• No results found

Voetbal: voor clubs en supporters een wereld van verschil

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voetbal: voor clubs en supporters een wereld van verschil"

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Voetbal: voor clubs en supporters een

wereld van verschil

Een onderzoek naar de invloed van betrokkenheid van voetbalsupporters

op de acceptatie van drogredenen in een voetbalgerelateerde context.

Masterscriptie

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Letteren

MA Communicatie- en Informatiewetenschappen

april 2010

Student:

Peter van Gerner

(3)

Voorwoord

Voor u ligt ‘Voetbal: voor clubs en supporters een wereld van verschil’, mijn masterscriptie over de invloed van betrokkenheid op de acceptatie van drogredenen, uitgevoerd voor de opleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Rijksuniversiteit van Groningen. De interesse voor het onderwerp is ontstaan in november 2008 toen Roda JC uit Kerkrade en Fortuna Sittard officieel bekend maakten te willen fuseren in een nieuwe Limburgse profclub, destijds onder de noemer FC Limburg. De fans reageerden voornamelijk emotioneel en verzetten zich met heel hun hart tegen het voornemen. De reacties die ik op fansites van beide clubs heb gelezen waren doordrenkt met argumenten die door mij als buitenstaander als zeer irrelevant werden ervaren. Desondanks kregen supporters die drogredenen gebruikten om hun medesupporters te overtuigen veel bijval. Zo ontstond het idee om een wetenschappelijk onderzoek op te zetten naar de invloed van betrokkenheid op de mate waarin drogredenen geaccepteerd worden.

Na een jaar werken aan dit onderzoek, waarbij een deel van de werkzaamheden zelfs tijdens mijn Erasmusperiode in het Zweedse Uppsala zijn uitgevoerd, is dit het resultaat. Een onderzoeksverslag waarin uitgebreid het experiment wordt besproken dat ik heb uitgevoerd met Nederlandse voetbalsupporters en mensen die niet het gevoel kennen supporter van een voetbalclub te zijn. Als uitbreiding op het experiment is ook een kwalitatief deel opgezet onder de respondenten van het experiment en medewerkers van Nederlandse professionele voetbalclubs. Dit heeft geresulteerd in concrete aanbevelingen voor clubs bij het werken aan een duurzame relatie met hun supporters. Graag wil ik Dr. Wim Vuijk bedanken voor de vele inspirerende gesprekken die we hebben gevoerd over het door ons beiden geliefde voetbal en de opbouwende kritiek die hij gedurende het traject naar mij terug koppelde. Ik heb dit als zeer leerzaam en nuttig ervaren. Ik wil graag alle respondenten en medewerkers van clubs bedanken voor het aandragen van de data voor dit onderzoek, zonder hen was het niet mogelijk geweest dit verslag te schrijven. Er zijn twee mensen die ik graag wil bedanken voor hun hulp bij de statistische vraagstukken die gedurende het onderzoek ontstonden: Willemijn Looman en Nina Akrap, het was prettig om zowel in Nederland als in Zweden mensen om mij heen te hebben met veel ervaring in statistiek waar ik mij bij vragen tot kon richten. Tot slot wil ik ook mijn vriendin Marieke bedanken voor haar geduld, behulpzaamheid en vooral begrip tijdens de periode dat ik aan het onderzoek werkte.

(4)

Samenvatting

Bij veel clubs in het Nederlandse betaalde voetbal zijn er in de afgelopen jaren spanningen geweest tussen clubleiding en de achterban. Onrusten over uiteenlopende onderwerpen, maar met meestal één zekerheid: de bestuurders binnen de club lagen onder vuur. Met name de voorgenomen fusie tussen Roda JC en Fortuna Sittard leidde tot heftige reacties, maar ook bij Willem II, FC Zwolle en vele andere clubs liepen de spanningen hoog op tussen supporters en clubleiding. Op fansites van clubs werden nieuwsberichten over deze onrusten geplaatst en gaven veel supporters hun mening, waarbij niet zelden gebruikt gemaakt werd van drogredenen om medesupporters ervan te overtuigen dat de clubleiding schuldig was aan de heersende situatie. Hieruit ontstond de hypothese waarin het uitgangspunt is dat betrokkenheid leidt tot een hogere mate van acceptatie van drogredenen. Een experiment gehouden onder voetbalsupporters en een controlegroep met personen die geen voetbalsupporter zijn heeft aangetoond dat deze hypothese juist is.

Doel van het onderzoek

De vraag die afleidbaar is uit de hypothese en waar het onderzoek om draaide luidt: Accepteren

betrokkenen in hogere mate drogredenen dan personen die niet bij het onderwerp betrokken zijn?

Het doel van deze vraag is het bijdragen aan de kennis over de invloed van betrokkenheid op het (communicatie)gedrag van mensen. Veel wetenschappers (Allport, 1943; Konijn et all., 2009; Sherif et all, 1965; Petty en Cacioppo, 1986; Chaiken et all., 1989; Harkness et all., 1985) hebben reeds onderzoek gedaan op dit terrein, maar specifiek onderzoek naar het causale verband tussen betrokkenheid en de acceptatie van drogredenen had nog niet plaats gevonden. Dit kan verklaard worden doordat empirisch onderzoek naar de invloed van betrokkenheid in de argumentatieleer maar weinig wordt toegepast, persuasieve communicatie kent deze focus op de rol van betrokkenheid wel, maar daar staan de typen argumentaties zoals drogredenen zelden centraal. Het onderzoek heeft ook een meer toegepast doel, voor clubs is dit onderzoek zinvol omdat het bijdraagt aan de kennis over de wijze waarop supporters redeneren. Maar ook voor instanties die niets met voetbal en supporters te maken hebben zijn de uitkomsten interessant, omdat communiceren met betrokken doelgroepen dagelijkse kost is voor veel organisaties.

(5)

Opzet van het onderzoek

Het onderzoek bestaat uit twee delen. Het eerste deel is kwantitatief door middel van een experiment waaraan 120 respondenten deelnamen. Het tweede deel is kwalitatief door middel van open vragen waaraan 81 respondenten van het experiment en 13 clubs aan deelnamen.

Deel 1 – experiment

Het experiment dat online is uitgevoerd bevat een fictief nieuwsartikel over een voetbalbestuurder die in onmin leeft met de aanhang en een clubicoon. Nadat de respondenten dit artikel gelezen hadden is hen gevraagd negen stellingen hierover te beoordelen, iedere stelling bevatte een drogreden. De respondenten werd gevraagd in hoeverre zij de stelling voldoende beargumenteerd vonden en in hoeverre zij het ermee eens waren. De proefpersonen konden dit aangeven door middel van Likertschalen. Door deze methode leverde iedere stelling een numeriek resultaat op die in de analysefase per groep met elkaar geanalyseerd zijn door middel van inferentiële statistiek. Uit een serie algemene vragen werden twee groepen geïdentificeerd, de eerste groep waren respondenten die aangaven supporter te zijn van een club in het Nederlandse betaalde voetbal en de tweede groep werd gevormd uit de respondenten die aangaven dit niet te zijn.

Deel 2 – open vragen

Het tweede deel van het onderzoek was kwalitatief van aard, het doel hiervan was de oorzaken van de vaak moeizame relatie tussen clubs en supporters te achterhalen. De vragenlijst voor de respondenten bevat een open vraag waarin gevraagd werd wat volgens de respondent de oorzaken zouden kunnen zijn voor de moeizame relatie tussen clubs en supporters. De benaderde clubs kregen vier open vragen over hun relatie met de achterban. Hierbij was één van de vragen welke oorzaken zij zagen voor een moeizame band, welke overeenkomt met de vraag die de respondenten van het onderzoek voorgelegd kregen.

Resultaten van het onderzoek

De resultaten van het experiment zijn zeer duidelijk te noemen. Op alle stellingen die geanalyseerd zijn is de acceptatie van drogreden door de betrokken groep (supporters) significant hoger dan de acceptatie door de controlegroep. Hiermee wordt aangetoond dat betrokkenheid causaal verbonden is met de mate waarin drogredenen geaccepteerd worden.

(6)

aangetoond en clubs hebben heel veel moeite om hier mee om te gaan. Om clubs te helpen een communicatiebeleid in te richten waarbij het bouwen aan een duurzame relatie met de achterban centraal staat, zijn drie communicatierichtlijnen opgesteld. Het te voeren beleid zal aan deze eisen moeten voldoen.

