• No results found

Onafhankelijke eenzijdige t-toets

Drogredenen op basis van pathos (Braas et all., 1996:90-94)

4.1 Kwantitatieve resultaten

4.1.2 Onafhankelijke eenzijdige t-toets

Afbeelding 4.1 Resultaten van de Cronbach’s Alpha toets

4.1.2 Onafhankelijke eenzijdige t-toets

Voor iedere schaal is een gemiddelde score per groep berekend. Opvallend is dat alle gemiddelde scores op de achttien schalen hoger zijn bij de groep supporters dan bij de groep niet-supporters. Vooraf werd er al verwacht een hogere mate van acceptatie te zien bij de groep supporters, maar dat dit op alle metingen zichtbaar zou zijn maakt het beeld alleen maar overtuigender. Natuurlijk kunnen deze verschillen ook op toeval berust zijn, een t-toets waarin de gemiddelden voor beide groepen met elkaar vergeleken worden is daarom benodigd om te berekenen of de resultaten significant van elkaar verschillen.

Voorafgaand aan het onderzoek werden de hypothesen vastgesteld, deze suggereerden een mogelijke hogere acceptatie van drogredenen door de groep supporters vanwege hun betrokkenheid bij het onderwerp. Doordat er specifiek een hogere mate van acceptatie voor supporters verwacht wordt zijn de hypothesen ook alleen gericht op deze hogere mate van acceptatie en niet op een lagere. Doordat er in één richting wordt gemeten is er sprake van eenzijdige hypothese toetsing. Omdat het statische verwerkingsprogramma SPSS slechts een tweezijdig p-waarde aanlevert dient deze waarde door twee gedeeld te worden om de correcte p-waarde te berekenen.

Bijlage III toont de uitkomsten van de onafhankelijke t-toets met de p-waarden, de resultaten zijn samengevat in afbeelding 4.2. In deze weergave zijn de scores die significant hoger zijn voor de groep supporters gemarkeerd met één of meerdere sterretjes. Alle gemiddelden die een p-waarde hebben van 0,05 of lager hebben één ster, de scores met een p-waarde van 0,01 of lager twee sterretjes en de scores met een p-waarde van 0,001 of lager zijn gemarkeerd met drie sterretjes. Deze indeling representeert respectievelijk 5% kans op toeval, 1% kans op toeval een 0,1% kans op toeval. In het

33 overzicht zijn de resultaten van de stellingen waarvan de Cronbach’s Alpha toets berekende dat er onvoldoende samenhang tussen de schalen was, rood gekleurd. Opvallend is dat juist deze stellingen de schalen bevatten waarbij geen significante verschillen aan het licht kwamen op basis van de t-toets. Wat direct opvalt is dat de stellingen die volgens de Cronbach’s Alpha toets dezelfde variabele meten allemaal significant hogere scores halen voor de groep supporters in vergelijking met de groep niet-supporters, een overtuigende uitkomst.

Mate van correcte argumentatie (A) Mate van instemming (B) Stelling Supporters N=50 Niet supporters N=50 Supporters N=50 Niet-supporters N=50 1 2.66 2.38 3.34 3.14 2 3.04*** 2.08 3.32* 2.72 3 3.52** 2.62 3.00* 2.58 4 3.44* 2.70 3.96* 3.14 5 3.54* 2.90 4.10* 3.38 6 3.18 2.64 3.96 3.64 7 1.52** 1.12 2.20 1.76 8 3.98** 3.06 4.58** 3.50 9 3.60* 3.02 4.28** 3.44

* significant op niveau 0.05 ** significant op niveau 0.01 *** significant op niveau 0.001

Afbeelding 4.2 Resultaten onafhankelijke t-toets

Omdat de groep niet-supporters meer vrouwelijke respondenten bevat dan de groep supporters en er ook op andere aspecten kleine verschillen in de samenstelling van beide groepen bestaat, zullen in de volgende sectie de resultaten van deze variabelen gepresenteerd worden.

4.1.3 Interfererende variabelen

In hoofdstuk drie zijn een tweetal mogelijk interfererende variabelen gepresenteerd. In deze paragraaf zal de invloed van deze variabelen aangetoond worden door middel van vergelijkingen. Het gaat om de variabelen geslacht en opleidingsniveau. De verdeling tussen mannen en vrouwen wijkt in beide groepen van elkaar af en dit levert mogelijk problemen op. De verdeling op basis van opleidingsniveau is bij het verwijderen van de cases goed gereguleerd waardoor beide groepen in grote mate een gelijke samenstelling op basis van opleidingsniveau hebben.

Geslacht

Omdat de groepen niet over een gelijke man-vrouwverdeling beschikken (respectievelijk supporters 38/12, niet-supporters 24/26) kan de mogelijke invloed van deze variabele alleen per groep bekeken

34 worden omdat de onafhankelijke variabele betrokkenheidstatus anders vertekening aanbrengt in de vergelijking. In de overzichten van resultaten die vanaf nu worden getoond, worden de stellingen één, zes en zeven niet meer opgenomen. Afbeelding 4.3 toont de gemiddelden van mannen en vrouwen in de groep supporters. Binnen deze groep valt het op dat er geen trend zichtbaar is. Op zeven schalen is de acceptatie van de mannen hoger en op vijf schalen de acceptatie van de vrouwen.

Afbeelding 4.3 Gemiddelde resultaten man/vrouw in de groep supporters

Binnen de groep niet-supporters is wel een trend zichtbaar, daar ligt het gemiddelde van de mannen in de meeste gevallen hoger dan dat van de vrouwen, met uitzondering van stelling 3a (afbeelding 4.4). Dit zou mogelijk veroorzaakt kunnen worden doordat meer mannen dan vrouwen uit de groep niet-supporters wel liefhebber van de sport als neutrale toeschouwer zijn en hierdoor een relatief hogere mate van betrokkenheid tonen dan vrouwen.

35

Afbeelding 4.4 Gemiddelde resultaten man/vrouw in de groep niet-supporters

Opleidingsniveau

De verdeling van beide groepen naar opleidingsniveau was in grote mate gelijk te noemen, tussen de beide groepen bestond slechts een verschil tussen het aantal respondenten met een HBO of universitaire achtergrond. De groep supporters bestaat uit zevenentwintig personen met een HBO achtergrond en twaalf personen met een universitaire achtergrond, terwijl de groep niet-supporters respectievelijk 17 en 22 proefpersonen in die categorieën heeft. Omdat de verschillen tussen de groepen maar klein zijn wordt de gehele steekproef vergeleken op basis van hoogst genoten opleiding in plaats van dit per groep afzonderlijk te doen. In afbeelding 4.5 zijn de gemiddelden per opleidingscategorie weergegeven in een staafdiagram. De verwachting dat de hoogte van het opleidingsniveau negatief zou correleren met de hoogte van het gemiddelde blijkt niet uit de resultaten. Voor iedere stelling is het een volkomen willekeur in welke volgorde van grootte de groepen staan. Middelbare school, MBO en HBO hebben allen vier keer de hoogste score. Hier valt geen lijn uit op te maken en opleidingsniveau lijkt in dit onderzoek geen interfererende variabele te zijn.

36

Afbeelding 4.5 Gemiddelde resultaten per stelling verdeeld over opleidingsniveau van respondenten