• No results found

Nu het raamwerk duidelijk is, is het tijd de stap naar de praktijk te maken. In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksopzet uiteen gezet. Keuzes worden toegelicht en de cases worden geïntroduceerd.

6.1 Doel en aanpak

De verdere studie staat in het teken van de deelvragen 3 en 4:

3. Hoe vergelijken de cases zich met de geformuleerde condities?

4. Hoe kunnen complexity theories de verschillen tussen de geformuleerde condities en de uitkomsten van het empirisch onderzoek positief beïnvloeden?

Aangezien organische groei een vrij nieuw fenomeen is en er beperkte kennis en ervaringen zijn, moet deze studie een leidraad opleveren voor een betere praktische begeleiding van organische groei. De studie moet tot handvatten leiden voor organische groei door het in het kader van

complexity theories te plaatsen. Via deze verbinding is in het vorige hoofdstuk een lijst met condities gemaakt. In vier case study’s wordt gekeken in welke mate deze punten in de praktijk terugkomen. Waarom wel of niet? En zo niet, hadden problemen die opgekomen zijn in het proces voorkomen kunnen worden als een bepaald punt wel was meegenomen?

De data zijn op twee manieren verkregen. Ten eerste werden kwalitatieve interviews

gehouden met bijvoorbeeld beleidsmakers en mensen die betrokken zijn (geweest) bij de case, zoals een projectmanager. Ten tweede werden documenten geanalyseerd. Dit zijn bijvoorbeeld

beleidsstukken en nota’s.

Om te beoordelen in hoeverre het raamwerk in een project terugkomt, worden de condities uit het vorige hoofdstuk gebruikt:

Houding van de overheid

- De overheid staat niet alleen boven of buiten het systeem, maar is onderdeel daarvan - Geef burgers en bedrijven de ruimte om initiatieven te ontplooien door te faciliteren - Vervul alleen een grotere rol op sleutelmomenten

Planinhoud

- Ruimtelijk kader met een geschikte mate van ruimte dat zowel stevig als aanpasbaar is - Beleidsmatig kader met een geschikte mate van ruimte dat zowel stevig als aanpasbaar is - Een geschikte mate van sociale diversiteit

- Een geschikte mate van fysieke diversiteit

- Werk met elkaar opvolgende deelplannen met korte tijdsspannen - Werk met deelplannen die kleinschalig zijn in ruimte

- Een plan is een continu proces

Planproces

- Monitoren van effecten

- Onderlinge afstemming vindt plaats in het planproces

Tijdens het behandelen van deze componenten is er overlap, aangezien de condities met elkaar samenhangen.

Een kenmerk van self-organisation binnen complexe adaptieve systemen is dat één actor nooit alle dynamiek kan overzien (Boonstra en Boelens, 2011). Om deze reden is gekozen om de condities niet verder te specificeren naar meetbare eenheden. Dit geeft ruimte voor onverwachte dynamiek en de invloed van context. Zo blijft het onderzoek open voor nieuwe aspecten. Liever wordt andersom

32

geredeneerd. Een geschikte mate van sociale diversiteit is één van de maten die bepaalt of de planinhoud geschikt is voor organische groei in het licht van complexity theories.

6.2 Cases

Bij de keuze van de cases zijn twee overwegingen belangrijk geweest. Ten eerste moest de betrokken gemeente de case nadrukkelijk als ‘organisch’ bestempelen. Ten tweede moest het nieuwbouw zijn aansluitend op bestaande woongebieden. Een stedelijke herontwikkelingslocatie valt hiermee af. Dit is besloten om de studie behapbaar te houden en er zijn minder belemmeringen voor de gemeente, zoals omwonenden of regels. Deze belemmeringen kunnen ruis veroorzaken in de resultaten. De cases worden kort geïntroduceerd en zijn weergegeven in figuur 4.

Figuur 4: Cases in de studie

Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, 2013 [bewerkt].

De gemeente Bunnik wil de kleine kern Odijk organisch laten uitbreiden. De gemeente zit nog in een vroeg stadium van het proces. Op het moment dat de interviews worden gehouden, is de de

gemeente in de ontwerpfase en is bezig met besluitvorming, wat dit project geschikt maakt om te zoeken welke overwegingen de gemeente heeft om tot een werkwijze te komen (Gemeente Bunnik, 2012).

