• No results found

Samenvattingen van de beleidsrapporten waarnaar verwezen wordt en diverse andere in het LOP verwerkte rapporten zijn opgenomen in bijlage 8.1.

Cultuurhistorie

Relevant rijksbeleid voor cultuurhistorie is neergelegd in de Nota Belvedere

[Ministeries van O, C en W, VROM, LNV en V&W, 1999]. Winterswijk is met haar buitengebied Belvederegebied. Het is van belang dat in de Belvederegebieden de fysieke dragers van het landschap behouden en versterkt worden. Ruimtelijke ingrepen die het algehele karakter, de wezenlijke kenmerken en de samenhang en waarden van natuurgebieden en karakteristieke landschappen schaden, zijn niet toegestaan, tenzij er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke belangen. Cultuurhistorie vormt een belangrijke drager van de regionale diversiteit en culturele identiteit. ‘Behoud door ontwikkeling’ is het devies: door nieuwe gebruiksmogelijkheden te zoeken, worden oude landschappen en bouwwerken bewaard, maar evenzeer gaat het om ‘ontwikkeling door behoud’. Gemeenten moeten in hun bestemmingsplannen aangeven hoe en in hoeverre op basis van de cultuurhistorische kernkwaliteiten de cultuurhistorische samenhang wordt gehandhaafd en hoe daarbij de locatie-, inrichtings- en

vormgevingskeuze ruimtelijk wordt getoetst.

Het provinciale beleid voor cultuurhistorie wordt verwoord in de nota’s Belvoir [Provincie Gelderland, 2000] en Belvoir 2 [Provincie Gelderland, 2005b] en is geënt op het rijksbeleid van Belvedere. Gekozen wordt voor behoud in ontwikkeling, waarbij behoud van essentiële dragers van de cultuurhistorische waarden met inpassing en toegevoegde waarde van het nieuwe uitgangspunt zijn. Een te ontwikkelen object wordt in samenhang met zijn omgeving bekeken vanuit alle relevante beleidsvelden.

De gemeente is tevens als kenner van de lokale situatie loket voor de cultuurhistorie.

Verbetering van het draagvlak en het realiseren van de gevraagde uitvoeringskwaliteit (van bestemmings- tot onderhoudsplan) zijn verantwoordelijkheden van het lokale bestuur. In bestemmingsplannen is een cultuurhistorische paragraaf verplicht.

Gemeenten krijgen als nieuwe bevoegdheid het verlenen van een

archeologievergunning. Deze geldt als ontheffing op het in sommige gebieden geldende verbod op bodemverstoring. Hiermee wordt op lokaal niveau de archeologische belangenafweging, en daarmee vooronderzoek, verplicht. Als uitvloeisel van het ‘Verdrag van Malta’ moet een inventarisatie van archeologische waarden worden uitgevoerd in terreinen ‘die op de schop gaan’ [Provincie Gelderland, 2003]. In dat geval mogen alleen opgravingen plaatsvinden als behoud op andere wijze niet meer mogelijk is. In het kader van de aanpassing van de Monumentenwet aan

‘Malta’ is hierin het ‘verstoorder betaalt’ principe vastgelegd [Provincie Gelderland, 2005b]. Dit betekent tevens dat de provincie geen archeologisch onderzoek meer subsidieert.

Landbouw

Voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij is de

Reconstructiewet en het daaruit voortvloeiende Reconstructieplan Achterhoek en Liemers van belang [Provincie Gelderland, 2005a]. Dit plan wijst grote delen van Winterswijk aan als extensiveringsgebied (met name Woold en Ratum). Natuur, water en milieu krijgen hier de prioriteit. Hier mag het aantal intensieve dieren per locatie (m.n. varkens en pluimvee) niet toenemen. Het overige is verwevingsgebied: hier mag de intensieve tak groeien tot maximaal 1 ha (m.u.v. ontwikkellocaties binnen

verwevingsgebied, waar groei tot max. 1,5 ha mogelijk is). Ook nieuwvestiging van intensieve veehouderij is niet mogelijk, wel hervestiging op een voormalige

grondgebonden locatie.