1. Communiceer zowel proactief als reactief 2. Communiceer met regelmaat

3. Communiceer met alle supporters, niet alleen met de supportersvereniging(en)

De communicatie wordt bemoeilijkt door een gebrek aan wederzijds begrip en een sociale barrière. Om een positief communicatieklimaat te creëren is het daarom belangrijk deze obstakels weg te nemen. Dat zal niet binnen enkele dagen lukken, maar met een goed communicatiebeleid is veel winst te behalen. Clubs kunnen het wederzijdse begrip tussen hen en de supporters vergroten door zoveel mogelijk open kaart te spelen, forumavonden te organiseren, een supportersraad op te zetten en de gezamenlijke doelen te benadrukken. De sociale barrière die communicatie in de weg staat zou verminderd kunnen worden door een contactpersoon voor de supporters aan te stellen die ook daadwerkelijk tussen de supporters staat, door het bestuur en de directie zich regelmatig te laten zien waar supporters ook aanwezig zijn en door waardering te tonen voor de steun en trouwheid van

de supporters. Iedere club zou voor zichzelf de keuze moeten maken of zij bereid is om te investeren in een

(7)

Inhoudsopgave

Voorwoord Samenvatting 1. Inleiding 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Opzet onderzoek 3 1.3 Leeswijzer 4 2. Theorie 5 2.1 Betrokkenheid 5

2.1.1 Motieven voor betrokkenheid 6

2.1.2 Betrokkenheid en subjectiviteit 7

2.1.3 Betrokkenheid van supporters 8

2.1.4 Voetbalclubs als sterke merken 8

2.2 Argumenteren 9

2.2.1 Redeneringen 11

2.2.2 Geldigheid van redeneringen 13

2.3 Drogredenen 14

3. Methode 19

3.1 Opzet experiment 19

3.1.1 Eenheden van analyse 19

(8)

4. Resultaten 31

4.1 Kwantitatieve resultaten 31

4.1.1 Cronbach’s Alpha toets 31

4.1.2 Onafhankelijke eenzijdige t-toets 32

4.1.3 Interfererende variabelen 33

4.1.4 Variabelen die mogelijk invloed hebben binnen de groep supporters 36

4.2 Kwalitatieve resultaten 41

4.2.1 Reacties supporters 42

4.2.2 Reacties niet-supporters 44

4.2.3 Reacties van clubs 45

5. Conclusie 49

5.1 Conclusies experiment 49

5.1.1 Invloed van geslacht en onderwijs 50

5.1.2 Invloed van mate van betrokkenheid 50

5.2 Leemtes in het onderzoek 51

5.3 Aanbevelingen voor verder onderzoek 51

6. Bouwen aan een duurzame relatie met supporters 52

6.1 Visies 52

6.1.1 Overeenkomende visies 52

6.1.2 Verschillende visies 53

6.1.3 De rol van communicatie 53

6.2 Invloed uitkomst experiment 54

6.3 Aanpak 54

6.3.1 Algemene communicatierichtlijnen 55

6.3.2 Creëer wederzijds begrip 55

6.3.3 Breek de sociale barrière af 56

Literatuur 58

Bijlage I – Onderzoeksmateriaal 60

Bijlage II – Standaardafwijkingen 62

Bijlage III – Onafhankelijke T-toets 63

Bijlage IV – Resultaten open vraag respondenten experiment 65

(9)

1

1. Inleiding

Dat clubliefde ver kan gaan bewijst het spandoek van Manchester United supporters met de tekst “United, Kids, Wife,

in that order”. In dit onderzoek wordt de

invloed van betrokkenheid bij een voetbalclub op de mate waarin drogredenen geaccepteerd worden getoetst. Om de invloed van betrokkenheid op de acceptatie van drogredenen aan te tonen is een experiment uitgevoerd. Een groep voetbalsupporters en een controlegroep met

respondenten die geen supporter van een voetbalclub zijn vormen de basis voor het experiment, waarbij beide groepen stellingen over een fictieve situatie in de voetballerij voorgelegd kregen. Alle respondenten werd gevraagd hun mening te geven over de correctheid van de argumentatie en in hoeverre zij het met de propositie eens waren, de stellingen waren geformuleerd op basis van een drogreden. Naast het experiment is er een kwalitatief onderzoek uitgevoerd dat dieper op de specifieke relatie tussen clubs en hun supporters ingaat. Dit kwalitatieve deel heeft gezamenlijk met de uitkomsten van het experiment geleid tot aanbevelingen voor clubs, waarbij het bouwen aan een duurzame relatie met de achterban het ultieme doel is.

1.1 Aanleiding

(10)

2 De communicatie tussen voetbalclubs en haar supporters staat in veel gevallen onder een bepaalde spanning. Beleidsbepalers van de clubs leiden een bedrijf volgens de strategie die zij commercieel gezien het meest effectief achten. Supporters willen echter de clubcultuur bewaken en zien de commercie als een bedreiging hierin. Bij de meeste Nederlandse clubs hangen daarom spandoeken met de tekst “against modern football” of de Nederlandse variant “tegen het moderne voetbal”, deze spandoeken uiten de aversie tegen de commercialisering van het voetbal. Deze tegenstrijdige visies leveren een moeilijk communicatieklimaat op. Onbegrip en wantrouwen van de zijde van de supporters ten opzichte van de bestuurders van hun club zijn bij de meeste clubs vaker regel dan uitzondering.

De komst van het internet heeft er voor gezorgd dat er talloze druk bezochte fansites en fora zijn ontstaan. Deze websites zijn voor supporters een platform om de betrokkenheid met hun club te uiten en het is een laagdrempelige mogelijkheid om een mening te geven over wat er speelt bij de club. De reacties zijn voornamelijk specifiek gericht op het onderwerp van het nieuwsbericht waarop gereageerd wordt. Met name onder nieuwsberichten waarin bestuurders in de ogen van de supporters ongewenste veranderingen aankondigen wordt veelal fel gereageerd. In deze reacties wint emotie het vaak van het rationele en worden veel beweringen over de bestuurders gedaan waar formeel gezien vraagtekens bij geplaatst kunnen worden. Deze beweringen die niet op correcte wijze een uitspraak beargumenteren worden drogredenen genoemd. De interessante vraag die uit deze waarneming voortkomt luidt:

Accepteren betrokkenen in hogere mate drogredenen dan personen die niet bij het onderwerp betrokken zijn?

In dit onderzoek zijn de betrokkenen voetbalsupporters en wordt daarom de voetballerij belicht, maar deze vraag kan voor vrijwel elke situatie waarin betrokkenheid bestaat gesteld worden. Voor clubs en supportersorganisaties kan dit onderzoek bijdragen in de kennis over de wijze waarop hun achterban bepaalde onderwerpen beoordeelt. De resultaten kunnen bijdragen aan de empathie ten opzichte van de supporters. Voor de clubs zal het belang groot zijn omdat zij dagelijks worden geconfronteerd met communicatieproblemen met hun doelgroep. Dit onderzoek kan de clubbestuurders helpen inzicht te geven in de wijze waarop supporters redeneren en geeft aanbevelingen voor het bouwen aan een duurzame relatie met de supporters. Voor instanties die niet aan voetbal gerelateerd zijn kan het onderzoek ook belang hebben, de variabele betrokkenheid is immers toepasbaar op vrijwel iedere communicatiesituatie.

De argumentatieleer richt zich op de geldigheid van redeneringen en argumentaties waarin een verzameling premissen leiden tot een conclusie. “Het gaat de logici erom een duidelijk onderscheid te maken tussen formeel geldige redeneervormen en redeneervormen die niet formeel geldig zijn” (Van Eemeren en Snoeck Henkemans, 2006: 12). De redeneringen die niet deugdelijk zijn worden

drogredenen genoemd. Een andere stroming dan de logica is de pragma-dialectiek. Deze stroming,

(11)

3 op de fansites als ondeugdelijke redeneringen en overtredingen van discussieregels aangeduid kunnen worden. De beweringen die over clubbestuurders worden gedaan zijn interessant en tekenend voor de spanning die er bestaat. Deze beweringen zijn door een gebrek aan informatie vrijwel nooit een conclusie uit een geldige redenering.

1.2 Opzet onderzoek

Het doel van het onderzoek is de hypothese te testen waarin gesteld wordt dat betrokkenheid een hogere mate van acceptatie van drogredenen als gevolg heeft. Maar ook om clubs handvatten te bieden bij het formuleren van een communicatiebeleid dat er in slaagt om een langdurige positieve relatie tussen club en supporters te creëren. Het onderzoek bestaat daarom uit twee delen. Eerdere onderzoeken concludeerden al dat betrokkenheid invloed heeft op het gedrag van mensen (Allport, 1943; Sherif et all., 1965; Petty en Cacioppo, 1986; Chaiken et all., 1989). Andere wetenschappers concludeerden zelfs dat betrokkenheid van invloed is op de mate van subjectiviteit (Konijn et all., 2009; Harkness et all., 1985) en het eerste deel van dit onderzoek toetst of betrokkenheid ook causaal verbonden is met de mate waarin drogredenen geaccepteerd worden. Onderzoek naar de relatie tussen betrokkenheid en de acceptatie van drogredenen werd niet eerder uitgevoerd. Een verklaring hiervan kan zijn dat dit onderzoek zich bevindt op het grensvlak tussen de argumentatieleer en persuasieve communicatie. In de persuasieve communicatie is betrokkenheid een belangrijke variabele die veelvuldig onderzocht wordt, maar zijn argumentaties en drogredenen geen veel voorkomend onderzoekstopic. In de argumentatieleer is echter weinig aandacht voor betrokkenheid, maar wel voor argumentatietypen en drogredenen.

