• No results found

is dan ook een genre waabrij hard en soft samenkomen ’’

5.2 hoe wordt het nieuws gebracht?

in deze paragraaf worden de resultaten besproken van de kwantitatieve analyse die iets zeggen over de vorm van het Achtuurjournaal, zoals de gekozen benaderingen, de wijze van informatie-overdacht (format) en de aanwezigheid van sensationele stijlen. Hiermee kunnen deelvragen 2, 4, 5 en 7 beantwoord worden. Een deel van de resultaten zijn voorgelegd aan chef eindredactie rene Went. op die manier kan bij afwijkende resultaten een verklaring gegeven worden.

5.2.1 Van conventioneel naar publiek, of nog verder?

Deelvraag 2 (is er door de jaren heen sprake van een verschuiving van de publieke naar de populaire benadering?) richt zich

op de popularisering van de vorm. Hoe wordt het nieuws gebracht? Het kwaliteitsdrieluik van Costera meijer is daarvoor leidend. Wordt het nieuws op een zakelijke, afstandelijke en analyserende manier gebracht dan past het binnen de conventionele benadering. Wordt het gebracht op een manier dat iedereen het begrijpt, de gevolgen en oorzaken uitgelegd worden en ook de relevantie voor de burger centraal staat, dan is dit een publieke benadering. ontbreekt elke relevantie of is er overmatige aanwezigheid van emotie of verschrikking, dan is er sprake van een populaire benadering. De resultaten laten zien dat er een verschuiving gaande is. Het nieuws wordt op een steeds minder zakelijke en een steeds meer publieke manier gebracht. Toch wordt er niet doorgeslagen naar een populaire benadering, zoals te zien is in grafiek 6. de jaren 2000 en 2013 laten weliswaar een toename van deze benadering zien, maar dat is deels te verklaren door de hoeveelheid soft nieuws. in 2000 was er immers meer soft nieuws dat vaak ook minder relevant is (meer nice to know dan need to know).

Dit is beter te zien wanneer verder ingezoomd wordt op deze benadering (grafiek 7). daaruit is op te maken dat binnen de populaire benadering er een toename is in het aantal items

waarin duidelijke relevantie ontbreekt. dit vormt het gevaar dat een kijker blijft zitten met de gedachte: ‘wat heb ik hier aan en waarom moet ik dit weten?’’ denk bijvoorbeeld aan een item over het planten van een druipvrije koningsboom (maart 2013). items met weinig relevantie komen het vaakst voor bij celebrity en opmerkelijke items. Daarentegen kunnen dergelijke onderwerpen een zware uitzending met veel hard nieuws enigszins luchtiger maken. dat heeft wel de consequentie dat het percentage ‘relevantie onduidelijk’ stijgt. Hoewel de populaire benadering nog sterk in de minderheid is (gemiddeld zo’n 15%), blijft het belangrijk bij vooral softe onderwerpen stil te staan bij de toegevoegde waarde. is het onderwerp relevant? indien niet, wat zijn dan de argumenten om het toch te brengen? Het zijn immers toch incidentele gevallen die stof doen opwaaien, zoals bijvoorbeeld Rafael en Sylvie. procentueel gezien slechts een heel klein deel van een Journaal, maar het zijn juist dergelijke items waardoor kijkers het gevoel krijgen dat het Journaal populariseert.

de toename van de publieke benadering (grafiek 9) maakt het nieuws begrijpelijker voor een breed publiek. uit het coderingsschema is op te maken dat elke benadering een drietal

indicatoren heeft. Eén indicator van de publieke benadering is het aantonen van oorzaken en gevolgen. Dit gebeurt steeds meer. Doordat mensen minder trouw elke avond naar het Journaal kijken, is het logisch dat oorzaken en gevolgen vaker benoemd dienen te worden omdat er verondersteld wordt dat de kijker minder (voor)kennis heeft. de resultaten tonen aan dat publieke items vooral meerdimensionaal zijn en dus naast het aantonen van oorzaken en gevolgen ook vaker een vertaalslag maken naar: wat betekent dit voor mij? Soms wordt dat concreet uitgelegd, maar soms ontstaat dat ook door een vlottere manier van vertellen. in latere jaren wordt met veel minder woorden hetzelfde gezegd. Er wordt meer spreektaal gebruikt en steeds vaker staat er een verslaggever op locatie die alles uitlegt, waarbij de presentator zich soms bewust behoorlijk ‘van de domme’ houdt. ook voice-overs worden vlotter. Een zin als: ‘’de hoofdluis als aartsvijand in kinderland’’ werd in oktober 2000 gebruikt, maar zou in 1993 nog uit de toon vallen. Ook grof taalgebruik wordt door de jaren heen wat vaker toegestaan. Niet van presentatoren of verslaggevers, maar wel van burgers. Woorden als ‘klootviool’, ‘kut’ en ‘in godsnaam’ werden in 2000

‘‘Hoewel de populaire benadering nog sterk in de

minderheid is, blijft het belangrijk bij vooral softe

onderwerpen stil te staan bij de toegevoegde waarde.

Is het onderwerp relevant? Het zijn immers toch

incidentele gevallen die stof doen opwaaien,

zoals bijvoorbeeld Rafael en Sylvie.’’

grafiek 7: Publieke benadering

meerdere keren gehoord, een schril contrast met andere jaren waar dergelijk taalgebruik minder voorkomt.

5.2.2 Personalisering door het gekozen format

Wanneer een keuze gemaakt wordt voor de wijze van informatieoverdracht, wordt er vaak niet bewust nagedacht over een bepaalde benadering. veel bewuster wordt nagedacht over het format. Wordt er gebruik gemaakt van een kruisgesprek om een bericht te duiden? Of toch liever een studiogesprek? Spreekt een microverhaal meer aan bij dit nieuwsfeit of is het verstandiger het op een meer afstandelijke manier te brengen? Het veelvuldig gebruik van stand-uppers, kruis- en studiogesprekken leidt tot een zekere mate van personalisering van verslaggevers en presentatoren. De resultaten laten een duidelijke toename zien van deze personalisering (grafiek 10). Stand-uppers worden vooral de laatste jaren veel vaker gedaan, minimaal één keer per uitzending. Alleen in 2000 was deze manier van informatieoverdracht minder populair, dat komt overeen met het beleid van Haasbroek om minder verslaggevers in beeld te brengen.

De toename van het aantal stand-uppers in de jaren daarna is voorgelegd aan chef eindredactie rene Went. die geeft de volgende verklaring: ‘’het gebruik van stand-uppers wordt

aangeraden, mits het functioneel is en bij het verhaal past. het moet iets toevoegen. met een stand-upper kun je dingen uitleggen die moeilijk in beeld te vangen zijn. ook hebben we het idee dat een verslaggever die op camera iets vertelt vaak duidelijker en dus beter overkomt dan wanneer zij of hij datzelfde onder zogenoemd ‘algemeen beeld’’136

De stand-uppers veranderen ook door de jaren heen. De standaardpose voor de camera wordt nog steeds het meest gebruikt, maar er ontstaan ook levendigere variaties waarbij de verslaggever meestal zelf iets doet. Een stand-upper in een item over fietsen in Parijs gebeurt bijvoorbeeld vanaf een fiets.

136 interview met chef eindredactie nos nieuws rene Went, 21 mei 2014.