Overige bedrijvigheid

De Visie Buitengebied [Gemeente Winterswijk, 2005] merkt het volgende op over de ontwikkeling van bedrijven en bedrijventerreinen in Winterswijk. De gemeente streeft ernaar dat de bestaande niet-agrarische bedrijven in het buitengebied een integraal onderdeel worden van het buitengebied, waarbij het bieden van maatwerkoplossingen van belang is. Niet-landschapsgebonden bedrijvigheid (her)vestigt de gemeente Winterswijk bij voorkeur op bedrijventerreinen. Nieuwe bedrijvigheid in het

buitengebied zal zich moeten aanpassen aan het cultuurlandschap. Voor de bestaande, ook niet-landschapsgebonden, bedrijven in het buitengebied, een historisch zo

gegroeide situatie, bestaat dus een landschapopgave. Aan bestaande rechten zal overigens niet worden getornd.

Landschap

Het gemeentelijke beleid voor het landschap wordt verwoord in 2 plannen, namelijk het Landschapsbeleidsplan [Heidemij Advies, 1996] en het Boombeleidsplan [BSI Bomenservice B.V., 2002]. Het Landschapsbeleidsplan bevat een gemeentelijk wensbeeld voor landschap en natuur in het buitengebied en fungeert tevens als

gemeentelijk toetsingskader voor ontwikkelingen. Bij de realisatie van projecten speelt de vrijwillige medewerking van belanghebbenden een belangrijke rol. Het

landschapsbeleidsplan bevat hoofdlijnen voor de verdere ontwikkelingen in het

landschap. Volgens het plan zijn vooral cultuurhistorische waarden die zijn gerelateerd aan natuur en landschap in recreatief opzicht van belang voor het Winterswijkse buitengebied. Het Boombeleidsplan streeft naar behoud, herstel en bescherming van (monumentale) bomen en (laan)bomenstructuren in de bebouwde kom, de overgangen van de dorpsranden naar het buitengebied en de buurtschappen met de hierbij

behorende overgangen naar het landschap, inclusief de standplaats en ondergrondse groeiruimte.

Natuur

De Flora- en faunawet [Ministerie van LNV, 2002] regelt de bescherming van de daarin aangewezen in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de

minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) of, in geval van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten. De Flora- en faunawet maakt het mogelijk een landschapselement of object vanwege een groot belang ervan voor het

voortbestaan van een beschermde soort aan te wijzen als beschermde leefomgeving.

De provincie is hiervoor het bevoegd gezag.

De nieuwe Natuurbeschermingswet [Ministerie van LNV, 2005] legt de bescherming van (Natura 2000) natuurgebieden, zoals vastgelegd in de Vogelrichtlijn en

Habitatrichtlijn, in nationale wetgeving vast. Een vergunningenstelsel waarborgt een zorgvuldige afweging rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de minister van LNV. Op te stellen beheerplannen maken duidelijk welke activiteiten wel en niet mogelijk zijn in en rond deze gebieden. Met de nieuwe wet verdwijnt het verschil tussen Beschermde en Staatsnatuurmonumenten, beide vallen dan onder de noemer Beschermde Natuurmonumenten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen Beschermde Natuurmonumenten die binnen en buiten de Natura 2000-gebieden liggen. Binnen Natura 2000 gaan de natuurwaarden en het natuurschoon waarvoor deze gebieden waren aangewezen deel uitmaken van de doelstellingen voor instandhouding van het betreffende Natura 2000-gebied. Voor Beschermde Natuurmonumenten buiten Natura 2000 geldt een verbod op handelingen in of rondom de natuurmonumenten die

schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke

betekenis of voor dieren en planten in dat gebied, of die het monument ontsieren, tenzij de minister van LNV of de provincie een vergunning heeft verleend. Ook de Wetlands (verdrag van Ramsar, Wetlands Conventie) vallen onder de Natuurbeschermingswet.

Het Gebiedsplan Natuur en Landschap [Provincie Gelderland, 2006a] is een belangrijk instrument voor realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur en het soorten- en landschapsbeleid in Gelderland. In het plan geeft de provincie aan welke

mogelijkheden zij grondgebruikers biedt om, op basis van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer en de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000, natuur-, bos-, en landschapsdoelen te realiseren. Robuuste Ecologische Verbindingszones zijn nog niet in het Streekplan opgenomen en zullen daaraan in 2007 worden toegevoegd. De integrale ruimtelijke afweging en planologische bescherming zullen daarin plaatsvinden. Het Gebiedsplan geeft alvast duidelijkheid over de ligging van deze zones, zoals gewenst vanuit het natuurbeleid, en de middelen die vanuit het natuurbeleid beschikbaar zijn. Na 2008 zal de robuuste verbinding Baakse Beek worden ontwikkeld, een zone die ook doorloopt over Winterswijks grondgebied naar Duitsland via Korenburgerveen-Mentink, de Misterweg overstekend en zuid langs Winterswijk. Deels draagt het plan bij aan realisatie van Natura 2000 gebieden.

Ruimte

Het provinciale ruimtelijke beleid is opgenomen in het Streekplan Gelderland

[Provincie Gelderland, 2005c]. Het plan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie in de komende tien jaar. Het plan is erop gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de

ruimtelijk kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Het plan is mede gebaseerd op bestaande regionale structuurvisies, in ons geval de visie van de regio Achterhoek. De provincie zet sterk in op regionale

afstemming bij ruimtelijke ontwikkelingen.

De nota ‘Functies zoeken plaatsen zoeken functies’ [Regio Achterhoek, 2006]

formuleert het beleid van de Achterhoekse gemeenten voor hergebruik van gebouwen in het buitengebied. Een belangrijk uitgangspunt van dit document is dat veranderingen in het buitengebied (in dit geval dus een ander gebruik van bestaande gebouwen) moeten leiden tot instandhouding of verbetering van het buitengebied. Daarom is in het document een vereveningsregeling opgenomen. Deze vereveningsregeling geeft aan hoe instandhouding of verbetering van kwaliteit in praktijk gebracht kan worden.

Het Bestemmingsplan buitengebied Winterswijk [Gemeente Winterswijk, 2009], nu nog voorontwerp, vervangt de vigerende bestemmingsplannen buitengebied oost en west door één nieuw plan te maken voor het gehele buitengebied. Het nieuwe plan zal een actualisatie zijn van de feitelijke situatie en zal rekening houden met nieuwe ontwikkelingen, zoals het hergebruikbeleid voor vrijgekomen en vrijkomende gebouwen. Het bestemmingsplan is een verdere concretisering van de visie voor het buitengebied. Het bestemmingsplan is de juridische basis voor het verlenen van bouwvergunningen en regelt tevens het geoorloofde gebruik van gronden.

In juli 2008 zal de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking zijn getreden (bron: website provincie Gelderland). Er gaat veel veranderen door de nieuwe wet. Het stelsel van de nieuwe wet gaat ervan uit dat elke overheid op basis van de eigen

verantwoordelijkheid en de daarbij behorende instrumenten vooral pro-actief optreedt ter realisering van het eigen ruimtelijk beleid. In de nieuwe wet komen de

goedkeuringsbevoegdheid en het planfiguur van het streekplan te vervallen. Hiervoor in de plaats krijgt de provincie nieuwe instrumenten. Het vastleggen van het ruimtelijk beleid zal plaatsvinden in een (verplichte en vrijwillige) structuurvisie. Een verschil met het streekplan is dat de structuurvisie geen automatische doorwerking naar

gemeentelijke plannen heeft. De structuurvisie is alleen bindend voor de provincie zelf.

Daarnaast kent de wet ontwikkelingsgerichte instrumenten (inpassingsplan, projectbesluit en coördinatieregeling) en beleidsdoorwerkende instrumenten

(verordening, proactieve aanwijzing en reactieve aanwijzing). In achtereenvolgens de gedragslijn en de Wro-agenda legt Gelderland vast op welke manier zij de nieuwe wet wil toepassen. De gedragslijn heeft als uitgangspunt dat Gelderland optimaal de mogelijkheden van de nieuwe Wro zal benutten en actief gebruik zal maken van de nieuwe wet. In de Wro-agenda geeft de provincie per beleidsthema concreet aan voor welke provinciale belangen zij verantwoordelijkheid neemt en welke instrumenten zij hiervoor voor het verwezenlijken van de provinciale doelen zal inzetten. De Wro-agenda gaat uit van bestaand beleid. Voor beleidsconcepten en de ruimtelijke

begrenzing van kwaliteiten blijft het huidige streekplan onverkort van toepassing. Bij inwerkingtreding van de nieuwe Wro krijgt het streekplan, inclusief

streekplanherzieningen, de formele status van structuurvisie.