Het onderzoek begint met een experiment waaraan voetbalsupporters en een controlegroep van respondenten die geen supporter van een Nederlandse professionele voetbalclub zijn, op vrijwillige basis deel hebben genomen. Vanaf nu zullen deze twee groepen worden aangeduid als supporters en

niet-supporters. Het experiment is het eerste deel van het onderzoek. Het doel van het experiment is

meten of betrokkenheid met het supporterleven een hogere acceptatie van drogredenen veroorzaakt bij het beoordelen van argumentaties over een typisch verschijnsel in de voetbalwereld. Daarom is een fictieve situatie bij een anonieme voetbalclub geschetst waarbij de clubcultuur in het geding wordt gebracht door een voorzitter. Het artikel is het startpunt van het experiment, vervolgens kregen de respondenten negen stellingen over de rol van de voorzitter voorgelegd. In iedere stelling is een andere drogreden verwerkt, per stelling kent de respondent twee scores toe door middel van een zevenpuntsschaal. De eerste schaal vraagt de respondent aan te geven in welke mate hij/zij vindt dat de stelling voldoende beargumenteerd wordt. De tweede schaal vraagt naar de mate waarin de respondent het eens is met de stelling. De twee gedefinieerde groepen zijn na afloop van het experiment gesplitst op basis van de antwoorden die de respondenten gaven op een serie algemene vragen.

(12)

4 evenwichtig beeld te krijgen werden ook alle Nederlandse profclubs aangeschreven met het verzoek om vier open vragen over hun relatie met de supporters te beantwoorden, dertien clubs gaven hieraan gehoor. Analyse van de antwoorden heeft interessante informatie opgeleverd welke gebruikt is voor het formuleren van aanbevelingen waarmee clubs kunnen werken aan een duurzame relatie met hun achterban.

Doordat het tweede deel van het onderzoek er puur op is gericht om clubs aanbevelingen te geven bij het werken aan de relatie met hun achterban, bestaat er tussen deel één en twee een harde overgang tussen fundamenteel en toegepast onderzoek.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk twee wordt een theoretische onderbouwing gegeven van de begrippen betrokkenheid,

argumenteren, subjectiviteit en drogredenen. Het doel van deze uitwerking is een zo duidelijk

mogelijke uitleg te geven van de wijze waarop de in dit onderzoek gebruikte variabelen uit de theorie geïnterpreteerd zijn. Diverse onderzoekers hebben over onderwerpen als betrokkenheid,

argumenteren, drogredenen en subjectiviteit gepubliceerd, elk naar eigen inzicht en vaak is er sprake

(13)

5

2. Theorie

In de inleiding werden de begrippen betrokkenheid, subjectiviteit, argumentatieleer en drogredenen al kort genoemd. In dit hoofdstuk zal een nadere uiteenzetting van deze begrippen gepresenteerd worden.

2.1 Betrokkenheid

Betrokkenheid is de verbondenheid dat men bewust of onbewust met een probleem, gebeurtenis, object of persoon kan hebben. De mate van betrokkenheid hangt af van de mate waarin men ervan houdt en de mate van belangrijkheid dat men eraan verbindt (Thomsen et all, 1985: 191). Bij een zieke in de naaste kring wordt doorgaans meer betrokkenheid gevoeld en getoond dan bij een zieke onbekende aan de andere kant van de wereld. Ook kan iemand die ernstig ziek is op meer betrokkenheid rekenen bij zijn of haar ziekte dan iemand die last heeft van een verkoudheid. Dit fenomeen is ook van toepassing op het onderwerp van dit onderzoek, wie zal het deren dat de 120 jaar oude voetbalclub HFC Haarlem failliet is verklaard? Voetballiefhebbers in Zuid-Amerika zullen er niet van wakker liggen, net als Nederlanders die geen interesse voor voetbal hebben. Wie zich er wel bij betrokken zullen voelen zijn de supporters en medewerkers van HFC Haarlem en in mindere mate zullen voetballiefhebbers uit de regio Haarlem en supporters van andere clubs zich misschien betrokken voelen bij het faillissement van HFC Haarlem.

(14)

6 verschillende aspecten invloed uitoefent. Betrokkenheid creëert aandacht (Petty en Cacioppo, 1986; Chaiken et all., 1989), standvastigheid (Sherif et all., 1965) en vooringenomenheid (Petty en Cacioppo, 1986). Al deze aspecten zijn voor de communicatie met betrokken doelgroepen erg belangrijk omdat er hier sprake is van een variabele die invloed uitoefent op de wijze waarop de ontvanger een boodschap verwerkt.

2.1.1 Motieven voor betrokkenheid

Waarom voelen mensen betrokkenheid, of waarom voelen ze het soms ook niet? Achter elke vorm van betrokkenheid ligt een motief, de motivatie waarom iemand informatie verwerkt. Thomsen et all. (1985) onderscheiden zes bronnen van betrokkenheid: zelfinteresse, waarden, groepsinteresse,

sociale identificatie, zelfpresentatie en zelfwaardering. De eerste vier bronnen van betrokkenheid zijn

motieven voor betrokkenheid met een persoon, onderwerp of object. De laatste twee bronnen zijn motieven van betrokkenheid om de eigen zelf te beschermen en richten zich dus voornamelijk op eigen belang. Omdat dit onderzoek zich richt op de acceptatie van drogredenen door attitudes en beoordelingen zijn met name de eerste vier motieven voor betrokkenheid relevant. Deze vier bronnen van betrokkenheid zullen aan de hand van een voorbeeld uitgelegd worden.

Zelfinteresse

Als iemand belangen heeft omdat een gebeurtenis of probleem gevolgen voor hem of haar kan hebben vormt dit een motief voor betrokkenheid. De bron van betrokkenheid is zelfinteresse omdat de betrokkenheid ontstaat op basis van mogelijke gevolgen voor de zelf (Thomsen et all, 1985: 193-194). Een voorbeeld: mensen zijn meer betrokken als de gemeente waar zij wonen besluit een wolkenkrabber te plaatsen op het grasveldje tegenover hun recent aangeschafte dure woning, dan wanneer dit gebouw aan de andere kant van de stad gepland zou zijn. Men is direct betrokken omdat dit hun eigen woongenot en waarde van het huis kan beïnvloeden.

Waarden

Ieder mens heeft bepaalde waarden, als een persoon, onderwerp of object relaties heeft met waarden die iemand bezit leidt dit tot een verhoogde mate van betrokkenheid. De mate van de betrokkenheid wordt bepaald door het aantal waarden dat overeenkomt, de sterkte van deze relaties en hoe centraal deze waarden in iemand zijn leven staan (Thomsen et all., 1985: 194). Een voorbeeld: iemand die de waarden recht op leven voor iedereen en het Christelijke gedachtegoed als belangrijk ervaart in het leven, zal een hoge mate van betrokkenheid voelen in discussies over abortus. Iemand die deze waarden niet als belangrijk beschouwt zal hier minder betrokkenheid bij vertonen (tenzij op basis van andere waarden betrokkenheid ontstaat met het onderwerp).

Groepsinteresse

Als iemand deel uit maakt van een groep zullen de gevolgen voor deze groep ook individuele gevolgen zijn. Groepsinteresse kan daarom ook wel beschreven worden als een bredere vorm van

zelfinteresse (Thomsen et all, 1985: 195). Een voorbeeld: een speler van HFC Haarlem maakt deel uit

(15)

7

Sociale identificatie

Mensen worden op basis van sociale identificatie aansprakelijk gehouden voor zaken waar zij mogelijk geen schuld aan hebben. Op basis van sociale identificatie worden mensen bedoeld en onbedoeld in sociale groepen ingedeeld (Thomsen et all, 1985: 194). Een voorbeeld: een supporter van AZ die op de tribune met de fanatieke aanhang achter het doel zat tijdens de wedstrijd AZ – Ajax, loopt de kans om op basis van sociale identificatie aansprakelijk gehouden te worden voor de spreekkoren aan het adres van Demy de Zeeuw (speler van Ajax met een AZ verleden), terwijl hij of zij daar zelf geen deel aan genomen heeft. Doordat iemand zich bewust is van deze sociale identificatie, wordt betrokkenheid geactiveerd.

Tot zover is het duidelijk geworden dat betrokkenheid in de context van dit onderzoek een bepaalde verbondenheid met personen, gebeurtenissen en objecten is. Aan de basis van deze verbondenheid staat de zelf van ieder individu. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat betrokkenheid tot stand komt doordat er gevolgen voor het individu kunnen ontstaan op basis van zaken die enkel voor hem of haar gelden, die voor een groep gelden waar hij of zij deel van uit maakt, die gelden voor een groep of individu waar hij of zij mee geïdentificeerd wordt of tot stand komen op basis van persoonlijke waarden van een individu. Zodra er voor de zelf een motief is om betrokken te zijn, wordt deze betrokkenheid gecreëerd, de mate van betrokkenheid hangt altijd af van de verstrekkendheid van de gevolgen voor het individu.

