• No results found

5 Complexity theories en organische groei vergeleken

5.3 Non-lineariteit

Non-lineariteit staat in de tabel tegenover ‘stap voor stap ontwikkelen’ en ‘geen blauwdruk, maar adaptieve plannen’.

Door de non-lineariteit van relaties zijn effecten van acties moeilijk te voorspellen en dit kan in de planvorming een probleem opleveren. Eerder is vastgesteld dat kleinere plannen waarschijnlijk makkelijker te monitoren zijn. Daarom moet gewerkt worden met meerdere kleine (deel)plannen, die in de tijd elkaar opvolgen. Zo kan het effect van een plan enigszins waargenomen worden, voor het volgende plan geïmplementeerd wordt. Het volgende plan kan, naar aanleiding van de

monitoring, aangepast worden. Daar tussen het begin en het eind van een planproces meerdere jaren kunnen zitten, moet er overlap tussen de planprocessen van de verschillende deelplannen zijn. Om op veranderingen naar aanleiding van de effecten van een vorig plan te kunnen inspelen, dienen plannen en het planproces adaptief te zijn.

Ook na de planvorming moet er ruimte zijn voor veranderingen. Een plan is daarom een continu proces, aangezien er altijd externe veranderingen kunnen optreden die invloed kunnen hebben op de gebouwde omgeving. Deze kunnen leiden tot functieveranderingen of de overgang van een industriestad naar een dienstenstad. Een plan kan daarom een continu proces zijn, wat daarom continu aanpassing nodig heeft, gebaseerd op monitoring. Zo kunnen functieveranderingen

gefaciliteerd en eventueel gesteund worden. De monitoring leidt eventueel ook tot een verandering van de kaders, wanneer de kaders niet (langer) voldoen.

De monitoring moet niet gezien worden als een klassiek onderzoek waarvan de uitkomsten de enige waarheid zijn. Complexe systemen zijn moeilijk, zo niet onmogelijk, te modelleren en dus is totale kennis van een systeem niet mogelijk (Cilliers, 2005). Dit betekent niet dat monitoring zinloos is. Een niet in zijn geheel gemodelleerd systeem kan nog steeds waardevol zijn (Richardson en Tait, 2010). De kennis van het systeem is dan een benadering en voorlopig (Richardson, 2005). Monitoring is daarmee wel bruikbaar, maar heeft niet alle waarheden in pacht. Aangezien monitoring betrekking heeft op de kaders, wordt gekeken naar bijvoorbeeld of de randvoorwaarden (zoals de eerder als voorbeeld gegeven percentages sociale huur of de maximale bouwhoogte) nog wel voldoen. Enkele vragen hierbinnen kunnen zijn: Houden de randvoorwaarden ontwikkelingen tegen? Moeten zij anders worden ingevuld om beter aan te sluiten op de context?

27

De tegen elkaar afgezette begrippen leiden tot de volgende condities die een overheid zou moeten scheppen om organische groei te kunnen laten ontstaan en deze goed te kunnen begeleiden:

- Monitoren van effecten; - Een plan is een continu proces;

- Werk met kleine (deel)plannen die elkaar in de tijd opvolgen.

5.4 Padafhankelijkheid

Tegenover padafhankelijkheid staan in de tabel ‘geen blauwdruk, maar adaptieve plannen’ en ‘stap voor stap ontwikkelen’.

Door padafhankelijkheid is het zo dat een eenmaal gekozen ontwikkelingsrichting, in de breedste zin van het woord, moeilijk te veranderen kan zijn. Ontwikkelingen in de toekomst hangen af van deze keuze. Een gedetailleerd plan legt sterk de keuze voor één ontwikkelingsrichting vast, terwijl met een globaal plan meer ontwikkelingsrichtingen open blijven.

