• No results found

anderen in kunnen worden meegesleept?’ Hij las niet veel boeken, maar die weinige waren de goede boeken bij uitnemendheid en vooral de Bijbel: altijd vermaande hij

de Heeren om de Heilige Schrift te lezen en te overpeinzen; ‘een waterdruppel - zoo

sprak hij - die voor een mensch niets beteekent, is voor een vogel genoeg; de heilige

wateren hebben dit bijzondere, dat zij zich voegen tot ieders evenredigheid: het lam

baadt er zich in en zij zijn diep genoeg om een olifant daarin te doen zwemmen.’ Hij

voor zich was geheel vervuld van de grootheid van God en zocht dien indruk aan

anderen telkens mede te deelen. Eerst zeer laat durfde hij de priesterwijding aannemen.

Tot op den dood van Manguelen had hij het nagelaten; nu werd hij, wijl het niet

anders kon, priester, den 25

sten

Januari 1650 las hij zijn eerste mis; sinds dien dag

- 34 jaren lang - was hij voor Port-Royal de priester bij uitnemendheid, en al dadelijk

stond hij zijn broeder de Séricourt en zijn moeder als priester bij, toen zij stierven.

Wat hem nu tot de zuiverste type van Port-Royal maakte, is misschien juist de

effenheid van geest en karakter, die zelfs het denkbeeld aan kleur of vlam verbant,

en die alleen daarom groot is, omdat die kalme oppervlakte het bedeksel is van zekere

spanning, van innerlijken dwang. De natuurlijke mensch wordt genoodzaakt niet van

den rechten weg af te wijken. Geen opbruisende krachts-uiting wordt toegelaten;

neen, een voorzichtig, schrander beleid wordt de ware karaktertrek, een trek des te

dieper in het gemoed gegrift, omdat de dagen der vervolging allengs naderen. En

datzelfde terzijde laten en vermijden van elke eerste, forsche opwelling, die meer

beredeneerde regelmatigheid, wordt in al zijn geschriften ook gevonden. Zij zijn,

om zoo te zeggen, gekamd: de zinnen zijn al te gladgeslepen; toch hebben zijn

vertalingen van den Bijbel en van de ‘Imitatio Christi’ groote waarde gehad, en

worden zij nog steeds gedrukt. Zijn karakter is zoo gelijkmatig en zoo ontbloot van

glans, dat men tot de zeer bijzondere omstandigheden der vervolging zijn toevlucht

moet nemen, wanneer men enkele meer bepaalde sprekende trekken wil vermelden.

Hij werd in 1666, toen alle Heeren reeds gevlucht waren, en hij zelf naar Parijs was

geweken, gevangen genomen, en met zijn secretaris Fontaine den 13

den

Mei in de

Bastille gezet. Toen vooral kwam zijn vastheid en gelijkmoedigheid aan den dag.

Want gedurende de meer dan twee jaren dat hij gevangen werd gehouden, is er geen

klacht van zijn lippen gekomen: hij nam zich vóór het Oude Testament te vertalen

en toog rustig aan 't werk. Hij kende maar één leed, dat hij geen deel kon hebben aan

de Sacramenten; maar overigens betuigde hij, dat deze jaren zijner opsluiting zijn

zoetste jaren waren geweest. Het is aandoenlijk om te lezen, hoe rustig zij met hun

beiden dáár in die sombere gevangenis leefden. Geheel den ochtend, van 4 tot 12

uren, spraken zij geen drie woorden, maar werkten zij stil: na den middag onderhielden

zij zich blij van geest over al hun vrienden, en lazen zij een gedeelte van de Heilige

Schrift, dat hen een half uur bezig hield; dan keerden zij weder tot hun stilzwijgen,

totdat zij 's avonds aan tafel weder spraken. Dag aan dag brachten zij zoo door, zonder

verdriet, zonder

veling, zonder slecht humeur, in een volkomen vereeniging des geestes. Van tijd tot

tijd hadden zij heerlijke vreugde. Op vernuftige wijze wisten de vrienden die te

bereiden aan de eenzame gekerkerden. Drie der Heeren ‘solitaires’, waaronder

Saint-Gilles, gingen in den faubourg St.-Antoine, dicht bij de Bastille, wonen; zij

maakten dat de aandacht van den pastoor van die buurt op hen viel; en toen er een

processie moest gehouden worden, droeg die geestelijke hun op, om mede de stijlen

van den troonhemel vast te houden, waaronder het heilig Sacrament werd gedragen.

De gevangenen van de Bastille mochten nu van een der terrassen hoog boven de

muren de processie mede aanzien, en toen zij met de andere gevangenen van boven

af - kijkende naar al de grillig gepunte daken der wereldstad en naar den woeligen

volks-stroom in de straat van den faubourg Saint-Antoine - in de verte den stoet der

processie zagen naderen, herkenden de Saci en Fontaine eensklaps hun vrienden: de

blikken ontmoetten elkander in een ondenkbare kleine spanne tijds, een hemelsche

vroolijkheid tintelde door hun oogen, door hun bloed, een vreugde, die de twee

gevangenen dadelijk moesten bedwingen om niet verraden te worden. Het is de soort

van vreugde, die juist aan deze karakters, aan Port-Royal voegt; de innerlijke, de

bedwongen vreugde! - Eindelijk wisten hun vrienden daarbuiten te maken, dat de

Saci en Fontaine uit hun gevangenis zouden worden losgelaten. Het was November

1668 geworden en de kerkelijke vrede was in aantocht. Pomponne en zijn vrouw,

met Antoine Arnauld, kwamen zelven hun het bevel van in-vrijheidstelling brengen.

Zij traden des ochtends te tien uur in de kamer van de Saci. Toen zij hem zoo geduldig

zagen werken, wilden zij hem beproeven en spraken er over, dat het bevel der

vrijlating nog niet gegeven was: hij scheen niet bewogen, maar sprak rustig met hen,

alsof het een gewoon bezoek was; toen liet plotseling Pomponne hem het heugelijk

bevel des konings lezen; hij las het zonder van gelaat te veranderen. Weldra zat hij

in de koets, en na God in de kerk Nôtre-Dame gedankt te hebben, ging hij zijn bezoek

brengen aan den aartsbisschop Péréfixe. Eenige dagen later werd hij door Pomponne

voorgesteld aan den koning. - Hij werd nu wederom directeur van het klooster

Port-Royal, en bleef dat nog 15 jaren. Toen hij stierf, gebeurde het omgekeerde van

wat wij bij den dood

van la mère Agnès vermeld vinden. Nu konden de Heeren hun tranen niet bedwingen

bij het zingen van den dood-dienst, en de zusters zongen alleen de woorden ten einde,

met een diepen heiligen ernst. - De Saci heeft slechts één fout gedaan - want wij

willen zijn gebrekkige poëzie hem niet als zonde toerekenen - te weten, toen hij een

aanval der Jesuïten beantwoordde met een smakeloos tegenschrift. De Jesuïten hadden

in 1653 een almanak uitgegeven, dien zij den ‘aftocht en verwarring der Jansenisten’

noemden: het was een voorstelling van Hemel, aarde en hel, en Jansenius vluchtte

in de onderwereld met vleugelen van den duivel in de armen van Calvijn. Op dien

almanak schreef hij nu, en gaf hij uit kanttekeningen ‘Enluminures’: en die

kanttekeningen waren even grof en geesteloos als het werk der tegenpartij. Arme de

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN