• No results found

Netto arbeidsdeelname een jaar na uitstroom uit het onderwijs

In document Jaarrapport Integratie 2020 (pagina 141-145)

Netto arbeidsdeelname laagst bij personen met twee in buitenland geboren ouders

De netto arbeidsdeelname van de tweede generatie van de vier onderzochte niet-westerse groepen ligt lager dan die van mensen met een Nederlandse achtergrond met hetzelfde onderwijsdiploma. Binnen de tweede generatie is de netto arbeidsdeelname hoger onder degenen met een in Nederland geboren ouder. De lagere netto arbeidsdeelname binnen de tweede generatie geldt voor alle onderzochte opleidingsniveaus, maar de achterstand is kleiner bij de hogere opleidingsniveaus. Binnen het mbo is de achterstand kleiner bij degenen die het bbl-traject volgden. De grootste verschillen zijn zichtbaar bij

onderwijsverlaters die met een mbo-2-diploma via het bol-traject de arbeidsmarkt betraden. Van degenen met een Nederlandse achtergrond had 18 procent na een jaar geen betaald werk. Bij onderwijsverlaters van de tweede generatie met een in het buitenland geboren ouder was dat 27 procent, bij degenen met twee in het buitenland geboren ouders 39 procent.

7.4.3 Geen betaald werk 1 jaar na uitstroom uit onderwijs1), naar achtergrond, 2007/'08-2013/'14

%

Diplomaniveau

Nederlandse achtergrond

Tweede generatie, 1 buitenlandse ouder Tweede generatie, 2 buitenlandse ouders

Mbo-2 bol Mbo-2 bbl Mbo-4 bol Hbo Wo

0 10 20 30 40

1) Drie jaar na verlaten onderwijs nog ingeschreven in BRP en (nog) niet teruggekeerd in onderwijs.

Mbo-gediplomeerde mannen met Marokkaanse achtergrond minst vaak betaald werk

Bij mannen met een mbo-diploma zijn ook de onderlinge verschillen tussen de groepen met een niet-westerse achtergrond groot. Van de mannen met een Antilliaanse achtergrond met een mbo-2-diploma via het bol-traject had 27 procent geen betaald werk, van de mannen met een Marokkaanse achtergrond 43 procent. De netto arbeidsparticipatie van mannen met een Turkse of Surinaamse achtergrond lag er tussenin. Bij de hogere mbo-niveaus en bij degenen die het bbl-traject volgden zijn de verschillen tussen de migrantengroepen kleiner, maar is de netto arbeidsdeelname van mannen met een Marokkaanse achtergrond eveneens lager dan die van de andere drie groepen.

Mannen met een mbo-2-diploma uit het bol-traject hebben in de eerste jaren na het verlaten van het onderwijs niet vaak een vast contract als werknemer. Een jaar na uitstroom uit het onderwijs had 16 procent van de werkende mannen met een Nederlandse achtergrond een vast contract als werknemer. Mannen met een tweede generatie migratieachtergrond hadden naar verhouding even vaak een vast contract als mannen met een Nederlandse achtergrond. Opvallend is dat mannen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond relatief weinig met een flexibel contract als werknemer werken en relatief vaak als zelfstandige. Van de werkende mannen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond werkte een jaar na het verlaten van het onderwijs 13 procent als zelfstandige. Van de werkende mannen met een Nederlandse achtergrond was dit slechts 4 procent.

Bij vrouwen met een mbo-2-diploma via het bol-traject varieert de achterstand in netto arbeidsdeelname minder sterk tussen de vier groepen met een niet-westerse achtergrond. Van de vrouwen met een Turkse of Antilliaanse achtergrond heeft 37 procent een jaar na uitstroom uit het onderwijs geen betaald werk. Bij vrouwen met een Surinaamse achtergrond is dit aandeel het hoogst: 43 procent. Van de vrouwen met een Nederlandse achtergrond met datzelfde diploma had 21 procent geen betaald werk. Het type

arbeidsrelatie dat werkende vrouwen van de tweede generatie hebben een jaar na het verlaten van het onderwijs wijkt niet af van dat van werkende vrouwen met een Nederlandse achtergrond.

7.4.4 Arbeidspositie mbo-2-gediplomeerden (bol)1), 1 jaar na uitstroom uit onderwijs, naar achtergrond, 2007/'08-2013/'14

%

Werknemer, vast Werknemer, flex

Zelfstandige Zelfstandige en werknemer

Geen betaald werk Nederla…

Mannen

Turks Marokka… Surinaa… Antilliaans Nederla…

Vrouwen

Turks Marokka… Surinaa… Antilliaans 0

25 50 75 100

1) Drie jaar na verlaten onderwijs nog ingeschreven in BRP en (nog) niet teruggekeerd in onderwijs. Bij mannen met een hoger mbo-diploma en bij degenen die via het bbl-traject een mbo- diploma behaalden is het beeld vergelijkbaar met dat van mannen met een mbo-2-diploma (bol): degenen met een Marokkaanse achtergrond hebben in de eerste jaren na het verlaten van het onderwijs minder vaak betaald werk dan mannen met een Turkse, Surinaams of Antilliaanse achtergrond. Mannen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond gaan

vrouwen met een Antilliaanse achtergrond met een mbo-4-diploma (bol) had 14 procent een jaar na het verlaten van het onderwijs geen betaald werk. Bij vrouwen met een Turkse (21 procent) of een Marokkaanse achtergrond (23 procent) lag het aandeel dat geen betaald werk had duidelijk hoger.

