• No results found

Landschap, Cultuurhistorie en Archeologie

4. Doelstellingen voor de ontwikkeling van het landschap

4.2. Landschap, Cultuurhistorie en Archeologie

Een landschap waarin diverse groene (beplanting), blauwe (water) en rode (bebouwing) elementen hun functie verloren hebben, is aan slijtage onderhevig, doordat veel van deze elementen niet meer (op de juiste wijze) onderhouden worden.

Een landschap dat op slot staat leidt tot leegstand van vooral agrarische gebouwen, inkomstenvermindering en verloedering door desinteresse en is zeker niet bevorderlijk voor het behoud van cultuurhistorische waarden. Investeringen in het landschap

kunnen helpen het tij te keren. Groene en blauwe landschapselementen kunnen worden gered, door het uitvoeren van achterstallig onderhoud (in het kader van Gemeentelijke Projecten Landschapsbeheer), en onderhouden met een beheersubsidie in het kader van de Provinciale Subsidieregelingen (Agrarisch) Natuurbeheer (PSN en PSAN), maar het landschap kan niet worden behouden door overheidsgeld alleen. Hierin kan verruiming van de gebruiksmogelijkheden een belangrijke rol spelen. Behoud, herstel en

ontwikkeling van het landschap zijn haalbaar door nieuwe functies mogelijk te maken.

Door zuinig te zijn op het culturele erfgoed investeren we in ontwikkeling en versterking van identiteit, kennis, woongenot, vestigingsklimaat en toeristisch

potentieel [Ministeries van O, C en W, VROM, LNV en V&W, 1999]. Bij ruimtelijke en economische ontwikkelingen is duurzame instandhouding (herkenbaar houden, ontwikkelen en versterken) van cultuurhistorisch bepaalde landschaps-, verkavelings- en inrichtingspatronen en andere belangrijke cultuurhistorische kwaliteiten in hun ruimtelijke en historische samenhang belangrijk voor de toeristisch-recreatieve beleving van de cultuurhistorische eigenheid [Provincie Gelderland, 2000]. De Cultuurhistorische Beleidskaart [Provincie Gelderland, 2005b] omvat zowel de cultuurhistorische aspecten van de gebouwde omgeving als de archeologie en het historische landschap. Voor het Winterswijks plateau geldt als Gelderse beleidskoers voor de middellange termijn: de historische kleinschaligheid met zijn typerende

karakter herkenbaar houden. Op basis van de Cultuurhistorische Beleidskaart zijn voor het Winterswijks Plateau de volgende identiteitsdragers benoemd:

- Omstreden ligging (Vanwege de ligging op de grens van verschillende machtssferen en de spanningen tussen onder meer Gelre en Münster, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en Spanje, werd de strategische ligging van het plateau, hooggelegen boven moerassen en venen, in de loop der eeuwen uitgebuit. Dat heeft zijn sporen achtergelaten in het landschap, de steden en het gesproken dialect, waardoor het gebied ten opzichte van de rest van de Achterhoek een eigen karakter heeft gekregen.); in het landschap liggen vestingstadjes, met name Groenlo en Bredevoort, schansen, (andere)

aardwerken deels van onbekende oorsprong en ouderdom zoals wal-greppel systemen, restanten van landweren, onder meer bij de huidige rijksgrens, en schootsvelden.

- Kleinschalig boerenland (Het Winterswijks Plateau behoort tot de meest kleinschalige agrarische landschappen van Gelderland. Geologie en

geomorfologie zijn uniek in Gelderland; boeren hebben voortgebouwd aan dit land waardoor er een zeer grote landschappelijke variatie is ontstaan die hoog wordt gewaardeerd door bewoners en toeristen.); de landschappelijke variatie bestaat uit een zeer kleinschalige en microreliëfrijke afwisseling van gehuchten, karakteristieke boerderijen, eenmansessen en ander oud bouwland, molens, beken (met watermolens, vloeivelden etc.) en heide- en veenrestanten.

- Scholtegoederen (de typisch Winterswijkse landgoederen met grond voor landbouw, bosbouw en jacht en kenmerkende gebouwencomplexen).