Toerisme en Recreatie

In het Beleids- en Actieplan Toerisme en Recreatie [Vandertuuk, 1997] wordt het gemeentelijke beleid voor deze sector verwoord. Het plan legt grote nadruk op kwaliteitsontwikkeling binnen de sector, waar dan ook diverse mogelijkheden voor gecreëerd worden. In 2006 is in overleg met het toeristisch-recreatieve bedrijfsleven, verenigd in de Stichting Bevordering Toerisme Winterswijk, besloten het beleids- en actieplan van 1997 te herzien (N.B. Intussen is een nieuwe beleidsnota

Verblijfsrecreatie vastgesteld, als onderdeel van de herziening van dit plan).

Water

De uitwerking van Europees beleid voor de waterkwaliteit vindt plaats in overeenstemming met de Europese Kaderrichtlijn Water [Projectorganisatie (Europese) Kaderrichtlijn Water (E-KRW)]. De essentie van de KRW is dat de Europese doelstellingen een goede chemische en ecologische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015 verplicht stellen. Het gaat voor het

oppervlaktewater om normen voor chemische stoffen, w.o. de zogeheten prioritaire stoffen, en als ecologische doelstelling: een gevarieerde planten- en dierenwereld met een natuurlijke inrichting. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen, de grondwatervoorraad moet stabiel zijn en natuurgebieden mogen niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen verplichtend vast voor alle lidstaten. Op termijn zullen deze stoffen in Europa verboden worden. De lidstaten en de regio’s mogen de ecologische doelstellingen voor het oppervlaktewater afzonderlijk vaststellen, waarbij de EU er wel op let dat de verschillen tussen de lidstaten niet te groot zijn en of de doelen niet te sterk afwijken van het nationale beleid. De wijze waarop de doelen worden bereikt staat de lidstaten vrij.

Het provinciale waterbeleid is verwoord in het (inmiddels) Derde

Waterhuishoudingsplan [Provincie Gelderland, 2004], dat onder andere gebaseerd is op de (rijks) Vierde nota Waterhuishouding (NWH4). Waterhuishoudkundige problemen mogen niet worden afgewenteld op stroomafwaarts gelegen stroomgebieden. Nog niet overal is de gewenste oppervlaktewaterkwaliteit gerealiseerd. Ook het gewenste herstel van verdroogde natuur is niet gerealiseerd.

Hoewel de grondwateronttrekking door de industrie volgens wens is verminderd, zijn aanvullende maatregelen in het oppervlaktewaterbeheer nodig om de

omgevingskwaliteit hiervan optimaal te laten profiteren. In 2030 moet het waterbeheer volledig op orde zijn voor de maatschappelijke functies. Voor deze functies zullen de waterschappen het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (GGOR) bepalen. De functiekaart bepaalt welke functie in een bepaald gebied leidend is voor inrichting en beheer van het watersysteem. In een deel van de landbouwgebieden krijgt de

waterhuishouding echter een dubbelfunctie met natuur, grond- en

oppervlaktewaterbescherming of regionale waterberging. Voor de functie natte landnatuur zijn de Gebiedsplannen Natuur en Landschap uitgangspunt voor het GGOR-proces. De hierin opgenomen natuurdoeltypen zijn richtinggevend voor de optimale water- en milieucondities. Voor de natte natuurparels en HEN-wateren is

realisatie van de optimale grond- en oppervlaktewatersituatie uitgangspunt. Hier geldt een inspanningsverplichting. Het plan wijst het bekengebied rond Winterswijk onder meer aan als actiegebied. De provincie wil ruimte bieden aan gebiedsgericht maatwerk.

Het Waterplan Winterswijk [Arcadis Heidemij Advies, 2000] bevat het

gemeenschappelijke beleid van de Gemeente Winterswijk, het Waterschap Rijn en IJssel en de Provincie Gelderland) voor het water in Winterswijk en omgeving, geldend tot 2010. Centraal staat het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk

waterbeheer, waarbij water bijdraagt aan een goed stedelijk leefmilieu en aan een goed ecologisch functioneren van de omgeving. Belangrijke maatregelen zijn het afkoppelen van hemelwater van het gemengde rioolstelsel en het treffen van aanvullende

maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren, waaronder het leggen van

ringleidingen rondom Winterswijk voor afvoer van het rioolwater van het buitengebied en het geheel of gedeeltelijk saneren van overstorten. Daarnaast wordt wateroverlast in de bebouwde kom meer bestreden. In het Waterplan is tenslotte als doel gesteld voor de Wehmerbeek een visie op te stellen.