De gemeente Beuningen is een kleine, groene gemeente. Zij wil met name haar kern Winssen organisch uitbreiden. Kleinschalige initiatieven moeten spontaan ontstaan (Gemeente Beuningen, 2010). Dit maakt het project geschikt voor deze studie.

De gemeente Almere is bezig met project Oosterwold. Dit moet een gebied worden waar wonen en land- en tuinbouw door elkaar heen bestaan. Hierin bestaat grote vrijheid en het initiatief ligt in de maatschappij. Initiatieven moeten zelf de kavel bouwrijp maken (RRAAM, 2012).

De vierde case is de Vossenpels in de gemeente Nijmegen. Dit is een onderdeel van een VINEX-wijk in het project Waalsprong. Door de teruggevallen vraag is hier gekozen om te experimenteren met meer vrijheid voor eindgebruikers (Waterval, 2013).

33

Alle vier de projecten zitten nog in de planvormingsfase of zijn pas net begonnen met ontwikkeling. Omdat organische groei een opkomende werkwijze is en het pas echt van de grond gekomen is toen de crisis dieper werd, is dit logisch. De studie krijgt daarom een meer exploratief karakter, in plaats van een retrospectief karakter. Dit hoeft geen probleem te zijn, aangezien mag worden aangenomen dat de werkwijze die in plannen vastgelegd is, niet ineens sterk zal veranderen. Om deze reden kan ook gebruik gemaakt worden van bijvoorbeeld ontwerpbestemmingsplannen. Er moet een aantal slagen om de arm gehouden worden, maar over het algemeen staat de ontwikkelingsrichting

enigszins vast. Het doel van deze studie is om te kijken hoe overheden in de praktijk organische groei proberen te begeleiden, wat grotendeels is vastgelegd in, onder andere, deze documenten. Daarom kunnen deze documenten gebruikt worden.

6.3 Interviews

Er zijn twee rondes met interviews gehouden. In elke ronde kwam elke case één keer aan bod. Dit leidt tot een totaal van acht interviews. Door het gebruik van twee rondes konden bevindingen, ideeën en ervaringen van een project geprojecteerd worden op een ander project. Zo kon

onderzocht worden hoe specifiek die bevindingen zijn, of dat ze juist breder toepasbaar kunnen zijn. Elk interview is met een ander persoon gehouden die betrokken is bij de organische uitbreiding binnen zijn of haar gemeente (tabel 4). Door twee interviews per project te houden, ontstaat een breder beeld van een project. Ook konden eventuele fouten aan het licht komen. De interviews waren semi-gestructureerd, met open vragen en de mogelijkheid tot doorvragen en extra vragen.

Tabel 4: Geïnterviewde personen

Gemeente Geïnterviewde Functie

Almere Jozefine Deijs Projectsecretaris Oosterwold

Renze Borkent Strategisch adviseur dienst Stedelijke Ontwikkeling

Bunnik Birgitte Silvester Projectleider Projectmanagementbureau

Fred Odijk Strategisch beleidsadviseur afdeling Strategie en Beleid

Beuningen Harm Bekker Senior medewerker Vergunningen

Elma van Heerde Beleidsmedewerker Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Guido Woutersen Coördinator team Beleid en Projecten afdeling Ruimtelijke Ordening Nijmegen Etiènne Waterval Senior juridisch adviseur

Brenda Cornielje Procesmanager GEM Waalsprong

6.4 Opzet

In elk volgend hoofdstuk wordt één case behandeld. Eerst wordt per conditie aangegeven wat gedaan wordt om de conditie te scheppen. Geeft de gemeente ruimte voor initiatieven? Monitort de gemeente effecten? Dit wordt gedaan zonder daar een waardeoordeel aan te verbinden. Dit wordt gedaan in de analyse. Per groep van condities worden de data geanalyseerd. Is er voldoende ruimte? Doet de gemeente voldoende om naar aanleiding van de gevonden effecten de plannen aan te passen? Wat zijn de gevolgen van gemaakte keuzes? Aan het eind van ieder hoofdstuk wordt naar de gevonden problemen gekeken. In hoeverre had een meer inachtneming van complexity theories problemen kunnen verhelpen of voorkomen?

35