspraak in het kader van

Pagina 49 van 118

het reputatiemechanisme is: “als de gemeente dat doet, dan plaatsen wij een nieuwsitem op onze website en een stuk in de krant” (dit is een generiek voorbeeld en geen waargenomen citaat). Bij het statusmechanisme is meer gefocust op de gemeenschap en heeft daarom ook een andere soort kenmerkende uitspraak: “als de gemeente dat doet, dan zal de wijk … van de gemeente vinden” (dit is een generiek voorbeeld en geen waargenomen citaat).

6. Onderzoeksresultaten en analyse

Binnen dit onderzoek wordt, zoals beschreven in hoofdstuk 4, een hermeneutische benadering gehanteerd. In dit hoofdstuk wordt de verzamelde data via een hermeneutische benadering geanalyseerd. In de analyse worden verschillende bronnen gebruikt:

1. Woordelijk uitgeschreven interviewverslagen;

2. Aantekeningen (gedeeltelijk woordelijk uitgeschreven) van een informatieavond die georganiseerd werd door de SAMBA-groep;

3. Verslagen van de vergaderingen van de SAMBA-groep; 4. De Kadernota samenspraak van de gemeente Zoetermeer; 5. De kansenkaart van de SAMBA-groep.

Binnen dit onderzoek zijn uiteindelijk zes interviews afgenomen en uitgewerkt in woordelijke verslagen. Deze verslagen zijn opgenomen in de bijlage van dit onderzoek. Één interview kon niet worden uitgewerkt, omdat de bandopname wegens te veel achtergrondgeluiden niet uitgewerkt kon worden. Het aantal interviews is tot stand gekomen op basis van twee redenen. Enerzijds werd er geen nieuwe data meer aangetroffen bij het laatste interview. Dit is het teken dat er een verzadigingspunt wordt bereikt. Anderzijds was de maximale inzet qua tijd gebruikt, dat beschikbaar was voor het onderzoek.

Met de hiervoor opgesomde documenten wordt de analyse gemaakt. Met deze opzet wordt recht gedaan aan triangulatie. Dat houdt in dat er drie verschillende methoden van materiaalverzameling gebruikt worden om de betrouwbaarheid van de bevindingen te maximaliseren. De gebruikte materiaalverzamelingstechnieken zijn binnen dit onderzoek dus: het interview, de inhoudsanalyse (van primaire bronnen) en observaties. In dit hoofdstuk wordt per mechanisme de bevindingen van de analyse weergegeven.

Voordat er echter begonnen wordt met het langslopen van de verschillende mechanismen, is het ook belangrijk om stil te staan bij de andere elementen uit het theoretisch kader. Zo wordt aan het begin van het theoretisch kader een definitie gegeven van vertrouwen. De eerste vraag die vanuit het theoretisch kader gesteld kan worden is: kan de definitie van vertrouwen worden herkend in de deelteksten? Binnen dit onderzoek is vertrouwen gedefinieerd als een opzettelijke staat van gunstige verwachtingen en het tijdelijk opschorten van risico’s en onzekerheden. Het begrip vertrouwen is vervolgens verder geoperationaliseerd naar de waarnemingsvraag of de bewoners uit de SAMBA-groep zich bewust

Pagina 50 van 118

blootstellen aan risico’s in hun samenwerkingsrelatie met de gemeente Zoetermeer. Bij de analyse van de deelteksten is een aantal keer de hiervoor genoemde definities van vertrouwen waargenomen.

“Ik denk dat het wel een succes gaat worden. Of het helemaal het doel zal halen, wat ik net geschetst heb, weet ik niet helemaal zeker. Omdat daarmee een substantieel groot bedrag gemoeid is en of dat helemaal haalbaar is weet ik niet helemaal zeker. Maar ik heb wel het vermoeden dat het politiek gezien uitermate aantrekkelijk is en dat er gelden voor vrij gemaakt zullen worden. En met name dat de bewoners alle wil hebben hier hard aan te trekken. Als je ziet hoeveel vrijwilligers er nu ongeveer zijn, die volstrekt om niet aan dit project trekken, en dat is groeiende. Dus ik denk dat het wel tot een succes zal worden” (Sonneveld, 2016, pp. 74- 75).

