• No results found

noodzakelijk. Blaise ging dus met Jacqueline in den herfst van 1647 naar Parijs, om aldaar den raad der doctoren te hooren en zoo noodig een kuur te ondergaan

In document H.P.G. Quack, Beelden en groepen · dbnl (pagina 113-116)

Hij was juist gewikkeld in allerlei mathematisch twistgeschrijf met eenige paters

der Jesuïten (‘sur le traité du vide’). Toch vervulde de mathesis niet meer geheel het

gemoed en zocht hij met zijn zuster te Parijs vooral den prediker te hooren, op wiens

schouders Saint-Cyrans mantel bij zijn sterven was gevallen. Wij noemen Singlin.

Broeder en zuster beiden hoorden hem preeken. Jacqueline, vuriger dan haar broeder,

besloot onder de preek de wereld vaarwel te zeggen en in het klooster Port-Royal

zich te begeven. Doch de vader, wiens werkkring te Rouen intusschen afgeloopen

was, en die met den titel van staatsraad te Parijs was teruggekomen - zoodat alle drie

leden van het huisgezin weder dáár te samen waren - zag er nu tegen op, zijn dochter

dadelijk te moeten missen, en maakte bedenkingen. Jacqueline boog voor den wil

van haar vader, maar slechts uiterlijk, want inwendig gevoelde zij zich reeds lid van

Port-Royal en was zij reeds met la mère Angélique, die toen nog te Parijs was, in

betrekking getreden. Toen zij voor eenigen tijd naar Auvergne vertrok, bleef zij in

briefwisseling met la mère Angélique en Agnès, en uit die brieven zien wij tevens,

dat Port-Royal haar verbood verder verzen te maken: ‘het is een talent - zoo schrijft

la mère Agnès - waarvan God u geen rekenschap zal vragen, omdat het deel van onze

sekse bestaat in nederigheid en stilzwijgen; gij moet dat talent begraven.’ Zoo deed

Jacqueline dan ook, en, hoewel buiten 't klooster, liet zij zich leiden door de regels

van Port-Royal. Toen stierf in September 1651 de vader van Jacqueline. Vrij

geworden, wilde zij nu dadelijk haar besluit volvoeren en als geestelijke zuster in

Port-Royal treden. Doch ziedaar - ditmaal was Blaise er tegen; de broeder was

afgevallen van den toestand van godsdienstige opwekking, waarin hij in 1646 was

gebracht. Ter wille van zijn gezondheid, had hij zijn studiën wat gestaakt en was hij

in de wereld gegaan; nu zag hij het voordeel niet in van in kloosters zich te begraven.

Jacqueline gaf haar plan niet op, en in Januari 1652 - na haar zuster Gilberte Périer

geraadpleegd te hebben - trad zij op een ochtend uit het huis, waar zij met haar broeder

woonde: zonder iets te zeggen, ging zij, toen zesentwintig jaar oud, naar het klooster

Port-Royal, en liet de poort van het gebouw voor altijd achter zich dicht vallen.

Zij heette voortaan soeur Jacqueline de Sainte-Euphémie. Haar eerste weken en

maanden in het klooster werden echter verdonkerd door de verhouding, waarin zij

tot haar broeder Blaise stond. Deze had den lust van het leven nu een oogenblik

gevoeld en wilde uit halsstarrigheid zijn zuster niet toegeven. Hij maakte zelfs

zwarigheid, haar de volle beschikking over het kleine erfdeel uit des vaders

nalatenschap te geven, omdat hij de overtuiging had, dat zij het dadelijk aan het

klooster zou schenken. Toch stond Jacqueline er op om dat te verkrijgen, daar ook

zij een zekere fierheid had en niet door het klooster uit chariteit wilde opgenomen

zijn. Het is zoo aandoenlijk de woorden te lezen, waarmede la mère Angélique haar

overtuigt die trotschheid te laten varen. De strenge Romeinsche gestalte houdt het

hoofd van de weenende Jacqueline zoo zacht tegen haar borst, en spreekt haar zoo

vertrouwelijk vast toe, om toch niet de manieren der wereld op het kloosterleven

over te brengen. Eindelijk berustte in 1653 Blaise in alles; hij kwam in de spreekzaal

zijn zuster spreken; hij had berouw over zijn gedrag en Jacqueline kon dus ongedeerd

al haar denkbeelden volgen.

Voorts leefde Blaise in de wereld, zooals men 't noemt. Hij verloor zijn vurig

geloof. Het mysticisme heeft de eenzaamheid nodig, en te midden der menschen

kwam de twijfel weder boven; hij las in zijn verloren uren Montaigne, die wel anders

schertsend en sceptisch het leven opvatte, hij twijfelde zelf mede, ging in de hooge

kringen van Parijs uit om wat te genieten, zat mede aan op de festijnen der groote

wereld, en was getuige van het rumoer hunner genoegens; zag ook bij 't kaarslicht

het goud flikkeren op de groene tafel, hoorde 't cynisme der atheïsten als Desbarreaux,

kon de kansen der wisselende fortuin der grooten bespieden in die dagen der Fronde,

en, hoewel hij zijn studiën der mathesis niet geheel liet varen, maakte hij ze liefst

dienstbaar voor de zonderlinge vrienden van 't oogenblik. De fijn beschaafde

‘Chevalier’ de Méré vroeg hem aan de speeltafel, of hij niet kon berekenen hoe men

het best kon winnen, en Pascal begon zijn beroemde theorie daarover uit te werken.