Het Basisrioleringsplan (BRP) [Gemeente Winterswijk, 2003] voor Winterswijk en Meddo (2004-2007) is binnen de gemeente Winterswijk gekoppeld aan het

Gemeentelijk Rioleringsplan. Uit het BRP blijkt met berekeningen of voldaan wordt aan de basisinspanning, bedoeld om in 2005 de vuilemissie uit de riolering tot de helft van een overeengekomen referentiesituatie (voor Winterswijk en Meddo die van 1997) te reduceren. Bij toepassing van duurzame systemen (zoals afkoppelen) mogen de maatregelen getemporiseerd worden uitgevoerd en moet in 2010 worden voldaan aan de reductiedoelstelling.

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) [Gemeente Winterswijk, 2004] beschrijft voor de periode 2004-2007 hoe in de gehele gemeente Winterswijk aan

rioleringsrandvoorwaarden en eisen voor de waterkwaliteit kan worden voldaan. Het saneren van afvalwaterlozingen in het buitengebied wordt gecontinueerd. Eind 2006 hadden bijna alle panden een wettelijk acceptabele voorziening (drukriolering, IBA of bedrijfsmatig daadwerkelijk in gebruik zijnde gierkelder), waarvan ca 95 % was aangesloten op de riolering. Voor de kom van Winterswijk is voorgesteld voor bestaande wijken zoveel mogelijk af te koppelen bij de herinrichting van wijken.

Daarbij wordt de openbare straatverharding voor het grootste deel en de particuliere verharding voor zover mogelijk aangesloten op een hemelwaterstelsel. Daarnaast worden daarvoor retentievijvers (gewoonlijk aan de rand van de bebouwde kom) gemaakt. Voor nieuwbouw worden gescheiden stelsels aangelegd en wordt het regenwater geborgen op eigen terrein of binnen het projectgebied.

Uit een Optimalisatiestudie Afvalwatersysteem (OAS) Winterswijk [Waterschap Rijn en IJssel en Gemeente Winterswijk, 2004] is gebleken dat met het extra afkoppelen van circa 17 ha voldaan kan worden aan de basisinspanning. Daarnaast bleek dat het benutten van de beschikbare reservecapaciteit van de RWZI in een reductie (2 ha) op de af te koppelen oppervlakte kan resulteren. Een andere belangrijk gegeven is dat voor het opwaarderen van de Wehmerbeek naar SED- niveau zeer hoge extra

investeringen (ca € 4 miljoen) gemoeid zijn. Inpassing van de voor de optimalisatie benodigde voorzieningen bij de overstort Ravenhorsterweg is, gezien het ruimtebeslag, moeilijk te realiseren.

De Visie Wehmerbeek [DHV Mileu en Infrastructuur BV en SAB, 2004] is een gezamenlijke visie van gemeente, waterschap en provincie op de gewenste

ontwikkeling van de binnen de bebouwde kom van Winterswijk gelegen Wehmerbeek.

Deze verbindt de Vosseveldsbeek, een HEN-water (water van het hoogste ecologische niveau), met de Groenlose Slinge, een EVZ (ecologische verbindingszone) binnen de EHS (ecologische hoofdstructuur). Aan de Wehmerbeek is geen functie toegekend, maar gezien de ligging ligt het voor de hand het boven- en benedenstroomse deel ecologisch te verbinden via de Wehmerbeek, als onderdeel van een groter groen/blauw netwerk.

Het Waterbeheerplan 2007-2010 [Waterschap Rijn en IJssel, 2007] geeft voor de onderhavige periode aan welke doelen het waterschap nastreeft en welke maatregelen en projecten daarvoor worden ingezet. In jaarlijkse perspectievennota’s zal de actuele stand van zaken worden opgemaakt en kan zonodig de uitvoering of de strategie van het beleid worden bijgestuurd. Gedurende de uitvoeringsperiode werkt het waterschap aan en streeft zij naar schoon water, levend water, functioneel water en een effectieve en efficiënte uitvoering van het daarop gerichte beleid. De richting van het beleid wordt mede bepaald door het strategische beleid zoals dat is neergelegd in de 4e Nota Waterhuishouding en de Waterhuishoudingsplannen van resp. de provincies

Gelderland en Overijssel.