In het bovenstaande citaat uit het interview komt duidelijk naar voren dat er nog risico’s en onzekerheden bestaan ten aanzien van het project. Toch heeft de geïnterviewde er vertrouwen in dat het project een succes gaat worden. Hij bevindt zich dus in een opzettelijke staat van gunstige verwachtingen. De geïnterviewde stelt zich verder bloot aan het risico dat de gemeente de gevraagde investering niet zal doen. In deze deeltekst komen dus alle elementen van de definitie van vertrouwen aan bod.

“[…] er wordt nu geld in geïnvesteerd en dat doen ze waarschijnlijk ook niet voor niks. Dan rolt het balletje wel een bepaalde kant op waarschijnlijk of niet en dan hebben we gewoon ongelijk gehad. Ik bedoel zo simpel is het ook. Dan moeten wij onze verwachtingen bijstellen. Omdat wij een verkeerd beeld van de werkelijkheid hadden. Maar daar kunnen we allemaal wel mee leven” (Bongers, 2016, p. 93).

Ook wordt de definitie in andere interviews waargenomen. In het bovenstaande citaat komt ook duidelijk naar voren dat er nog onzekerheden bestaan ten aanzien van het project. De geïnterviewde geeft immers aan dat de situatie, hij noemt dit zelf het balletje, twee kanten kan opgaan. De ene situatie is voor hem gewenst, de andere niet. In de teksten rondom dit citaat beargumenteerd de geïnterviewde dat hij denkt dat het wel goed gaat komen. Ook deze geïnterviewde bevindt zich dus in een opzettelijke staat van gunstige verwachtingen. Dit citaat is met name relevant omdat de geïnterviewde zelf vertelt dat hij een positieve verwachting heeft ten opzichte van de gemeente. In de laatste zin maakt de respondent expliciet dat hij ook accepteert dat hij risico loopt. Hij stelt zich dus bewust bloot aan de risico’s in de samenwerkingsrelatie met de gemeente Zoetermeer.

Beide respondenten dragen ook argumenten aan voor waarom zij vertrouwen hebben. Dit soort argumenten komen terug bij de analyse van de mechanismen in de volgende paragrafen. Per mechanisme wordt een of twee deeltekst(en) gebruikt om te laten zien waar het mechanisme constateert kan worden. Dit betekent uitdrukkelijk niet, dat er niet meer deelteksten zijn waarin het mechanisme

Pagina 51 van 118

voorkomt. Het mechanisme kan dus in de deelteksten vaker voorkomen. Het is voor dit onderzoek echter niet relevant om alle deelteksten weer te geven waar mechanismen in voorkomen. Er wordt immers onderzocht of de mechanismen voorkomen en niet hoe vaak ze voorkomen.

6.1. Het prestatiemechanisme

Het prestatiemechanisme stelt dat het bestaan van vertrouwen kan worden verklaard doordat betrouwbaar gedrag van de te vertrouwen partij wordt beloond met een bonus of afgestraft met het verliezen van een onderpand. In de context van dit mechanisme is er sprake van betrouwbaar gedrag als de gemeente gemaakte afspraken na komt. Als de gemeente niet handelt volgens expliciete afspraken of impliciete verwachtingen, is er sprake van onbetrouwbaar gedrag. Bij het operationaliseren van dit mechanisme is gesteld dat het volledige mechanisme kan worden waargenomen als bewoners in het interview beargumenteren dat: de kans op onbetrouwbaar gedrag van de gemeente wordt verkleind doordat de bewoners iets waardevols van de gemeente kunnen ontnemen als de gemeente zich niet houdt aan formele afspraken of informele verwachtingen. Dit kan worden waargenomen met teksten zoals: “als de gemeente zich niet houdt aan de afspraken, dan zullen de vrijwilligers zich niet meer voor de boerderij inzetten” en “als de gemeente zich aan de afspraken houdt, dan zullen wij als bewoners meer vrijwilligers mobiliseren” (beide teksten zijn generieke voorbeelden en geen waargenomen citaten).

“Wij zijn niet een maatschappelijk initiatief in de zuivere zin van het woord. Wij waren een maatschappelijke adviesgroep op uitnodiging van de gemeente en we hebben met de gemeente meegedacht. En naast dat meedenken hebben we gezegd dat we ook wel een handje willen meehelpen. Dus er is een maatschappelijk initiatief geboren uit een maatschappelijke vraag. De vraag was vanuit de gemeente: denk mee. Wij komen met een aantal dingen die des gemeente zijn. Van: ‘goh, daar zien wij kansen voor jullie liggen’. Wij realiseren ons heel goed dat je in je eentje die kar niet kan trekken. Maar gemeente, wij willen u een handje helpen. Wij willen echter voorkomen, dat de gemeente zegt van: jullie willen een handje helpen? Hier heb je de hele rotzooi! Gooi maar over de schutting. Dan haak ik af” (Bongers, 2016, p. 91).

In het citaat hierboven kan het prestatiemechanisme worden waargenomen. De respondent beargumenteert namelijk dat hij de gemeente iets te bieden heeft wat de gemeente graag wil hebben. In dit citaat is dat het ‘handje willen meehelpen’. Verder spreekt de respondent daarbij een duidelijke verwachting uit. Namelijk dat de gemeente wel een actieve rol moet blijven vervullen binnen het project en niet alles aan de bewoners moet overlaten. Dit is te herkennen in de tekst: ‘Wij willen echter voorkomen, dat de gemeente zegt van: jullie willen een handje helpen? Hier heb je de hele rotzooi!’. Ook benoemt de respondent iets waardevols dat hij kan ontnemen van de gemeente, namelijk zijn inzet voor het project. Dit is te herkennen in de tekst: ‘Dan haak ik af’. Alle elementen van het geoperationaliseerde prestatiemechanisme zijn dus waargenomen.

Pagina 52 van 118

6.2. Het zelfbeperkingsmechanisme

Het zelfbeperkingsmechanisme stelt dat het bestaan van vertrouwen kan worden verklaard doordat het eigen handelen van de te vertrouwen partij vrijwillig wordt beperkt. Met eigen handelen wordt de mogelijkheid bedoeld, die de gemeente heeft om tegen de belangen van de bewoners in te handelen. Anders gezegd, de mogelijkheid van de gemeente om onbetrouwbaar gedrag te vertonen. Vrijwillig betekent in de context van dit mechanisme dat de beperking niet afgedwongen kan worden door de bewoners. De gemeente is dus niet verplicht is om iets te doen. Bij het operationaliseren van dit mechanisme is gesteld dat het volledige mechanisme kan worden waargenomen als bewoners in het interview beargumenteren dat: de kans op onbetrouwbaar gedrag van de gemeente wordt verkleind doordat de gemeente dit zichzelf niet mogelijk maakt. Dit kan worden waargenomen met teksten zoals “de gemeente heeft ons als bewoners de mogelijkheid gegeven om onafhankelijk onderzoek te laten doen” (dit is een generiek voorbeeld en geen waargenomen citaat).

Het zelfbeperkingsmechanisme is niet waargenomen binnen dit onderzoek. Althans, de bewoners hebben niet aangegeven dat zij bepaalde risico’s afgedekt achten door zelfbeperkingsmaatregelen van de gemeente. Dit is opmerkelijk omdat de gemeente wel degelijk aan zelfbeperking heeft gedaan. In paragraaf 3.2. van dit onderzoek wordt stilgestaan bij de kadernota samenspraak (Gemeente Zoetermeer, 2013) en de inspraak- en participatieverordening. In deze documenten staan verschillende regels en principes die de gemeente zichzelf oplegt. In feite beperkt de gemeente haar eigen handelen bij een samenspraakproject. Dit wordt echter niet erkend of herkend door de bewoners. Binnen dit onderzoek is de perceptie van de bewoners leidend. Want uiteindelijk bepaald hoe zij de situatie ervaren, of zij vertrouwen hebben of niet. Dat er objectief gezien beargumenteerd kan worden dat er wel aan zelfbeperking wordt gedaan, is dan ook voor dit onderzoek niet relevant. Zolang de bewoners dit niet erkennen, wordt het mechanisme niet waargenomen.