2.1.2 Betrokkenheid en subjectiviteit

(16)

8

2.1.3 Betrokkenheid van supporters

Wat betekent betrokkenheid in de situatie van voetbalsupporters waar dit onderzoek om draait? Voetbalsupporters beschikken over een bepaalde mate van betrokkenheid met hun favoriete clubs, bestaande uit de personen die daarbij horen zoals spelers, personeel en medesupporters. Maar ook met objecten zoals bijvoorbeeld het stadion, het shirt, het logo en het supportershome waar zij eventueel voor en/of na de wedstrijd samen komen. Voor supporters kunnen bepaalde waarden die zij hebben met betrekking tot voetbal ook een motief zijn voor betrokkenheid, veel supporters die wel eens uitwedstrijden van hun club bezoeken hechten bijvoorbeeld erg aan vrij-vervoersregelingen, een ander veel gehoorde waarde is dat het voetbal van het volk behoort te zijn en geen eigendom van de commercie. Zo kunnen er natuurlijk talloze waarden zijn op basis waarvan supporters betrokken zijn met bepaalde onderwerpen omtrent de voetballerij. De vraag die dan rijst is wat er eerst was, de betrokkenheid of een bepaalde waarde met betrekking tot het voetbal? Echter, dat is een vraag die voor dit onderzoek weinig relevantie heeft en daarom zal hier niet verder op ingegaan worden. Supporters identificeren zich graag met andere personen of groepen, met name het dragen van herkenbare kleding welke verkocht wordt uit naam van de merchandise-activiteiten van de club (deze kleding en andere clubgebonden artikelen worden hierna aangeduid als

merchandising) is hier een herkenbare uiting van. Door zichzelf te identificeren met hun favoriete

club, met de groep supporters van hun geliefde club, zullen mensen in hun omgeving dat waarschijnlijk ook doen.

2.1.4 Voetbalclubs als sterke merken

Hoewel veel clubs vaak niet goed weten hoe ze om moeten gaan met kritische supporters en hen daarom liever uit de weg gaan, beschikken supporters juist over de eigenschappen van echte brand

loyals. Keller (2008) beschrijft dat trouw aan een merk het ultieme doel is van iedere

marketingmanager en dat vrijwel alles als merk kan worden behandeld, ook voetbalclubs. Een hoge merkentrouw is een kenmerk van een sterk merk. Veel clubs doen tot op zekere hoogte al wel aan branding, maar juist de communicatie met de meest-betrokken supporters lijkt problemen te veroorzaken. Keller (2008) beschrijft de toegevoegde waarde van een merk door middel van de merkenpiramide. Deze piramide is een schematische weergave van de bronnen van de toegevoegde merkwaarde. De bovenste laag van de piramide is de laag waarin merkentrouw tot stand gebracht wordt en wordt relaties genoemd. Om dit niveau te bereiken dienen eerst de drie onderliggende lagen identiteit, betekenis en reactie een positief resultaat te bereiken. In marketingtermen zal een potentiële klant eerst het merk moeten herkennen en weten wat de identiteit ervan is, dan weten wat het doet, waar het goed in is, welke voordelen het kan opleveren etc. om vervolgens te bepalen wat hij of zij er van vindt. Als deze drie stappen positief vervuld worden kan merkentrouw ontstaan.

Merkentrouw bestaat volgens Keller (2008: 61) uit loyaliteit, verbondenheid, communiteit en toewijding. Voetbalsupporters blijken een zeer hoge mate van merkentrouw te kennen als deze vier

(17)

9 lol”. Verbondenheid kan worden opgevat als de eerder uiteengezette betrokkenheid, deze betrokkenheid is aanwezig op vele vlakken. Bij voetbalsupporters is er sprake van een zeer actieve communiteit. Voetbalsupporters komen samen in supportersverenigingen, op diverse fansites en op fora op het internet. Door het toonbaar dragen van merchandising en gezamenlijk gezang identificeren ze zich met elkaar. Zoals eerder werd geopperd is er onder voetbalsupporters sprake van sociale identificatie, dit ondersteunt de communiteit. Een veel gehoorde kreet onder supporters is: “van vrouw kan je wisselen, van club niet”. Hoewel deze uiting niet te letterlijk genomen moet worden toont het wel de toewijding van supporters aan hun club.

De bijzonderdere eigenschap van een voetbalclub als merk is de hoge moeilijkheidsgraad om nieuwe klanten te binden, maar dat de trouwe klanten over het algemeen niet zullen overstappen op een ander merk. Wel kunnen zij hun ‘aankoopgedrag’ wijzigen, bijvoorbeeld door meer of minder wedstrijden te bezoeken of merchandising te kopen. Ook is een voetbalclub in veel gevallen vooral regionaal interessant, met uitzondering van de clubs met landelijke of internationale aantrekkingskracht. Zo zal een geboren en getogen Utrechter zonder Limburgse achtergrond of binding niet snel supporter van VVV-Venlo worden.

Waarom is deze marketingbenadering relevant voor dit onderzoek? Zoals in de inleiding al werd aangehaald heerst er tussen clubs en supporters een moeilijk communicatieklimaat waarin maar heel minimaal gecommuniceerd wordt. Als deze situatie bekeken wordt vanuit het marketingparadigma waarin de vraagzijde van de markt altijd centraal staat, is dit uiterst merkwaardig te noemen. Supporters enthousiasmeren elkaar en bevestigen hun clubliefde door een bepaalde kritische houding in te nemen, deze kritische houding is meestal ten opzichte van de clubbestuurders. Feitelijk streven de bestuurders en de supporters hetzelfde belang na, het clubbelang. Toch vormen zij twee fronten waarin van supporterszijde zeer kritisch alle activiteiten van het bestuur gevolgd worden en het bestuur minimaal communiceert omdat zij zich niet teveel open willen stellen aan deze kritische volgers. Een vreemde situatie omdat hetzelfde belang nagestreefd wordt en de kritische supporters zeer veel betrokkenheid met de club hebben en dus vanuit het marketingparadigma een speciale rol in de communicatiestrategie zouden moeten hebben.

2.2 Argumenteren

(18)

10 Omdat een aantal termen qua betekenis erg dicht bij elkaar liggen en in literatuur over argumentatieleer vaak verschillend gedefinieerd worden zal eerst een kort overzicht van verschillende definities uiteengezet worden.

Argumentatie volgens Van Eemeren en Snoeck Henkemans (2006:11):

“Argumentatie is een verbale, sociale en rationele activiteit die erop gericht is een redelijke beoordelaar te overtuigen van de aanvaardbaarheid van een standpunt door één of meer proposities naar voren te brengen die ter rechtvaardiging van dat standpunt dienen”.

Argumentatie volgens Braas, Van der Geest en Schepper (1996:15):

“Argumentatie is een samenstelling van uitspraken waarvan er een of meer ter ondersteuning van een andere uitspraak (het standpunt of ook: de conclusie) naar voren worden gebracht”.

Argumentatie volgens De Jong (2005:16):

“Argumenteren is een proces. Met de term argumentatie doelen we doorgaans vooral op uitkomsten, producten van dit proces”.

Uit bovenstaande drie definities van de term argumentatie valt op dat de eerste argumentatie beschrijft als een proces. In de omschrijvingen van Braas et all. (1996) en De Jong (2005) is

argumentatie beperkter, het is de verzameling van elementen die het standpunt ondersteunen. Deze

zienswijze lijkt voor dit onderzoek het meest vruchtbaar omdat in dit onderzoek de focus niet op het proces van argumenteren ligt, maar op de wijze waarop mensen omgaan met ondeugdelijke redeneringen. Daarbij is sprake van een conclusie die niet rechtstreeks voortkomt uit de argumenten, deze argumenten zijn samen de argumentatie en het proces wordt aangeduid met de term

argumenteren. Dit is een belangrijk onderscheid dat Van Eemeren en Snoeck Henkemans (2006:11)

niet maken. Hierbij moet opgemerkt worden dat Van Eemeren en Snoeck henkemans deel uit maken van de stroming pragma-dialectiek, deze stroming benadert het vakgebied anders dan de logici zoals De Jong en Braas, de afwijkende definitie is dan ook niet geheel zonder reden. Omdat De Jong (2005:16) naast argumentatie ook redeneringen onderscheidt, terwijl Braas et all. (1996) argumentatie en redeneringen op één hoop gooien, zal in dit onderzoek gebruik gemaakt worden van de indeling volgens De Jong. Daarin worden de termen argumenteren, argumentatie en

redeneringen van elkaar onderscheiden. Nu we weten wat De Jong onder argumenteren en

argumentatie verstaat rest nog de definitie van een redenering.

“Een redenering is een argumentatie waarin slechts argumenten optreden die het onderhavige standpunt op een of andere wijze ondersteunen, aannemelijk maken of verdedigen. Een redenering is bijgevolg een argumentatie waarin argumenten steeds pro zijn” (De Jong, 2005:16).

(19)

11

2.2.1 Redeneringen

Redeneringen kunnen enkelvoudig, meervoudig of samengesteld zijn. De eerste twee typeringen van redeneringen worden in deze sectie uiteengezet.

Enkelvoudig

De meest eenvoudige vorm van argumentaties zijn enkelvoudige argumentaties. De basisvorm van dit type argumentaties bestaat uit één standpunt en één argument (Braas, 1996:19).

Voorbeeld:

Michael Jackson zal zijn concertreeks niet meer kunnen uitvoeren (1.) [standpunt] want hij is overleden (1.1) [argument]

Schematisch:

Enkelvoudige argumentaties kunnen ook getransformeerd worden in enkelvoudige redeneringen. Een redenering laat behalve het argument ook zien hoe dit leidt tot een bepaalde conclusie. Bij een redenering is er altijd sprake van één of meer premissen welke worden afgeleid uit het argument, het standpunt is in een redeneerschema de conclusie (De Jong, 2005:18-19). In het onderstaande schema wordt het eerder genoemde voorbeeld weergegeven. Boven de streep staan de twee premissen en onder de streep staat de conclusie. Wat opvalt is dat het redeneerschema een premisse bevat die in de argumentatie impliciet blijft.

Michael Jackson is overleden Als je dood bent kan je niet optreden Michael Jackson kan zijn concertreeks niet uitvoeren

1. standpunt

(20)

12 Bovenstaand redeneerschema kan ook worden weergegeven op de volgende wijze:

P1 Michael Jackson is overleden P2 Als je dood bent kan je niet optreden

C Michael Jackson kan zijn concertreeks niet uitvoeren

“In een enkelvoudige redenering wordt een conclusie direct door een of meer premissen in samenhang aannemelijk gemaakt. Gewoonlijk gaat het daarbij om een beperkt aantal premissen” (De Jong, 2005:21). In dit onderzoek is gebruik gemaakt van enkelvoudige argumentaties bij het formuleren van de stellingen voor het experiment. Maar zoals de term al doet vermoeden bestaan er naast enkelvoudige redeneringen ook meervoudige redeneringen. Hoewel deze vorm van redeneerschema’s niet wordt gebruikt in de stellingen van het materiaal zal voor de volledigheid kort uitgelegd worden wat onder meervoudige argumentaties en redeneringen wordt verstaan.

Meervoudige argumentaties en redeneringen

Een meervoudige argumentatie bestaat uit een standpunt en meerdere argumenten die elk afzonderlijk in staat zijn om het standpunt te onderbouwen. Net als bij de enkelvoudige variant zal dit aan de hand van een voorbeeld geconcretiseerd worden. Volgens De Jong (2005:116) is een

meervoudige redenering een redenering welke is opgebouwd uit meer dan één enkele redenering.

Voorbeeld:

Annemieke vindt het heel erg dat Michael Jackson is overleden (1.)[standpunt]

Want ze hield enorm van zijn muziek (1.1), vond hem een bijzonder aantrekkelijke man (1.2) en bovenal vond ze hem erg sympathiek (1.3)[argumenten].

Schematisch:

In dit voorbeeld kan ieder argument afzonderlijk leiden tot de conclusie dat Annemieke het jammer vindt dat Michael Jackson is overleden (Braas et all., 1996:20). De redeneerschema’s kunnen er afzonderlijk als volgt uitzien, allen leiden ze tot dezelfde conclusie:

1. standpunt

(21)

13

Als je van de muziek van Michael Jackson houdt vind je het erg dat hij gestorven is Annemieke houdt van de muziek van Michael Jackson

Annemieke vindt het erg dat Michael Jackson gestorven is

Als je Michael Jackson een aantrekkelijke man vindt, dan vind je het erg dat hij gestorven is

Annemieke vindt Michael Jackson een aantrekkelijke man Annemieke vindt het erg dat Michael Jackson gestorven is

Als je Michael Jackson een sympathieke man vindt, dan vind je het erg dat hij gestorven is

Annemieke vindt Michael Jackson een sympathieke man Annemieke vindt het erg dat Michael Jackson gestorven is

Naast enkelvoudige redeneringen zijn er ook nog de meer complexe samengestelde redeneringen. Zonder hier verder diep op in te gaan kan hierover gezegd worden dat dit redeneringen zijn waarbij conclusies uit redeneringen weer argumenten vormen voor een volgende conclusie (De Jong, 2005:26-27).

2.2.2 Geldigheid van redeneringen

Aan de basis van de geldigheid van redenering kan een tweedeling gemaakt worden tussen deugdelijke en ondeugdelijke redeneringen. Een redenering kan als deugdelijk bestempeld worden indien de premissen de conclusie voldoende ondersteunen of aannemelijk maken (De Jong, 2005:117). Dit betekent gelijktijdig dat een redenering ondeugdelijk genoemd kan worden in twee situaties (De Jong, 2005:121):

1. Een onwaarheid in de premissen

2. Een ongeldigheid in het redeneerschema

(22)

14

A is B alle B zijn C ________ A is C

Socrates (A) is een mens (B) Alle mensen (B) zijn sterfelijk (C) ________

Socrates (A) is sterfelijk (C)

Als A, dan B A

________ B

Als je dood bent (A), dan kan je niets doen (B) Michael Jackson is dood

_________

Michael Jackson kan niet meer optreden

A of B niet-A _______ B

Ik haal een voldoende (A) of een onvoldoende (B) Ik haal geen voldoende (A)

_________

Ik haal een onvoldoende (B)

A is groter dan B B is groter dan C ______ A is groter dan C

Hans (A) is groter is dan Henk (B) Henk (B) is groter dan Koos (C) _______

Hans (A) is groter dan Koos (C)

Als een redenering ondeugdelijk is, wordt dit ook wel een drogreden genoemd. Drogredenen vormen een belangrijk onderdeel van dit onderzoek omdat zij een goede representatie van incorrecte argumenten zijn. De mate waarin de respondenten reageren op de stellingen met drogredenen indiceert de mate waarin zij drogredenen accepteren. In de volgende paragraaf zal een overzicht gegeven worden van de diverse mogelijke drogredenen.

2.3 Drogredenen

Niet altijd wordt er op deugdelijke wijze geargumenteerd, dan kan er sprake zijn van een drogreden. Talloze wetenschappers hebben een classificatie van drogredenen gepresenteerd en hebben daarbij hun eigen eisen en definities gebruikt. In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op het begrip drogreden en hoe diverse wetenschappers dit begrip hebben gebruikt in hun theorieën. Vervolgens wordt beargumenteerd welke classificatie het beste aansluit bij de wijze waarop de drogredenen in het experiment verwerkt worden.

(23)

15 Braas, et all. (1996:70) beschouwen een redenering als drogreden indien deze niet relevant is voor de conclusie en hanteren drie categorieën om drogredenen in te delen: logos, ethos en pathos. Drogredenen op basis van logos zijn drogredenen die voortkomen uit problemen met de boodschap zelf, een fout in de premissen of een fout in de redenering (technische fout). Drogredenen op basis van ethos zijn drogredenen waarbij de deskundigheid, geloofwaardigheid of gezag van een ander ondermijnd wordt. Drogredenen op basis van pathos zijn drogredenen die inspelen op de gevoelens van mensen. De drogredenen in de categorieën ethos en pathos verleggen de aandacht van het argument naar andere aspecten, zoals de persoon en de gevoelens. We zouden kunnen zeggen dat logos dichtbij de boodschap staat, ethos dichtbij de zender en pathos dichtbij de ontvanger en het publiek (Braas et all., 1996:90).

Fearnside en Holther (1963:12) benaderen het begrip drogredenen in enge zin als “een onjuiste manier van redeneren oftewel voor bedrieglijke en schoonschijnende overredingen” en delen

drogredenen ook in drie categorieën in: materiële drogredenen, psychologische drogredenen en logische drogredenen. Materiële drogredenen zijn redeneringen die niet correct zijn doordat het

materiaal voor de redenering niet klopt, er is dan sprake van een fout in de premissen.

Psychologische drogredenen zijn incorrectheden doordat de zender de aandacht verlegt, de feiten

zijn niet langer waar het om draait, maar de zender probeert te overtuigen met subjectieve argumenten. Logische drogredenen zijn technische fouten, een fout in de wijze van redeneren. Er zijn enkele overeenkomsten met de classificatie van Braas et all. (1996) zichtbaar.

Een totaal andere benadering van het begrip wordt gepresenteerd door Van Eemeren en Snoeck Henkemans (2006), zij formuleren drogredenen als mogelijke overtredingen van discussieregels. Ze gaan uit van tien regels waaraan discussianten zich dienen te houden om een discussie correct te laten verlopen. De tien regels zijn: de vrijheidsregel, de verdedigingsplichtregel, de standpuntsregel, de relevantieregel, de verzwegen-argumentregel, de uitgangspuntregel, de geldigheidsregel, de

argumentatieschemaregel, de afsluitingsregel en de taalgebruiksregel. Onder iedere regel zijn een

aantal drogredenen gegroepeerd.

(24)

16 van Braas et all. (1996) het beste toe te passen is in de stellingen die gebruikt worden voor dit experiment, zal hiermee verder gewerkt worden.

Zonder hier verder consequenties aan te verbinden valt het op dat Braas et all. (1996) een inconsistente terminologie hanteren waarin Nederlandse, Latijnse en Engelse benamingen door elkaar gebruikt worden. Voor de drogredenen ad hominem (ethos) is een specifiekere uitwerking gehanteerd zoals deze door Van Eemeren en Snoeck Henkemans (2006) wordt gepresenteerd. Omdat de drogreden ad verecundiam, het beroepen op gezag of autoriteit, niet door Braas et all. (1996) als drogreden wordt beschreven, maar dit in de praktijk vaak herkenbaar aanwezig is, wordt deze ook toegevoegd aan de lijst in de categorie ethos. Een goed voorbeeld hiervan speelde toen het bestuur van FC Zwolle in 2009 onder zware druk van de supporters en pers stond na het op non-actief zetten van toenmalig trainer Jan Everse. In het televisieprogramma Voetbal International (RTL7) liet de eindredacteur van het magazine Voetbal International, Johan Derksen, zich negatief uit over de bestuurlijke capaciteiten van het FC Zwolle bestuur. Voor veel supporters was dit de aanleiding om te zeggen, “zie je wel, Johan Derksen is zelfs van mening dat dit bestuur een wanprestatie levert, dan moet het wel zo zijn”. De mening van Johan Derksen werd als waarheid geïnterpreteerd vanwege zijn status als deskundige op voetbalgebied. Een laatste aanpassing aan de lijst van drogredenen is de betekenis van de drogreden argumentum ad populum uit de categorie pathos. Braas (1996:92-94) beschrijft deze drogreden als het gebruik van emotioneel gekleurde bewoordingen om de ander te beïnvloeden. Van Eemeren en Snoeck Henkemans (2006:108) gebruiken echter een definiëring die op fansites erg vaak zichtbaar is, een beroep doen op de massa. Daarom wordt bij het gebruik van argumentum ad populum gerefereerd naar de wijze waarop Van Eemeren en Snoeck Henkemans (2006:108) dit begrip hanteren.

(25)

17

Drogredenen op basis van logos (Braas et all., 1996:73-84)

Beschrijving Voorbeeld

Overhaaste generalisatie

Een conclusie trekken op basis van onvoldoende materiaal

Alle studenten zijn lui want naast mij wonen drie studenten en die zijn nooit wakker voor 11 uur

Valse analogie

Eigenschappen van een object ook verwachten voor een ander object op basis van een overeenkomst, hierbij essentiële verschillen onbesproken laten

Toen ik op mijn nette schoenen ging hardlopen kreeg ik erg veel last van mijn voeten. Dat zal ik dus ook wel krijgen als ik sportschoenen draag

Post hoc ergo propter hoc

Een conclusie trekken door een onterecht causaal verband te leggen

Sinds HFC Haarlem failliet is gegaan is BV Veendam ook in gevaar

Hellend vlak

Uit een kleine oorzaak vergaande gevolgen afleiden

Als je nu nummervrije zitplaatsen toelaat op het fanatieke vak, moeten we ze straks ook toelaten op de hoofdtribune omdat ze die vrijheden nu eenmaal verworven hebben

Stromanredenering

Bij een stroman redenering wordt het standpunt van de ander verdraaid en vervolgens aangevallen

A: voetbalsupporters veroorzaken de laatste tijd wel heel veel problemen.

B: net of alle voetbalsupporters hooligans zijn, er zijn ook heel veel supporters die geweld afkeuren hoor!

Shifting ground

In een discussie steeds verder opschuiven naar een houdbaar standpunt

A: voetbal is de leukste sport om naar te kijken. B: dat zei je laatst ook al over vrouwenhockey.

A: ja, ik bedoel de leukste mannensport om naar te kijken

Two wrongs make a right

Eigen fouten acceptabel maken door naar vergelijkbaar gedrag van anderen te verwijzen

Ik vind het belachelijk dat ik een stadionverbod heb gekregen voor die vuurwerkbom, een vriend van mij gooide er ook één en is niet gestraft

Verschuiven van de bewijslast

Een standpunt naar voren brengen komt met de verplichting hiervoor bewijslast aan te dragen. Als deze rol wordt verschoven naar de ander is er sprake van een drogreden

Je twijfelt er aan of voetbalsupporters subjectiever zijn dan mensen die geen supporter zijn, maar bewijs maar eens dat het niet zo is!

Ontduiken van de bewijslast

Als iemand probeert de verdediging van zijn/haar standpunt te ontduiken

Niemand zal ontkennen dat een voetbalwedstrijd agressie opwekkend is

Cirkelredenering

In een cirkel rond redeneren en daarmee iets bewijzen dat niet bewezen is

Er komen maar weinig mensen naar de wedstrijden van FC

Omniworld omdat er geen sfeer hangt. (cirkel: er hangt weinig sfeer omdat er weinig mensen komen kijken)

Argumentum ad ignorantiam

argumentatie die niet relevant is voor de conclusie.

Er staat niet op deze stoel in de businessclub dat ik er niet op mag zitten, dus mag ik hier de wedstrijd kijken

Vals dilemma

Als je een situatie eenvoudiger voorstelt dan deze werkelijk is

(26)

18

Drogredenen op basis van ethos (Braas et all., 1996:84-90)

Beschrijving Voorbeeld

Argumentum ad hominem

Iemand diskwalificeren door een aanval op de persoon

Van Eemeren en Snoeck Henkemans (2006: 193) maken onderscheid tussen directe en indirecte aanvallen. Bij directe aanvallen wordt iets of iemand dom, slecht, onbetrouwbaar enz. afgeschilderd. Bij indirecte aanvallen worden zijn/haar motieven verdacht gemaakt.

Adhominem direct:

De voorzitter stapt niet op omdat hij zo dom als een ezel is Adhominem indirect:

De voorzitter zit er alleen maar uit eigen belang, zo kan hij samen met zijn vrienden lekker genieten van het pluche.

Schermen met eigen kwaliteiten

Het beroepen op eigen kwaliteiten die niet relevant of niet waar zijn

Als communicatiedeskundige raad ik de trainer aan meer te communiceren met de spits, dan gaat hij vanzelf meer scoren

Beroepen op gezag (Fearnside en Holther, 1959:

108)

Beroepen op een autoriteit op het gebied en suggereren dat als deze iets zegt, dit wel waar moet zijn

Zelfs Johan Cruijff ziet het in hem zitten, dan moet hij wel goed zijn

Drogredenen op basis van pathos (Braas et all., 1996:90-94)

Beschrijving Voorbeeld

Argumentum ad baculum

tegenstanders beletten hun standpunt te ventileren door dreiging

Je mag je natuurlijk negatief over mij en de rest van het bestuur uitlaten, maar dan kan je contractverlenging wel vergeten natuurlijk

Argumentum ad misercordiam

Inspelen op iemands medelijden of gevoelens

Die 31-jarige verdediger moeten we wel een nieuw contract geven want anders komt hij nergens meer aan de bak

Argumentum ad populum (Van Eemeren en Snoeck

Henkemans, 2006:108)

Beroepen op het gelijk van de massa

(27)

19

3. Methode

Het doel van het eerste deel van dit onderzoek is het testen van de hypothese waarin gesteld wordt dat betrokkenheid mensen zodanig beïnvloedt dat zij in een hogere mate drogredenen accepteren dan mensen die niet betrokken zijn. In dit onderzoek wordt deze hypothese getest op twee groepen:

voetbalsupporters en een controlegroep niet-supporters. Door een voetbalgerelateerde situatie

waarin drogredenen verwerkt zijn voor te leggen aan beide groepen is getest of er verschillen te zien zijn in de mate waarin beide groepen drogredenen accepteren. Zeventig supporters en vijftig niet-supporters namen deel aan het experiment. Na verwijdering van twintig cases van niet-supporters ontstonden er twee in grote mate gelijke groepen, waarvan de resultaten met elkaar vergeleken zijn. Het eerste deel van dit onderzoek is kwantitatief van aard en vormt de kern van het onderzoek. Het tweede deel van dit onderzoek is kwalitatief van aard en is uitgevoerd na het experiment als uitbreiding, met als doel inzicht te krijgen in de oorzaken voor de vaak moeizame band tussen clubs en supporters. De respondenten van het experiment konden optioneel een open vraag beantwoorden en tevens werden alle Nederlandse betaald voetbalorganisaties benaderd om vier open vragen over hun relatie met de aanhang te beantwoorden.

Het eerste deel van het onderzoek dat kwantitatief van aard is heeft daarmee meer een fundamenteel karakter, terwijl het kwalitatieve tweede deel het onderzoek ook daadwerkelijk toepasbaar maakt voor voetbalclubs.

In dit hoofdstuk zal de gehanteerde methode voor het kwantitatieve experiment verder uiteengezet en verantwoord worden. Er zal worden ingegaan op de opzet van het experiment, de operationalisering van variabelen, de werving van respondenten en de genomen maatregelen ter bevordering van de validiteit en betrouwbaarheid. Tot slot zal in paragraaf 3.7 worden ingegaan op het kwalitatieve deel met open vragen.

3.1 Opzet experiment

In deze paragraaf zal uiteengezet worden hoe het experiment is opgebouwd, daarbij zal worden ingegaan op de eenheden van analyse, het gebruikte onderzoeksmateriaal en de hypothesen die getest zijn.

3.1.1 Eenheden van analyse

(28)

20 professionele voetbalclub. Naast deze groep is er een controlegroep geformeerd uit personen die aangaven geen supporter te zijn van een specifieke club. De personen in deze groep kennen niet het gevoel betrokken te zijn met een profclub. Beide groepen kregen hetzelfde materiaal ter beoordeling. De verdeling in groepen is de onafhankelijke variabele die het verschil creëert om te kunnen spreken van een experiment, in paragraaf 3.2 worden alle variabelen geoperationaliseerd.

3.1.2 Onderzoeksmateriaal

Als materiaal voor het experiment is een fictieve situatie geschetst welke zich afspeelt bij een fictieve niet bij naam genoemde club. In deze situatie was er sprake van verstoorde contacten tussen een clubbestuurder, medewerker en de aanhang, een situatie die bij veel clubs erg actueel is. De respondenten werd gevraagd een fictief nieuwsbericht over deze situatie te lezen, vervolgens zijn er negen stellingen over dit geschil geformuleerd. Elke stelling bevatte een ander type drogreden. In geen van de stellingen komt de claim die gemaakt wordt voort uit een deugdelijke redenering en was het erg duidelijk dat het hier om een ondeugdelijke redenering ging. Voor elke stelling werden de respondenten gevraagd om op een zevenpuntsschaal aan te geven in hoeverre zij vonden dat de stelling correct onderbouwd was en in hoeverre zij het eens waren met de stelling. Het materiaal is opgenomen als bijlage I.

3.1.3 Hypothesen

In een experiment worden hypothesen getest. Op basis van eerdere onderzoeken bestond voorafgaand aan het onderzoek de overtuiging dat betrokkenheid een bepaalde invloed heeft. Gezien de waarnemingen van de diverse communicatieproblemen in de realiteit van voetbalclubs, ontstond het idee om te toetsen of deze theorie (die we zouden kunnen omschrijven als de

liefde-maakt-blind-theorie) ook hierop van toepassing is. In principe zou er voor iedere stelling in het

onderzoek een afzonderlijke hypothese opgesteld kunnen worden, maar omdat deze allemaal dezelfde structuur bevatten kan het ook eenvoudiger met een algemene hypothese die op iedere stelling van toepassing is:

H0: betrokkenheid heeft geen invloed op de mate waarin drogredenen geaccepteerd worden Ha: betrokkenheid veroorzaakt een hogere mate van acceptatie van drogredenen

Omdat verondersteld wordt dat betrokkenheid een hogere mate van acceptatie veroorzaakt, worden de hypothesen ook alleen in deze richting opgesteld, dit heeft gevolgen voor de statistische toetsen die zijn toegepast om de significantie te kunnen berekenen, welke gevolgen dit zijn zal worden uitgelegd in paragraaf 3.6.

3.2 Operationalisering

(29)

21 gebruikt in dit onderzoek. Eerst zal er worden ingegaan op de onafhankelijke variabelen, vervolgens op de afhankelijke variabele en tot slot op de mogelijk interfererende variabelen.

3.2.1 Onafhankelijke variabelen

In het onderzoek wordt gewerkt met twee onafhankelijke variabelen, de betrokkenheidstatus van de respondent en het type drogreden dat in de stelling verwerkt is.

Betrokkenheidstatus

De meest opvallende onafhankelijke variabele welke in het experiment gebruikt wordt is de variabele waarin onderscheid wordt gemaakt tussen respondenten die supporter van een Nederlandse betaald voetbal organisatie (BVO) zijn en respondenten die aangeven dat niet te zijn. Deze groepen worden in het rapport beschreven als supporters en niet-supporters. Er is geen selectie vooraf geweest om deze groepen te scheiden, dit is achteraf gebeurd op basis van de informatie die de respondenten tijdens het experiment invoerden. Bij vraag 4 van de vragenlijst konden respondenten aangeven of zij van voetbal hielden, iedere respondent die ‘nee’ antwoordde op deze vraag werd direct als

niet-supporter beschouwd en sloeg vervolgens de vragen die specifiek op niet-supporters gericht waren over.

Vraag 5 liet de respondenten die eerder aangaven van voetbal te houden aangeven of zij zichzelf beschouwden als een supporter van een club in het Nederlandse betaalde voetbal. Respondenten die ‘ja’ antwoordden werden beschouwd als supporter en zij die ‘nee’ antwoorden werden ingedeeld bij de niet-supporters. Omdat het experiment online werd uitgevoerd en de verdeling in groepen op basis van de informatie die de respondenten zelf ingaven achteraf plaatsvond, was het nodig om het experiment door te laten lopen totdat het aantal van vijftig respondenten voor beide groepen behaald was. In de praktijk betekende dit dat op het moment dat de vijftigste respondent die ingedeeld werd bij de groep niet-supporters had deelgenomen aan het onderzoek, er al zeventig supporters hadden deelgenomen. In sectie 3.4.4 zal verantwoord worden hoe met deze twintig overbodige respondenten uit de groep supporters is omgegaan.

Drogredenen

(30)

22 gemaakte cirkelredenering problemen geeft als de respondent moet aangeven in hoeverre het hiermee eens te zijn. De overgebleven negen drogredenen die zijn toegepast in de stellingen zijn ad

hominem direct, ad hominem indirect, overhaaste generalisatie, ad misercordiam, ad verecundium, post hoc ergo propter hoc, hellend vlak, ad populum en ad ignorantiam.

Deze twee onafhankelijke variabelen construeren het experiment om de afhankelijke variabele te kunnen meten.

3.2.2 Afhankelijke variabele

Mate waarin drogredenen worden geaccepteerd

De wijze waarop iemand op stellingen met daarin drogredenen reageert in het experiment is zijn of haar mate van acceptatie, deze kan hoog zijn of laag. Om deze mate van acceptatie te kunnen meten worden per stelling twee Likertschalen ingezet. De eerste schaal meet daadwerkelijk de mate van acceptatie, deze stelling vraagt namelijk in hoeverre de respondent de stelling voldoende onderbouwd vindt. De tweede schaal vraagt de respondent in hoeverre deze het met de gedane bewering eens is, deze schaal dient als controle vraag om de attitude van de respondenten te meten. Beide schalen meten de mate waarin de respondent de drogreden accepteert. In paragraaf 4.1 wordt ingegaan op de resultaten van de Cronbach’s Alpha toets die vaststelt of beide schalen daadwerkelijk hetzelfde concept meten. De schalen zien er als volgt uit en zijn voor alle stellingen hetzelfde:

Wat vindt u van de onderbouwing van deze bewering? Onvoldoende 1 2 3 4 5 6 7 voldoende

In hoeverre bent u het met de stelling eens? Mee oneens 1 2 3 4 5 6 7 mee eens

In totaal moest de respondent achttien schalen beoordelen. De eerste schaal van elke stelling wordt aangeduid als ‘stelling x a’ en de tweede schaal van elke stelling wordt aangeduid als ‘stelling x b’. Van alle schalen dienen de gemiddelden per groep als resultaat. Om vast te stellen of de verschillen tussen de groepen significant zijn wordt inferentiële statistiek toegepast, hier wordt meer uitleg over gegeven in paragraaf 3.6. De variabele mate van acceptatie van drogredenen is een numerieke waarde en zegt daarom op zichzelf niet zoveel, het krijgt pas een waarde wanneer er vergelijkingen gemaakt kunnen worden met de score van de andere groep.

(31)

23 oneens’ en ‘mee eens’. Omdat de schalen uit zeven punten bestaan is het vierde punt het neutrale punt in de schaal. Het meetniveau is interval waarbij het vierde punt als nulpunt fungeert.

3.2.3 Interfererende variabelen

Interfererende variabelen zijn variabelen die mogelijk invloed hebben op de scores die een respondent geeft en daardoor de resultaten zouden kunnen beïnvloeden. Door een serie vragen te stellen voordat de respondent de stellingen beoordeelde is gepoogd inzicht te krijgen in de aanwezigheid van deze mogelijk interfererende variabelen, zodat tijdens de analysefase getoetst kon worden of deze daadwerkelijk voor vertekening van de resultaten zorgen.

Geslacht

De eerste mogelijk interfererende variabele is geslacht. Uit diverse wetenschappelijke onderzoeken is gebleken dat mannen en vrouwen verschillend op situaties kunnen reageren. Het is daarom belangrijk te proberen dat beide groepen over een (redelijkerwijs) zelfde geslachtverdeling beschikken. Aangezien het onderzoek online is uitgevoerd is het heel moeilijk om hier controle over te houden. Daarom is ervoor gekozen om bij de groep met meer dan vijftig respondenten eerst de cases te verwijderen die de geslachtverdeling in disbalans brachten.

Opleidingsniveau

De tweede mogelijk interfererende variabele is opleidingsniveau. Een eerste vermoeden is dat hoger opgeleide respondenten eerder een incorrecte argumentering herkennen dan lager opgeleide respondenten. Wanneer de ene groep een aanmerkelijk hoger aantal laagopgeleide respondenten bevat dan de andere groep zou dit mogelijk tot een vertekening van de resultaten kunnen leiden. Daarom is in de eerste serie persoonlijke vragen ook gevraagd wat de hoogst genoten opleiding van de respondent was. Hierbij bestond de keuze uit: lagere school, middelbare school, MBO, HBO en universitair. Net als met de interfererende variabele geslacht is bij verwijdering van de cases getracht om hierbij de balans tussen de twee groepen te optimaliseren.

Naast de interfererende variabelen zijn er nog een tweetal variabelen binnen de groep supporters die mogelijk invloed zouden kunnen hebben op de resultaten van die groep. Deze variabelen, de mate van betrokkenheid en ervaring met de situatie, zijn echter niet interfererend op de resultaten van het experiment, maar mogelijk alleen binnen de groep supporters. Beide variabelen worden aan de analyse toegevoegd.

Mate van betrokkenheid

(32)

24 mogelijk een beïnvloedende factor. Daarom is alle supporters ook gevraagd of zij bij thuiswedstrijden op een vak met rustige aanhang of een vak met fanatieke aanhang staan of zitten. Het wel of niet hebben van een seizoenkaart is mogelijk ook een indicator van de mate van betrokkenheid met een club en is daarom ook opgenomen in de analyse.

Ervaring met de situatie

Mogelijk kan het zo zijn dat supporters de geschetste fictieve situatie bekend voorkomt omdat een vergelijkbare situatie heeft afgespeeld bij hun club. De kans is zelfs erg groot dat supporters weleens problemen hebben gehad met beslissingen van de bestuurders van hun favoriete club. Daarom is de vraag opgenomen waarin de supporters kunnen aangeven of zij het wel eens oneens zijn geweest met een beslissing van het bestuur of directie van hun club.

3.3 Werving en uitvoering

In een ideale situatie van een experiment is er een frame beschikbaar waaruit een steekproef getrokken kan worden die volledig representatief is voor de populatie. In de meeste gevallen is er echter geen sprake van een ideale situatie. Zo ook in dit onderwerp, er was geen frame aanwezig en de respondenten werden gezocht door het hele land, een experiment op locatie was dus ook uitgesloten. Bij het werven van respondenten is daarom gekozen voor een ‘steekproef die zich aandient’. Via internet werd op diverse sites en fora opgeroepen deel te nemen aan het onderzoek, zonder vooraf inzicht te geven in het bestaan van verschillende groepen. Met name de voetbalsupporters waren niet moeilijk te vinden door hun interesse in het onderwerp, niet-supporters waren een stuk lastiger te vinden. Veel niet-niet-supporters vonden het experiment teveel op voetbal georiënteerd en vroegen zich af waarom dit voor hen interessant was. Dit resulteerde in een oververtegenwoordiging van supporters, hoe hiermee om is gegaan wordt in de volgende paragraaf beschreven. Hoewel de vragenlijst niet moeilijk in te vullen was, vergde deze wel veel concentratie en was het niet mogelijk deze op de zogenaamde automatische piloot in te vullen. Wellicht waren negen stellingen, achttien schalen, een serie algemene vragen en het lezen van een artikel een te grote belasting voor de respondent en dan vooral voor de niet-supporters onder hen. Mede doordat het onderzoek online werd uitgevoerd en op anonieme en vrijwillige basis, was het aantal respondenten dat voortijdig het experiment beëindigde hoog. Dit heeft geresulteerd in een relatief hoog uitvalpercentage van 51%. Van de in totaal 245 deelnemers volbrachten 120 respondenten uiteindelijk wel de gehele vragenlijst. Nadat het streven van vijftig deelnemers per groep al ruim was behaald voor de groep supporters is de vragenlijst gesloten voor deelname op het moment dat de vijftigste niet-supporter een correcte deelname had afgerond. Het experiment heeft plaatsgevonden in de maand juli 2009.

3.4 Validiteit

(33)

25 accepteren, in vergelijking met een groep personen die geen supporter van een voetbalclub zijn. De vraag die met betrekking tot de validiteit in dit onderzoek wordt gesteld luidt: slaagt de ontwikkelde methode er in om op correcte wijze te meten of voetbalsupporters hiertoe eerder geneigd zijn dan mensen die geen supporter van een Nederlandse profclub zijn?

3.4.1 Content validity

In dit onderzoek wordt de nadruk gelegd op het meten van acceptatie van drogredenen. In de beschikbare literatuur over het concept drogredenen worden een groot aantal verschillende soorten drogredenen gedefinieerd. Idealiter beslaat een methode een geheel concept en niet slechts een deel ervan, Babbie en Baxter (2004: 125) refereren hiernaar met de term content validity. In sommige gevallen is het echter onmogelijk om een concept in zijn totaliteit te meten en moeten er dus keuzes gemaakt worden, die keuze moest ook in aanloop naar dit experiment gemaakt worden. Door te kiezen om maximaal negen drogredenen op te nemen in het onderzoek beslaat de term drogredenen in de definiëring van het concept niet langer alle mogelijke drogredenen.

3.4.2 Verwijdering cases

Omdat er zeventig respondenten hadden aangegeven supporter te zijn van een club moesten er twintig cases verwijderd worden om twee gelijke groepen te krijgen van elk vijftig respondenten. Voor het verwijderen van deze cases konden twee strategieën gevolgd worden, aselecte verwijdering of selecte verwijdering. Omdat de respondenten uitgebreide informatie over hun achtergrond hebben ingevuld was het mogelijk om de invloed van mogelijk interfererende variabelen, zoals deze in sectie 3.2.3 beschreven werden, in te dammen door middel van selecte verwijdering. Door op selecte wijze cases te verwijderen is getracht om de groepen een zo optimaal mogelijke afspiegeling van elkaar te laten zijn en hiermee de validiteit te vergroten.

(34)

26

Afbeelding 3.1 Verdeling geslacht over groepen voor en na verwijdering van cases

(35)

27

Afbeelding 3.2 Verdeling genoten onderwijs over groepen voor en na verwijdering van cases

(36)

28

3.5 Betrouwbaarheid

Bij betrouwbaarheid van metingen gaat het om de vraag of de metingen betrouwbaar zijn, dat wil zeggen, dat het dezelfde resultaten had opgeleverd indien het nog een keer was uitgevoerd (Baxter en Babbie, 2004:122). Helemaal zeker kunnen we dit natuurlijk nooit weten tenzij het onderzoek nogmaals uitgevoerd zou worden, dat valt echter niet binnen de mogelijkheden van dit traject. Wat wel tot de mogelijkheden behoort is het analyseren van de data en de onderzoeksopzet. Een steekproef van in totaal honderd respondenten is acceptabel voor een betrouwbare meting, een grotere steekproef zou echter ook een hogere mate van betrouwbaarheid met zich meebrengen. Het hoge uitvalspercentage is er echter debet aan dat er helaas niet gewerkt kon worden met een grotere steekproef.

Voor dit onderzoek zijn zowel voorafgaand maatregelen getroffen als een betrouwbaarheidsmeting achteraf. Gedurende de periode waarin het onderzoek werd afgenomen zijn er enkele maatregelen genomen om de betrouwbaarheid van de resultaten te ondersteunen. Zo werden alle respondenten geworven door middel van dezelfde wervingstekst. Ook werden de standaardafwijkingen van beide groepen per stelling met elkaar vergeleken en hierin is ook een duidelijke overeenkomstige trend zichtbaar (afbeelding 3.4), de exacte resultaten hiervan kunt u terug lezen in bijlage II.

Afbeelding 3.4 Vergelijking van standaardafwijkingen

3.6 Statistiek

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Sneeuwwitje van Grimm is duidelijk zeer jong en naïef en wacht tot haar redding komt, hoewel ze zich telkens niet van gevaar bewust lijkt te zijn, maar Sneeuwwitje uit Snow White

In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op het supportersproject in Den Haag, onder andere is gevraagd of de respondenten de supporterscoördinatoren kennen en wat hun

Het brede scala aan toepassingen wordt voortgezet door het consortium van Hamers, Van der Arend, Verhoeff, Nijstad en Van Vuuren die onderwijskundige kennis openbaar maken

The gravity specification of Bun and Klaassen (2007) is estimated using an updated dataset, because it had an important role in forming the general consensus of the literature that

Met betrekking tot de betrokkenheid van de supporters wordt vaak door de respondenten gesteld dat ze vinden dat ze meer recht hebben om op de hoogte gesteld te worden van

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

Ik voel me geen Rwandese, maar wat mijn vader doet voor het land gaat wel steeds meer voor me betekenen.. Ik wil zijn projecten echt wel

Verwacht wordt dat deze groep voldoet aan de karakteristieken van segment 3 uit het onderzoek van Lammers (2008) en dat supporters uit familievak 308 getypeerd kunnen worden