Integraal beleid

In Visie Buitengebied worden de hoofdlijnen van gemeentelijke beleid (voor het buitengebied) beschreven [Gemeente Winterswijk, 2005]. De gemeente streeft voor het cultuurlandschap naar behoud door bestaande waarden te beschermen, verloren

waarden te herstellen en nieuwe waarden te creëren, praktisch uit te werken door toespitsing op de specifieke landschapstypen. De agrarische sector blijft in de visie een belangrijke economische drager. Er moet ruimte worden geboden aan grootschalige landbouw in een kleinschalig landschap. Innovaties in de landbouw spelen een belangrijke rol. Grondgebonden agrarische bedrijven zijn van groot belang voor het cultuurlandschap. Daarnaast spelen intensieve veehouderijbedrijven een belangrijke economische rol. Duurzame landbouw is van belang voor de economie, het

landschapsonderhoud en als decor voor bewoners en bezoekers. Aan de sector

‘recreatie en toerisme’ wordt de ruimte geboden om zich te ontwikkelen tot een belangrijke economische drager voor het buitengebied door het bieden van

hergebruikmogelijkheden in bestaande bebouwing en stimulering van goed inpasbare en kleinschalige vormen van recreatie en toerisme. De verweving van cultuurlandschap en natuur moet worden versterkt. Aanleg van nieuwe natuur moet passend zijn bij het specifieke landschaptype ter plaatse. Verschillen in de landschapstypen moeten behouden blijven. De verschuiving in het buitengebied van een functie van voornamelijk productieruimte voor de landbouw naar een woon-, werk- en

recreatiegebied vergt onder meer een divers woningaanbod. Het wonen kan worden

aangemerkt als economische en sociale drager. De gemeente streeft naar het inpassen van nieuwe woningen en nieuwe bedrijven (voor zover passend in het buitengebied) in bestaande gebouwen. Hergebruik van karakteristieke (voormalig agrarische)

bebouwing draagt bij aan het behoud van erf, cultuurlandschap en leefbaarheid, voorkomt verstening en zorgt door een efficiënter gebruik voor meer

financieringsmogelijkheden voor beheer en onderhoud van bestaande karakteristieke panden. De ‘nieuwe’ functie van een gebouw moet daarbij echter volgend zijn aan de vorm en ligging van het gebouw en niet andersom. Hergebruik is daarom niet in alle gevallen mogelijk of gewenst. Daarbij speelt een rol dat de ruimtelijke

ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande niet-agrarische bedrijven sterk bepaald worden door de ligging in het landschap.

De Gebiedscommissie Winterswijk-Oost, waarin alle belanghebbende sectoren vertegenwoordigd zijn, is gestart met de uitvoering van de Landinrichting Winterswijk-Oost [Dienst Landelijk Gebied]. T/m 2015 wordt hiermee voor het betrokken gebied uitvoering gegeven aan het Reconstructieplan Achterhoek en Liemers, daarbij rekening houdend met de resultaten van het WCL-beleid van de afgelopen 10 jaar en de opgedane ervaringen met het programma Meervoudig Duurzaam Landgebruik. Door een integrale aanpak zullen economie en ecologie zoveel mogelijk gekoppeld worden. De maatregelen leiden tot verbetering van de waterkwaliteit, versterking van natuur en landschap, structuurverbetering van de

De Gebiedscommissie Winterswijk-Oost, waarin alle belanghebbende sectoren vertegenwoordigd zijn, is gestart met de uitvoering van de Landinrichting Winterswijk-Oost [Dienst Landelijk Gebied]. T/m 2015 wordt hiermee voor het betrokken gebied uitvoering gegeven aan het Reconstructieplan Achterhoek en Liemers, daarbij rekening houdend met de resultaten van het WCL-beleid van de afgelopen 10 jaar en de opgedane ervaringen met het programma Meervoudig Duurzaam Landgebruik. Door een integrale aanpak zullen economie en ecologie zoveel mogelijk gekoppeld worden. De maatregelen leiden tot verbetering van de waterkwaliteit, versterking van natuur en landschap, structuurverbetering van de