6.3. Het reputatiemechanisme

Het reputatiemechanisme stelt dat het bestaan van vertrouwen kan worden verklaard doordat het meer oplevert voor de te vertrouwen partij om op de lange termijn een betrouwbare reputatie te hebben. Wat hiermee wordt bedoeld is dat de gemeente meer profijt heeft van een betrouwbare houding ten opzichte van een onbetrouwbare houding. De lange termijn duidt op andere samenwerkingsverbanden dan de huidige. De lange termijn duidt niet op tijd, maar op herhaalbaarheid. Bij het operationaliseren van dit mechanisme is gesteld dat het volledige mechanisme kan worden waargenomen met teksten zoals “dat zal de gemeente niet doen, want dan zal geen enkele inwoner van Zoetermeer nog willen participeren” (dit is een generiek voorbeeld en geen waargenomen citaat). Kenmerkend voor dit mechanisme is dat de bewoners kunnen proberen om via de media de reputatie van de gemeente te beschadigen. Dit kan waargenomen worden in stukken tekst zoals “als de gemeente dat doet, dan plaatsen wij een nieuwsitem op onze website en een stuk in de krant” (dit is een generiek voorbeeld en geen waargenomen citaat). Dit mechanisme lijkt sterk op het statusmechanisme. Het verschil tussen deze twee mechanismen is dat

Pagina 53 van 118

het reputatiemechanisme meer focus legt op de reputatie van de gemeente in het algemeen binnen de stad. Bij het statusmechanisme ligt de focus meer op het aanzien van de gemeente binnen de (kleinere) gemeenschap van bewoners.

“Je kan niet je beloftes verloochenen. Ze hebben gezegd, groot in de krant, wij willen dat de mensen invloed krijgen op wat er gebeurt. De mensen weten beter wat ze willen hebben en hoe het moet als wij achter het bureau. Nou dommer kan toch niet? [U zegt: die beloftes verloochenen, dat zoude ze nooit doen?] Tuurlijk wel. Dat is politiek. Maar dan zijn ze niet meer geloofwaardig. [Geloofwaardig voor de mensen hier of in de stad?] Voor de hele stad. Als jij met grote beloftes komt, zoals voor de mensen door de mensen, en dan je eigen zin doordrijven. Nee dat doen ze niet. Dan kun je net zo goed meteen zeggen: dat is nooit de bedoeling geweest” (van Delden, 2016, pp. 82-83).

In het citaat hierboven kan het reputatiemechanisme worden waargenomen. De respondent stelt namelijk dat de gemeente geen onbetrouwbaar gedrag zal vertonen. Dit blijkt uit de teksten: ‘Je kan niet je beloftes verloochenen’ en ‘Nee dat doen ze niet’. De reden dat de gemeente niet haar beloftes kan ‘verloochenen’, wordt ook door de respondent aangedragen. De gemeente zal dit niet doen omdat dit de reputatie van de gemeente zou schaden. Dit blijkt uit de tekst: ‘dan zijn ze niet meer geloofwaardig’. Volgens de respondent wil de gemeente graag een betrouwbare reputatie hebben. Het niet handelen volgens eerder gedane uitspraken, zou deze reputatie kunnen schaden. De schade is in dit geval dat zij als ‘ongeloofwaardig’ gezien wordt door de hele stad. Dat het effect betrekking heeft op de volledige stad blijk uit de tekst: ‘voor de hele stad’. Dit zou de gemeente kunnen dwarszitten bij nieuwe (burgerbetrokkenheid) projecten. Al laat de respondent dit in het midden. De respondent spreekt niet uit waarom hij denkt dat de gemeente het belangrijk vindt om een betrouwbare reputatie te hebben. Maar dat is voor dit onderzoek ook minder relevant. Het belangrijkste is dat de respondent vertrouwen ontwikkeld uit de gedachte dat de gemeente geen onbetrouwbare reputatie wil hebben. Daarmee is dit volledige mechanisme waargenomen omdat alle elementen uit de operationalisering zijn waargenomen.

6.4. Het basisvertrouwensmechanisme

Het basisvertrouwensmechanisme en stelt dat het bestaan van vertrouwen kan worden verklaard doordat de vertrouwende partij een persoonlijke neiging heeft ontwikkeld om anderen te vertrouwen. Van een persoonlijke neiging is sprake als de bewoners in het interview aangeven dat zij het niet nodig vinden om bepaalde risico’s af te dekken. Bij het operationaliseren van dit mechanisme is beargumenteerd dat als een bewoner het niet afdekken van risico’s onderbouwt met argumenten als “het zal wel goed zitten”, er sprake van een persoonlijke neiging om te vertrouwen. Van een persoonlijke neiging is verder sprake op het moment dat de persoon zichzelf gebruik in de onderbouwing. Bijvoorbeeld: “ik geloof dat de gemeente…”. Van belang is dat de bewoners geen andere ‘rationele’ argumenten opnemen in hun onderbouwing. Bij de voorbeeldzin “ik geloof dat de gemeente…, want dan…” is dus geen sprake van basisvertrouwen. Want de bewoner gebruikt niet (alleen) de eigen persoonlijkheid (“ik geloof”) in zijn

Pagina 54 van 118

onderbouwing. Het woord “want dan…” suggereert namelijk dat de actie gevolgen heeft voor de gemeente.