Het is belangrijk een leefbaar landschap te ontwikkelen, waarin behoud en

vernieuwing naast elkaar mogelijk moeten zijn. Ruimtelijke randvoorwaarden voor ontwikkelingsgericht landschapsbeleid worden door het Gelderse Streekplan

[Provincie Gelderland, 2005c] beschreven. De gehele gemeente Winterswijk behoort tot de categorie Waardevol Landschap, ruwweg onderscheiden in multifunctioneel gebied en groenblauw raamwerk (natuur en water, zie voor de hieraan verbonden ‘nee, tenzij’ benadering § 4.1).

Wanneer een projectlocatie tot multifunctioneel gebied behoort, geldt voor ruimtelijke ontwikkeling de ‘ja, mits’ benadering, inhoudende dat ruimtelijke ontwikkeling

mogelijk is, mits de kernkwaliteiten van de locatie daarbij behouden blijven of worden versterkt. Het is dan allereerst van belang om de kernkwaliteiten van de locatie

inzichtelijk te maken. Deze bestaan uit één of meer van de in het Streekplan beschreven kernkwaliteiten voor het Oost-Nederlands plateau:

• Kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen; oostelijke helft kleinschaliger dan westelijke helft;

• Rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terrasrand (westzijde);

• Meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap; overstromingsvlaktes in laagtes;

• Fraaie, open essen (opvallend groot op de plateaurand van Aalten tot Groenlo) en bijzondere broekgebieden;

• Historisch nederzettingenpatroon vervlochten in het landschap: oude boerderijplaatsen (zoals scholtehoeven), vele gehuchten en grotere nederzettingen.

Waar sprake is van de aanwezigheid van te behouden en te versterken fysieke dragers [Ministeries van O, C en W, VROM, LNV en V&W, 1999], worden deze geacht tot de kernkwaliteiten te behoren. Deze dragers van het landschap zijn:

• Gave escomplexen, de essen langs de beekdalen met een hoge archeologische verwachtingswaarde

• Oude, waardevolle scholtehoeven in samenhang met kleinschalige beplantingen en verkavelingspatronen

• Havezaten (restanten) uit de Late Middeleeuwen en/of nieuwe tijd

• (Restanten van) watermolens, grachten, steengroeve, kerken, kapellen en kloosters

• Terreinen met hoge archeologische waarde en/of betekenis, zoals bewoningssporen uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen,

grafheuvels en urnenvelden, restanten van wallen, schansen, een galgenberg en vermoedelijke celtic fields (deze bij nader onderzoek niet aangetroffen).

Het volgende stappenschema is behulpzaam bij het maken van de juiste keuzes [Provincie Gelderland, 2005c]:

Tast de activiteit op die plek de kernkwaliteiten aan?

| |

| Nee: locatiekeuze akkoord

|

Ja Æ Is het mogelijk om door aangepaste inrichting en vormgeving aantasting van de kernkwaliteiten te voorkomen?

|

Ja Æ locatiekeuze akkoord

Nee Æ activiteit kan op die locatie niet plaatsvinden tenzij streekplanafwijking of -herziening

|

Kunnen door vergroting van het plangebied en verbreding van de activiteit de kernkwaliteiten behouden of versterkt worden?

|

Nee Æ activiteit kan op die locatie niet plaatsvinden, tenzij streekplanafwijking of -herziening Ja Æ vergroot plangebied en verbreed initiatief met voor kernkwaliteiten positieve

elementen zodat op groter gebiedsniveau afgewogen kan worden of kernkwaliteiten worden behouden of versterkt (maatwerk op gebiedsniveau)

De digitale provinciale Cultuurhistorische Waardekaart (fig. 13) vormt de registratie van alle cultuurhistorische waarden, namelijk archeologie, historische geografie (fig. 8) en historische bouwkunde.

Om ‘behoud in of door ontwikkeling’ mogelijk te maken, speelt het toekennen van nieuwe functies aan cultuurhistorisch waardevolle elementen, waaruit de

kernkwaliteiten zijn opgebouwd, een belangrijke rol. Voorbeelden van dergelijke

elementen zijn esranden, houtige landschapselementen, weidepoelen, Saksische

boerderijen, scholtehuizen, schoppes e.d. Dankzij de nieuwe functies ontstaan er betere kansen om deze elementen te behouden en wordt aantasting van de kernkwaliteiten mogelijk voorkómen. De functies waarmee het behoud van de kernkwaliteiten het

historische geografie waardering laag

midden

hoog

water

bebouwing

onbekend

onbekend

Fig. 13. Cultuurhistorische Waardekaart (Bron: Provincie Gelderland)

meest gebaat is, komen voor toekenning aan de elementen in aanmerking. De functies van deze elementen in het verleden zijn hierbij richtinggevend.

De zogenoemde ‘ontwerpende benadering’ speelt in de landschapsontwikkeling een belangrijke rol, omdat deze uitgaat van afstemming van de nieuwe ruimtelijke functies op de kenmerken van de omgeving door deze zorgvuldig een plek te geven in de historische ruimtelijke setting, zoals het voortbouwen op een oude stedenbouwkundige structuur en het gebruik van cultuurhistorische kwaliteit als impuls voor nieuwe

ruimtelijke ontwikkelingen. De ontwerpende benadering kent drie schaalniveaus (van groot naar klein):

• Het niveau van locatiekeuze: waar past een ontwikkeling het beste in het landschap en op welke wijze?

• Het niveau van het terrein: situering, ontwerp en inrichting van de diverse gebruiksvormen in het terrein en ten opzichte van elkaar.

• Het niveau van de functie: de vormgeving van een object of gebruiksvorm.

In alle gevallen is maatwerk van belang en moet altijd geredeneerd worden vanuit het behoud van de elementen die gezamenlijk de kernkwaliteiten op een locatie bepalen.

Niet de door de initiatiefnemer gewenste functie vormt dan het uitgangspunt voor de functiewijziging. Wel vormt dit moment de aanleiding om de locatie nadrukkelijk te beoordelen op de aanwezige kwaliteiten. In gevallen waarin er niet voldoende kwaliteit blijft bestaan, zal de initiatiefnemer teleurgesteld moeten worden. Op een geschikt gebleken locatie kan de ontwikkeling worden gerealiseerd, waarbij het van belang is om te zorgen voor een goede kwaliteitsbewaking tijdens de uitvoering, zodat niet alsnog nadelige effecten optreden. Locatiekeuze, inrichting en vormgeving krijgen hun weerslag in bestemmingen en voorschriften in het bestemmingsplan. Bij inrichting en vormgeving kan een vooraf opgesteld beeldkwaliteitsplan behulpzaam zijn.

In het buitengebied is een grote hoeveelheid bebouwing aanwezig waarvoor nieuwe functies worden gezocht. Het betreft voor een groot deel bebouwing van voormalig agrarische bedrijven. Met de invulling van deze vrijkomende bebouwing dient zich de gelegenheid aan de economische activiteit in het landelijk gebied, ondanks de

terugloop van de landbouw, op peil te houden. Het provinciale beleid voor functieverandering van dergelijke gebouwen draagt bij aan het verruimen van

instandhoudingsmogelijkheden voor karakteristieke en monumentale gebouwen. In het geval van functieverandering van gebouwen of bij nieuwbouw (na sloop) eist het Streekplan verevening, hetgeen inhoudt dat een verbeterde omgevingskwaliteit en een verbetering van publieke functies van het buitengebied moeten worden gerealiseerd. In principe vindt verevening plaats door herstel en/of versterking van de

cultuurhistorische, landschappelijke, ecologische en milieukwaliteit. Versterking is waar mogelijk altijd aan de orde. Herstel is met name voor aangetaste kwaliteiten van belang. Deze verevening houdt daarmee in dat de plaats zodanig wordt geconserveerd en/of verbeterd, dat deze in staat is om de nieuwe functie te herbergen.

In de beleidsnota ‘Functies zoeken plaatsen zoeken functies’ [Regio Achterhoek, 2006]

staat het hergebruikbeleid voor de Regio Achterhoek beschreven. Deze nota is opgesteld door de acht gemeenten binnen de Regio. De nota beschrijft de

hergebruikmogelijkheden voor verschillende typen gebouwen op verschillende locaties. Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben deze nota vastgesteld op

19 december 2006 als een afwijking van het Streekplan Gelderland 2005. Hiermee kan de nota ‘Functies zoeken plaatsen zoeken functies’ worden gezien als een vervanging van de streekplantekst die gewijd is aan functieverandering van gebouwen in het buitengebied.