ook wordt er meer gelopen tijdens een stand-upper. Slechts sporadisch komt een interviewer zelf in beeld, alleen in 2013 gebeurt dit heel af en toe (4%). Als dat al gebeurt, dan is het vaak een interview dat wat losser gedraaid is. in plaats van een over-the-shoulder-shot wordt dan voor een wijder shot gekozen waardoor de verslaggever in beeld is en het interview er meer als een dialoog uitziet in plaats van een statisch vraag-antwoord gesprek. ook dit is een bewuste keuze, blijkt uit contact met Went: ‘’als de verslaggever het goed doet, is het een manier om dichter bij de kijkers te komen, alsof die er staat in plaats van de verslaggever dus. Gedachte is dat kijkers zich dan makkelijker in het verhaal kunnen verplaatsen, alsof ze er zelf bij zijn.’’ Het heeft dus vooral te maken met het creëren van betrokkenheid. of in de bewoordingen van Hendriks vettehen: proximity. Studiogesprekken komen juist veel minder voor. in eerdere jaren schoof er nog wel eens een expert aan in de studio. Maar volgens voormalig nieuwslezeres Pia dijkstra was dat niet altijd even succesvol: ‘’we hadden vaak deskundigen aan tafel – Van

Kooten en de bie’s dr. Clavan was er een parodie op – die de uitzending er bepaald niet vlotter op maakten. Met de kennis van nu denk ik: dat moet je eigenlijk niet doen in een journaal.’’137 En dat gebeurt nu dan eigenlijk ook nooit meer. pas het laatste jaar is er weer wat vaker iemand naast de presentator te zien in de studio. Door de technologie is het mogelijk om met behulp van schermen iets uit te leggen. Toch gebeurt dit nog niet heel vaak.

Wat wel vaker gebeurt is het voeren van kruisgesprekken. uit eerder onderzoek blijkt dat het aantal kruisgesprekken sinds 2010 erg toegenomen.138 dit onderzoek bevestigt dat. kruisgesprekken worden steeds meer neergezet als dialoog. De presentator loopt en draait naar het scherm waar de

137 b. Assink 2012, p101. 138 F.J. Dijkstra, 2013, p15.

correspondent of verslaggever te zien is. Hiermee wordt een zekere mate van betrokkenheid gecreëerd; één van de doelstellingen van de hoofdredacteur gelauff. Eerder werd de vraag gesteld of deze verandering ook door hem is doorgevoerd of dat deze vorm ook al eerder werd gehanteerd. De resultaten wijzen uit dat kruisgesprekken dusdanig meer gedaan worden dan in voorgaande jaren (bijna 14% in 2013). in 1993 werden ze ook gedaan (5,8%), maar het grote verschil met de jaren erna is dat kruisgesprekken toen nog vaak gevoerd werden met experts en niet altijd met correspondenten over

verslaggevers. zo werd vroeger nog wel eens een kruisgesprek gevoerd met een minister (bijvoorbeeld met minister Hirsch ballin over criminaliteit, januari 1993). Tegenwoordig zou dat met de vaste Den Haag verslaggever zijn. Deze kruisgesprekken waren ook veel statischer dan in latere jaren. Er werden veel

losse vragen gesteld, tegenwoordig komt het meer over als een dialoog. ook presentatieteksten zijn aan veranderingen onderhevig. Waar in 1993 en 2000 er echt nog sprake was van nieuwslezen, komt het nu veel meer neer op presenteren. Toch was dat veranderingsproces ook eerder al heel af en toe zichtbaar, bijvoorbeeld bij philip Freriks. voorafgaand aan een item over een nieuwe computerpen vertelt hij met behulp van zijn eigen pen hoe deze nieuwe uitvinding werkt (augustus 2000).

opvallend in grafiek 10 is het jaar 2007, waarin veel minder kruisgesprekken werden gevoerd (4,4%). Een reden daarvan kan zijn dat in dat jaar juist meer ruimte was voor voxpops (13,9%), zoals te zien is in grafiek 11. dat sluit aan bij de beleidsvoering van Hans Laroes: ‘’van de staat naar de straat.’’ En hoewel het percentage voxpop in 2013 afneemt (11,3%) blijft het een populaire manier om het geluid ‘van het volk’ te laten horen. van de 601 items bevatte 60 een voxpop. dat komt neer op ongeveer één voxpop per uitzending. daarbij is het wel belangrijk om rekening te houden met het eerder beschreven onderscheid tussen meningen van de straat en reacties van ooggetuigen. in dit onderzoek is alleen uitgegaan van die eerste

‘‘De resultaten wijzen uit dat