Om een plan nog minder afhankelijk te maken van padafhankelijkheid, moet men in

deelplannen ontwikkelen. Zo wordt er steeds op één ‘kruispunt’ een ontwikkelingsrichting gekozen. De keuze van een ontwikkelingsrichting op een kruispunt, leidt tot een bepaalde uitgaande invloed, daar het plan direct onderdeel van het systeem wordt. Een groot plan passeert in één keer meerdere kruispunten en legt daarmee de keuze voor een grotere en specifiekere invloed vast, waarvan onbekend is wat die voor uitwerking heeft. Door bij elk deelplan te monitoren kan bepaald worden hoe het volgende deelplan eruit zou moeten zien. Dit kan betekenen dat de volgende stap ‘niets doen’ is, of het initiatief aan de maatschappij overlaten.

De moeilijkheid om de gebouwde omgeving te kunnen veranderen wanneer een plan

eenmaal uitgevoerd is, is een extra argument om stap voor stap te ontwikkelen. Het kan lastig zijn de keuze voor een ontwikkelingsrichting te veranderen.

De tegen elkaar afgezette begrippen leiden tot de volgende condities die een overheid zou moeten scheppen om organische groei te kunnen laten ontstaan en deze goed te kunnen begeleiden:

- Werk met een ruim beleidsmatig kader, dat zowel stevig als aanpasbaar is;

- De overheid staat niet alleen boven of buiten het systeem, maar is onderdeel daarvan; - Monitoren van effecten;

- Werk met kleine (deel)plannen die elkaar in de tijd opvolgen.

5.5 Conclusie

In dit hoofdstuk is op zoek gegaan naar de raakvlakken die organische groei heeft met complexity theories die toegepast zijn op ruimtelijke ontwikkeling. Die raakvlakken hebben tot een aantal condities geleid voor organische groei, met complexity theories als wetenschappelijk kader. Wanneer deze condities samengenomen worden, komt hier de volgende lijst uit voort:

Houding van de overheid

- De overheid staat niet alleen boven of buiten het systeem, maar is onderdeel daarvan - Geef burgers en bedrijven de ruimte om initiatieven te ontplooien door te faciliteren - Vervul alleen een grotere rol op sleutelmomenten

Planinhoud

- Ruimtelijk kader met een geschikte mate van ruimte dat zowel stevig als aanpasbaar is - Beleidsmatig kader met een geschikte mate van ruimte dat zowel stevig als aanpasbaar is - Werk met elkaar opvolgende deelplannen met korte tijdsspannen

- Werk met deelplannen die kleinschalig zijn in ruimte - Een plan is een continu proces

- Een geschikte mate van sociale diversiteit - Een geschikte mate van fysieke diversiteit

28

Planproces

- Monitoren van effecten

- Onderlinge afstemming vindt plaats in het planproces

De condities hebben betrekking op het gemeentelijk schaalniveau. Het gaat om condities die van toepassing zijn op kernniveau. Dit kernniveau heeft verschillende subschaalniveaus: stad of dorp; wijk; en buurt. De keuze voor het subschaalniveau hangt af van de keuze van de gemeente op welk niveau zij organische groei willen faciliteren. Een dorp als geheel kan organisch groeien, maar een nieuw woongebied bij een grote stad kan dat ook. Op het betreffende subschaalniveau stelt de gemeente het kader en stelt zij het plan op, gebaseerd op de bovenstaande condities. Deze werken door naar kavel- of straatniveau waar (collectieve) initiatieven kunnen ontstaan. Het verdere onderzoek richt zich op de subschaalniveaus.

Het is nu van belang de condities op een spectrum te plaatsen. Door een tegenpool te formuleren is ook te zien wat een gemeente niet moet doen (tabel 4). Daarnaast bestaat de analyse van de condities dan niet meer uit een ja/nee-vraag, maar uit een in-hoeverre-vraag.

De lijst van condities is niet rigide. De condities zijn aanpasbaar aan de context. In de tabel staan subjectieve temen als ‘minder’, ‘diversiteit’ en ‘actief’. Wanneer iets ‘minder’ of ‘actief’ is, is zo niet te zeggen. Het past niet in de geest van complexity theories om een rigide definitie of

omschrijving van deze termen te geven. De invulling is afhankelijk van context. Een conditie kan in een andere context een andere invulling krijgen. Een klein deelplan in Amsterdam kan veel groter zijn dan een deelplan in een kleine plattelandsgemeente. Ook is de kans klein dat alle condities even belangrijk zijn. Welke condities belangrijk zijn en welke niet, hangt ook van de context af. Vanwege de grote afhankelijkheid van context kunnen er gegronde redenen zijn om een conditie niet te scheppen, omdat een ontwikkeling dan beter van de grond zou kunnen komen.

Tabel 4: De tegenpolen van de condities

Conditie Tegenpool

Houding van de overheid

De overheid staat niet alleen boven of buiten het systeem, maar is onderdeel daarvan

Overheid plaatst zich alleen boven het systeem Geef burgers en bedrijven de ruimte om

initiatieven te ontplooien door te faciliteren

Overheid faciliteert te weinig Vervul alleen een grotere rol op

sleutelmomenten

Overheid vervult een dominante rol in het hele proces

Planinhoud

Ruimtelijk kader met een geschikte mate van ruimte dat zowel stevig als aanpasbaar is

Te klein, te ruim, niet rigide en/of niet aanpasbaar ruimtelijk kader

Beleidsmatig kader met een geschikte mate van ruimte dat zowel stevig als aanpasbaar is

Gedetailleerd, te globaal, niet rigide en/of niet aanpasbaar beleidsmatig kader

Een geschikte mate van sociale diversiteit Sociaal eenzijdig of sociaal te divers Een geschikte mate van fysieke diversiteit Fysiek eenzijdig of fysiek te divers Werk met elkaar opvolgende deelplannen met

korte tijdsspannen

Eén langdurig plan Werk met deelplannen die kleinschalig zijn in

ruimte

Eén ruimtelijk grootschalig plan

Een plan is een continu proces Het plan heeft een duidelijk einde

Planproces

Monitoren van effecten Geen monitoring

Onderlinge afstemming vindt plaats in het planproces

Geen onderlinge afstemming of onderlinge afstemming na het planproces

29

De overheid is nu dan wel ‘planner tussen planners’, maar verliest haar gewichtige rol niet. Haar rol is slechts minder dominant. Zij heeft nog steeds een eigen visie op basis waarop zij kan plannen. Ook dient zij nog altijd het publiek belang, daar zijn de lokale colleges en gemeenteraden voor gekozen. Mensen die zelf niet actief kunnen of willen plannen (omwille van beperkte middelen of interesse), moeten niet overrompeld worden door andermans initiatieven. De gemeente moet ongewenste initiatieven tegengaan. De lokale, door de burgers verkozen, politiek moet voor het grootste deel invullen wat ‘ongewenstheid’ inhoudt. De burger die wel plant staat hiermee sterker: doordat hij zowel voor zichzelf plant, als dat er door hem voor de overheid wordt gepland, staan er als het ware twee partijen aan zijn ‘kant’. Dit is geen nadeel voor de minder actieve burger, de overheid die hem vertegenwoordigt fungeert als een soort vangnet in dezen, maar een voordeel voor de actieve burger. De gemeentelijke overheid bezit door deze rolverdeling twee petten. Zij plant voor zichzelf, maar ook voor de minder actieve burger. Hoewel deze dubbelrol innerlijke strijd op zou kunnen leveren, bestaat deze rol de facto al in de praktijk en moet daarom weinig problemen opleveren In het vervolg van de studie worden de condities aangehouden bij het bekijken van vier cases. Bekeken wordt in hoeverre de verantwoordelijke overheden in de cases de condities scheppen, of dat goed uitwerkte, of juist niet.

31