De vriend echter, met wien hij vooral omging, was de twee-en-twintigjarige hertog

en pair de Roannez;

deze, hoewel niet buitengewoon rijk, leefde echter op grooten voet en nam Blaise

Pascal overal mede. Is het waar, zooals Faugère beweert

1)

, dat Blaise een liefde - die

niet beantwoord kon worden, daar zoo hooge rang en dus zoo droeve wijsheid hen

scheidde - opvatte voor diens zuster, de jonge zestienjarige Charlotte de Roannez?

Wij zouden niet durven beslissen; zeker is het, dat uit die tijden een weemoedig

teedere en fijn ontledende studie van Pascal dagteekent over de liefde: ‘Discours sur

les passions de l'amour’ - een studie, die, door Victor Cousin teruggevonden en in

September 1843 in de Revue des Deux Mondes geplaatst, eensklaps een ieder verrukte.

Evenzeer zijn uit dien tijd afkomstig enkele geschreven gesprekken, door hem

gehouden met den jongen hertog de Roannez, over den toestand der grooten naar de

wereld. Want al leefde Pascal thans met die edellieden, hij bleef even ernstig; slechts

vatte hij het Christendom minder diep op; maar wij kunnen ons voorstellen, dat zijn

droefgeestige aard toch zonderling afstak bij dien zijner vrienden: de vleugelen bleven

hem bij, al liep hij een oogenblik in het slijk onzer wegen. Toch deed hij zijn best

thans met zijn vrienden mede te doen, en reed hij in de koetsen van den adel, met

vier of zes paarden bespannen, door de straten van Parijs. Hij wond zich op in een

soort van somberen roes, waarin hij alles poogde te vergeten, om op die wijze, buiten

de kalmte van 't kruis, tot rust te komen.

Zóó voortlevende, rolde eens zijn koets den 23

sten

November 1654 over de brug

der Seine, die van Parijs naar Neuilly leidt. Het vurig span ging juist aan 't hollen;

op een plek der brug was geen leuning, en het voorspan stortte in razende vaart van

de brug in den stroom; alles scheen verloren, maar de achterste paarden, verward in

de teugels, vielen en bleven op de brug liggen, Pascal was gered. - Dat oogenblik

van nameloozen angst en van redding besliste over de levensbeschouwing van Pascal:

ten tweeden male onderging hij een gevoel van inwendigen omkeer, maar nu voor

goed,

1) Zie Pensées, etc., de Blaise Pascal par Prosper Faugère. Edit. 1844, deel I, p. 65 en volgende der Introductie. Vergelijk ook de studie van Sully Prudhomme over het geschrift ‘de l'Amour’ van Pascal, in de Revue des deux Mondes van 1890.

voor altijd. Toen hij gestorven was, vond men in de voering van zijn gewaad

vastgenaaid een strookje perkament, waarop enkele regelen door hem waren

geschreven; gedachten, schijnbaar zonder verband, maar alle leidend tot één groot

feit; bovenaan stond vermeld de dagteekening, 23 November 1654, dan het uur

-eindelijk enkele kreten van 't hart en van het geweten: ‘God van Abraham, God van

Isaäk, God van Jacob. - Niet der wijsgeeren en der wijzen. - Zekerheid - zekerheid...

Vreugde, vreugde... Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen en Jezus Christus dien

Gij gezonden hebt. Jezus Christus: ik had mij van Hem verwijderd, Hem vervloekt,

verloochend, gekruisigd! Dat ik nooit wéer van Hem gescheiden worde!.’ In één

woord, de verloren zoon was teruggekeerd, en met knellende handen drukte hij zich

vaster en vaster aan het kruis, om het nimmer weder te verliezen. Sinds ging hij zijn

zuster weder spreken, en den 8

sten

December 1654, toen hij wederom in de kerk onder

't gehoor van Singlin zat, besloot ook hij zich geheel en al over te geven aan God en

naar Port-Royal te gaan. Eerst maakte hij een bezoek aan het Port-Royal der vallei,

sprak en redeneerde daar veel met de Heeren Solitaires: - een uitnemend gesprek

tusschen de Saci en Pascal, over Montaigne en Epictetus, is uit die dagen ons bewaard

in Fontaine's Mémoires (zie deel II, p. 56-73); het gesprek is karakteristiek voor

beide de sprekers: de Saci is fijn daarin geteekend in zijn ingetogen bescheidenheid,

doch ook de Pascal uit die dagen is juist weêrgegeven, waar hij de twee

hoofddwalingen der menschen, in het stoïcijnsche deïsme (Epictetus) en in het

In document H.P.G. Quack, Beelden en groepen · dbnl (pagina 113-116)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN