Hij was juist gewikkeld in allerlei mathematisch twistgeschrijf met eenige paters
der Jesuïten (‘sur le traité du vide’). Toch vervulde de mathesis niet meer geheel het
gemoed en zocht hij met zijn zuster te Parijs vooral den prediker te hooren, op wiens
schouders Saint-Cyrans mantel bij zijn sterven was gevallen. Wij noemen Singlin.
Broeder en zuster beiden hoorden hem preeken. Jacqueline, vuriger dan haar broeder,
besloot onder de preek de wereld vaarwel te zeggen en in het klooster Port-Royal
zich te begeven. Doch de vader, wiens werkkring te Rouen intusschen afgeloopen
was, en die met den titel van staatsraad te Parijs was teruggekomen - zoodat alle drie
leden van het huisgezin weder dáár te samen waren - zag er nu tegen op, zijn dochter
dadelijk te moeten missen, en maakte bedenkingen. Jacqueline boog voor den wil
van haar vader, maar slechts uiterlijk, want inwendig gevoelde zij zich reeds lid van
Port-Royal en was zij reeds met la mère Angélique, die toen nog te Parijs was, in
betrekking getreden. Toen zij voor eenigen tijd naar Auvergne vertrok, bleef zij in
briefwisseling met la mère Angélique en Agnès, en uit die brieven zien wij tevens,
dat Port-Royal haar verbood verder verzen te maken: ‘het is een talent - zoo schrijft
la mère Agnès - waarvan God u geen rekenschap zal vragen, omdat het deel van onze
sekse bestaat in nederigheid en stilzwijgen; gij moet dat talent begraven.’ Zoo deed
Jacqueline dan ook, en, hoewel buiten 't klooster, liet zij zich leiden door de regels
van Port-Royal. Toen stierf in September 1651 de vader van Jacqueline. Vrij
geworden, wilde zij nu dadelijk haar besluit volvoeren en als geestelijke zuster in
Port-Royal treden. Doch ziedaar - ditmaal was Blaise er tegen; de broeder was
afgevallen van den toestand van godsdienstige opwekking, waarin hij in 1646 was
gebracht. Ter wille van zijn gezondheid, had hij zijn studiën wat gestaakt en was hij
in de wereld gegaan; nu zag hij het voordeel niet in van in kloosters zich te begraven.
Jacqueline gaf haar plan niet op, en in Januari 1652 - na haar zuster Gilberte Périer
geraadpleegd te hebben - trad zij op een ochtend uit het huis, waar zij met haar broeder
woonde: zonder iets te zeggen, ging zij, toen zesentwintig jaar oud, naar het klooster
Port-Royal, en liet de poort van het gebouw voor altijd achter zich dicht vallen.
Zij heette voortaan soeur Jacqueline de Sainte-Euphémie. Haar eerste weken en
maanden in het klooster werden echter verdonkerd door de verhouding, waarin zij
tot haar broeder Blaise stond. Deze had den lust van het leven nu een oogenblik
gevoeld en wilde uit halsstarrigheid zijn zuster niet toegeven. Hij maakte zelfs
zwarigheid, haar de volle beschikking over het kleine erfdeel uit des vaders
nalatenschap te geven, omdat hij de overtuiging had, dat zij het dadelijk aan het
klooster zou schenken. Toch stond Jacqueline er op om dat te verkrijgen, daar ook
zij een zekere fierheid had en niet door het klooster uit chariteit wilde opgenomen
zijn. Het is zoo aandoenlijk de woorden te lezen, waarmede la mère Angélique haar
overtuigt die trotschheid te laten varen. De strenge Romeinsche gestalte houdt het
hoofd van de weenende Jacqueline zoo zacht tegen haar borst, en spreekt haar zoo
vertrouwelijk vast toe, om toch niet de manieren der wereld op het kloosterleven
over te brengen. Eindelijk berustte in 1653 Blaise in alles; hij kwam in de spreekzaal
zijn zuster spreken; hij had berouw over zijn gedrag en Jacqueline kon dus ongedeerd
al haar denkbeelden volgen.
Voorts leefde Blaise in de wereld, zooals men 't noemt. Hij verloor zijn vurig
geloof. Het mysticisme heeft de eenzaamheid nodig, en te midden der menschen
kwam de twijfel weder boven; hij las in zijn verloren uren Montaigne, die wel anders
schertsend en sceptisch het leven opvatte, hij twijfelde zelf mede, ging in de hooge
kringen van Parijs uit om wat te genieten, zat mede aan op de festijnen der groote
wereld, en was getuige van het rumoer hunner genoegens; zag ook bij 't kaarslicht
het goud flikkeren op de groene tafel, hoorde 't cynisme der atheïsten als Desbarreaux,
kon de kansen der wisselende fortuin der grooten bespieden in die dagen der Fronde,
en, hoewel hij zijn studiën der mathesis niet geheel liet varen, maakte hij ze liefst
dienstbaar voor de zonderlinge vrienden van 't oogenblik. De fijn beschaafde
‘Chevalier’ de Méré vroeg hem aan de speeltafel, of hij niet kon berekenen hoe men
het best kon winnen, en Pascal begon zijn beroemde theorie daarover uit te werken.
De vriend echter, met wien hij vooral omging, was de twee-en-twintigjarige hertog
en pair de Roannez;
deze, hoewel niet buitengewoon rijk, leefde echter op grooten voet en nam Blaise
Pascal overal mede. Is het waar, zooals Faugère beweert
1), dat Blaise een liefde - die
niet beantwoord kon worden, daar zoo hooge rang en dus zoo droeve wijsheid hen
scheidde - opvatte voor diens zuster, de jonge zestienjarige Charlotte de Roannez?
Wij zouden niet durven beslissen; zeker is het, dat uit die tijden een weemoedig
teedere en fijn ontledende studie van Pascal dagteekent over de liefde: ‘Discours sur
les passions de l'amour’ - een studie, die, door Victor Cousin teruggevonden en in
September 1843 in de Revue des Deux Mondes geplaatst, eensklaps een ieder verrukte.
Evenzeer zijn uit dien tijd afkomstig enkele geschreven gesprekken, door hem
gehouden met den jongen hertog de Roannez, over den toestand der grooten naar de
wereld. Want al leefde Pascal thans met die edellieden, hij bleef even ernstig; slechts
vatte hij het Christendom minder diep op; maar wij kunnen ons voorstellen, dat zijn
droefgeestige aard toch zonderling afstak bij dien zijner vrienden: de vleugelen bleven
hem bij, al liep hij een oogenblik in het slijk onzer wegen. Toch deed hij zijn best
thans met zijn vrienden mede te doen, en reed hij in de koetsen van den adel, met
vier of zes paarden bespannen, door de straten van Parijs. Hij wond zich op in een
soort van somberen roes, waarin hij alles poogde te vergeten, om op die wijze, buiten
de kalmte van 't kruis, tot rust te komen.
Zóó voortlevende, rolde eens zijn koets den 23
stenNovember 1654 over de brug
der Seine, die van Parijs naar Neuilly leidt. Het vurig span ging juist aan 't hollen;
op een plek der brug was geen leuning, en het voorspan stortte in razende vaart van
de brug in den stroom; alles scheen verloren, maar de achterste paarden, verward in
de teugels, vielen en bleven op de brug liggen, Pascal was gered. - Dat oogenblik
van nameloozen angst en van redding besliste over de levensbeschouwing van Pascal:
ten tweeden male onderging hij een gevoel van inwendigen omkeer, maar nu voor
goed,
1) Zie Pensées, etc., de Blaise Pascal par Prosper Faugère. Edit. 1844, deel I, p. 65 en volgende der Introductie. Vergelijk ook de studie van Sully Prudhomme over het geschrift ‘de l'Amour’ van Pascal, in de Revue des deux Mondes van 1890.
voor altijd. Toen hij gestorven was, vond men in de voering van zijn gewaad
vastgenaaid een strookje perkament, waarop enkele regelen door hem waren
geschreven; gedachten, schijnbaar zonder verband, maar alle leidend tot één groot
feit; bovenaan stond vermeld de dagteekening, 23 November 1654, dan het uur
-eindelijk enkele kreten van 't hart en van het geweten: ‘God van Abraham, God van
Isaäk, God van Jacob. - Niet der wijsgeeren en der wijzen. - Zekerheid - zekerheid...
Vreugde, vreugde... Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen en Jezus Christus dien
Gij gezonden hebt. Jezus Christus: ik had mij van Hem verwijderd, Hem vervloekt,
verloochend, gekruisigd! Dat ik nooit wéer van Hem gescheiden worde!.’ In één
woord, de verloren zoon was teruggekeerd, en met knellende handen drukte hij zich
vaster en vaster aan het kruis, om het nimmer weder te verliezen. Sinds ging hij zijn
zuster weder spreken, en den 8
stenDecember 1654, toen hij wederom in de kerk onder
't gehoor van Singlin zat, besloot ook hij zich geheel en al over te geven aan God en
naar Port-Royal te gaan. Eerst maakte hij een bezoek aan het Port-Royal der vallei,
sprak en redeneerde daar veel met de Heeren Solitaires: - een uitnemend gesprek
tusschen de Saci en Pascal, over Montaigne en Epictetus, is uit die dagen ons bewaard
in Fontaine's Mémoires (zie deel II, p. 56-73); het gesprek is karakteristiek voor
beide de sprekers: de Saci is fijn daarin geteekend in zijn ingetogen bescheidenheid,
doch ook de Pascal uit die dagen is juist weêrgegeven, waar hij de twee
hoofddwalingen der menschen, in het stoïcijnsche deïsme (Epictetus) en in het
In document
H.P.G. Quack, Beelden en groepen · dbnl
(pagina 113-116)