“Kijk je moet wel een beetje vertrouwen blijven houden. Soms is het weleens moeilijk met de politiek, maar het geeft mij in ieder geval wel wat vertrouwen dat men het goede voor heeft met deze boerderij. [En waar baseert u dat op?] Nou in ieder geval de toezegging van de wethouder. Ik heb de man nu een paar keer ontmoet. Hij lijkt mij iemand die niet de boel anders voordoet dan het is. Laat ik het maar zo even omschrijven. Dus ik heb er vertrouwen in dat de wethouder zijn woord gestand doet. Kijk in tot lengte der dagen, misschien niet. Maar wel binnen de afzienbare toekomst” (Dirksen, 2016, p. 106).

In het citaat hierboven kan het basisvertrouwensmechanisme worden waargenomen. De respondent beschrijft hier dat het niet nodig is om een risico (het sluiten van de kinderboerderij) af te dekken. Dit blijkt uit de tekst: ‘je moet wel een beetje vertrouwen blijven houden’. Hij draagt ook geen (rationele) argumenten aan waarom het risico niet afgedekt hoeft te worden. In plaats daarvan onderbouwt de respondent zijn standpunt met persoonlijke argumenten. Dit blijkt uit de volgende teksten: ‘Ik heb de man …’, ‘Hij lijkt mij …’ en ‘ik heb er vertrouwen in’. De respondent gebruikt zichzelf in de onderbouwing van zijn standpunt, zonder daarbij andere rationele argumenten te gebruiken. De respondent ontleent zijn vertrouwen aan het beeld dat hij heeft ontwikkeld over de wethouder. Hiermee ontstaat de persoonlijke neiging van de respondent om de wethouder, en daarmee de gemeente, te vertrouwen. Alle elementen van het geoperationaliseerde basisvertrouwensmechanisme zijn dus waargenomen.

6.5. Het satisficing-mechanisme

Het satisficing-mechanisme stelt dat het bestaan van vertrouwen kan worden verklaard doordat de vertrouwende partij accepteert dat deze niet alles van de te vertrouwen partij kan weten en genoegen neemt met reductie van benodigde informatie. Het element ‘accepteert dat deze niet alles kan weten’ is generiek van aard en kan worden waargenomen met stukken tekst zoals: “ik kan niet alles weten”. Het element ‘genoegen neemt met reductie van benodigde informatie’ is sterker gericht op het feit dat de bewoner dit ook accepteert in de samenwerking met de gemeente. Dit kan bijvoorbeeld worden waargenomen met stukken tekst zoals: “ik hoef dat niet te weten”. Kenmerkend binnen dit mechanisme is dat de bewoner ook niet streeft naar het hebben van alle informatie. Daarnaast is een belangrijke beperking dat dit mechanisme alleen kan optreden in combinatie met een ander mechanisme. Het mechanisme verklaart namelijk niet zozeer het ontstaan van vertrouwen, maar eerder het voortbestaan ervan.

“Ik weet niet wat de gemeente ermee gedaan heeft. Dat hoef ik ook niet te weten. Maar ik merk het nog niet in de uitingen. Het kan best zijn dat het goed ingezet is, dat weet ik niet. Ik

Pagina 55 van 118

kijk van buitenaf aan. Ik ben slechts burger, die hierbij betrokken is geraakt” (Bongers, 2016, p. 95).

“[Maar er was ook een bezuiniging die gehaald moest worden van een ton?] jazeker. [Hoe zit het daar nu mee?] Dat moet je aan de gemeente vragen. Ik heb wel een vermoeden. Maar weten doe ik dat natuurlijk niet. […] dan moet je even duiken in de budgettaire vraagstukken van de

In document Vertrouwen en Burgerbetrokkenheid (pagina 48-63)