• No results found

HOOFDSTUK 2. BEGRIPPENKADER

2.6 Noël Carroll en zijn structurele benadering van het groteske

Met zijn essay The Grotesque Today: Preliminary Notes Toward A Taxonomy biedt Noël Carroll een zeer compacte en scherpzinnig geschreven aanzet tot een taxonomie van het groteske binnen de moderne kunstwereld. Zijn opbouw is overzichtelijk en zijn argumentatie zo helder geformuleerd dat Carroll met zijn essay wat mij betreft een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het groteskenonderzoek. Voor mijn onderzoek acht ik zijn essay in ieder geval van belang, met name omdat ik mede dankzij zijn werk meer grip kreeg op dit complexe onderzoeksgebied.

112 Ibid. 113 Ibid., 70. 114 Ibid. 115 Ibid., 71.

Carroll stelt dat een veelvoorkomend probleem met eerdere benaderingen van het groteske is dat zij het omvangrijke gebied van het groteske trachten te identificeren aan de hand van een enkele functie: om tegelijkertijd de emoties horror en comic amusement uit te lokken óf de aard van kunst of menselijke toestanden te allegoriseren.116 Volgens Carroll zijn dit niet de enige functies die het groteske kan vervullen. Hij acht het daarom vruchtbaarder het groteske op een manier te definiëren die niet de nadruk legt op de functies die zij kan vervullen en stelt voor groteske kunst op structurele wijze te karakteriseren. Aan de hand van deze structurele analyse kan vervolgens een poging gedaan worden de „soorten‟ die het groteske omvat op functionele wijze te karakteriseren, aldus Carroll. Groteske figuren kunnen volgens hem allemaal begrepen worden aan de hand van het volgende structurele principe: “if it is a being that violates our standing or common biological and ontological concepts and norms. That is, the grotesque subverts our categorical expectations concerning the natural and ontological order.”117 Samensmelting, vervorming, disproportie, vormeloosheid of gigantisme noemt Carroll als de meest voorkomende manieren waarop dit structurele principe gerealiseerd wordt. 118 Het mengfiguur is een veelvoorkomende gestalte binnen het groteske, denk bijvoorbeeld aan een centaur of zeemeermin. Maar ook een menselijk uitziende reus is grotesk aangezien zijn omvang van een andere orde is. Hoewel het groteske vaak geassocieerd wordt met het kwade, benadrukt Carroll dat de schending van morele concepten geen fundamenteel ingrediënt van het groteske is. Hij benadrukt dat het groteske vaak hand in hand gaat met immoraliteit en dat de relatie tussen de twee zonder meer interessant is. Er bestaan echter ook morele groteske figuren, waardoor immoraliteit geen defining

characteristic van het groteske is.119

In zijn essay legt Noël Carroll de nadruk op de functie van het groteske om bepaalde emoties, door hem affective states genoemd, te bewerkstelligen bij het publiek. De affectieve staten die hij onderscheidt zijn afschuw (horror), komisch amusement (comic amusement) en ontzag (awe). Dit zijn volgens Carroll zonder meer de affecten die de meeste groteskerieën trachten te produceren en zelfs als het groteske hogere doeleinden heeft, bijvoorbeeld allegorisch of satirisch, dragen deze affectieve reacties hier alsnog aan bij.Bovendien staan deze emotionele reacties op interessante wijze met elkaar in verbinding en draagt inzicht in hun onderlinge relaties bij aan de onthulling van de interne samenhang van het groteske, aldus Carroll.120 Het gevoel van afgunst wordt volgens Carroll gevormd door een combinatie van angst en walging. De intentie

116 Noël Carroll, The Grotesque Today, 295.

117

Ibid., 297.

118 Ibid.

119 Ibid.

om kwaad te doen is geen criterium voor het groteske, zo is een terrorist bijvoorbeeld volgens Carroll geen grotesk wezen. Is deze terrorist echter een levende dode, dan kunnen we spreken van een onzuiverheid, door Carroll aangestipt als een belangrijke voorwaarde voor het gevoel van walging en bovendien een duidelijk kenmerk van het groteske.121 Maar omdat het groteske immers niet altijd een gevoel van afschuw hoeft te bewerkstelligen is het angstaanjagende een belangrijke voorwaarde voor dit affect, aldus Carroll. Zoals bekend is de lach ook een veelvoorkomende reactie op het groteske. Carroll legt uit dat wij iets grappig vinden wanneer het ervaren wordt als een ongerijmdheid (incongruity) en de reden waarom humor zo vaak overlapt met het groteske is dat het in beide gevallen om conceptuele anomalieën gaat. Aangezien het groteske onze gangbare concepten ontwricht kan het gemakkelijk als bron dienen voor het soort ongerijmdheid dat gelach veroorzaakt, aldus Carroll.122 Clowns zijn bijvoorbeeld grotesk omdat ze onwaarschijnlijke representaties van de mens zijn; hun voorkomen is overdreven en misvormd, terwijl hun biologische en cognitieve capaciteiten vanuit een menselijk oogpunt abnormaal zijn, aldus Carroll. 123 Dit is tegelijkertijd ook de reden waarom wij om ze moeten lachen. Een gevoel van veiligheid is echter uiteraard een belangrijke voorwaarde wil het groteske komisch amusement bewerkstelligen. Zonder het angstaanjagende blijft er volgens Carroll immers slechts een ongerijmdheid over die in veel gevallen op de lachspieren werkt.124 Het derde en laatste affect dat het groteske volgens Carroll kan bewerkstelligen is ontzag, opgewekt door het wonderbaarlijke. Een wonderbaarlijke gebeurtenis is een waargenomen onbedreigende schending van de natuurlijke orde, oftewel een categoriale anomalie en hoewel absurd en onverklaarbaar wordt zij maar al te graag door haar publiek geaccepteerd, aldus Carroll: “It is an object-absorbed experience that combines our sense of its unlikelihood with an acceptance of it, no matter how much it deviates from our standing biological and ontological categories.”125

De fantasyfilm biedt een uiterst geschikt podium voor ontzagwekkende groteskerieën, aangezien de onverklaarbare gebeurtenissen die binnen deze context plaatsvinden over het algemeen gemakkelijk te accepteren zijn.

121 Ibid., 300. 122 Ibid., 303. 123 Ibid. 124 Ibid., 305. 125 Ibid., 307-309.