Relatief hoge arbeidsmarktdeelname bij hoogopgeleide vrouwen van Antilliaanse afkomst

De relatief hoge arbeidsdeelname van vrouwen met een Antilliaanse en in minder mate Surinaamse achtergrond is het duidelijkst zichtbaar bij gediplomeerden uit het hoger onderwijs. Van de vrouwen met een Antilliaanse achtergrond en een wo-diploma had 6 procent een jaar na uitstroom uit het onderwijs geen betaald werk, even vaak als vrouwen met een Nederlandse achtergrond. De netto arbeidsdeelname van vrouwen met een

Surinaamse achtergrond was iets lager (10 procent zonder betaald werk), maar hoger dan bij vrouwen met een Marokkaanse (13 procent geen betaald werk) of Turkse (15 procent geen betaald werk) achtergrond. Bij vrouwen met een hbo-diploma lag de netto arbeidsdeelname van degenen met een Antilliaanse achtergrond en van degenen met een Surinaamse

achtergrond iets lager dan die van vrouwen met een Nederlandse achtergrond, maar hoger dan die van vrouwen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond. Van de vrouwen met betaald werk varieert het type arbeidsrelatie nauwelijks naar migratieachtergrond.

Hoogopgeleide vrouwen van de tweede generatie hebben naar verhouding net zo vaak een vast contract als werknemer als hoogopgeleide vrouwen met een Nederlandse achtergrond. 7.4.5 Arbeidspositie vrouwen met diploma uit hoger onderwijs1), 1 jaar na

uitstroom uit onderwijs, naar achtergrond, 2007/'08-2013/'14 %

Werknemer, vast Werknemer, flex

Zelfstandige Zelfstandige en werknemer

Geen betaald werk Nederla…

Hbo

Turks Marokka… Surinaa… Antilliaans Nederla…

Wo

Turks Marokka… Surinaa… Antilliaans 0

25 50 75 100

1) Drie jaar na verlaten onderwijs nog ingeschreven in BRP en (nog) niet teruggekeerd in onderwijs. Bij mannen met een diploma uit het hoger onderwijs verschilt de netto arbeidsdeelname een jaar na uitstroom uit het onderwijs nauwelijks tussen de vier groepen met een niet-westerse achtergrond onderling. Wel hebben alle vier de groepen een betrekkelijk kleine, maar significante achterstand op hoogopgeleide mannen met een Nederlandse achtergrond. Wo- gediplomeerde mannen van de tweede generatie met betaald werk hebben even vaak een vast contract als mannen met een Nederlandse achtergrond met een wo-diploma.

Bij mannen met een hbo-diploma is dat niet zo. Hbo-gediplomeerde mannen met een

Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond werken naar verhouding wat vaker met een flexibel contract dan mannen met een Nederlandse achtergrond en hetzelfde diploma.

Binnen de tweede generatie verschilt de netto arbeidsparticipatie naar het aantal in het buitenland geboren ouders. Voor hoogopgeleide onderwijsverlaters is de kans geschat dat zij een jaar na uitstroom geen betaald werk hebben, rekening houdend met het jaar van uitstroom uit het onderwijs, de leeftijd bij afstuderen, het geslacht, het diplomaniveau (hbo of wo), de studierichting en de woonregio (figuur 7.4.2.4). Hieruit blijkt dat van de tweede generatie met een Marokkaanse of Surinaamse achtergrond degenen met één in het buitenland geboren ouder vaker betaald werk hebben dan degenen met twee in het buitenland geboren ouders. Bij de tweede generatie met een Turkse of Antilliaanse

achtergrond lijkt dit ook het geval te zijn, maar zijn de verschillen statistisch niet significant. Bij de tweede generatie met een Turkse achtergrond en één in het buitenland geboren ouder is de onzekerheidsmarge zo groot omdat het aantal waarnemingen binnen die groep gering is. Voor alle vier de groepen geldt dat ook degenen met één in het buitenland geboren ouder minder vaak betaald werk hebben dan mensen met twee in Nederland geboren ouders. 7.4.6 Hoogopgeleiden zonder betaald werk, 1 jaar na uitstroom uit het

onderwijs, naar migratieachtergrond en het aantal in het buitenland geboren ouders

predicted probability

Nederlands Turks Marokkaans Surinaams Antilliaans

Geen migratieachtergrond Nederlands Turks 1 ouder MarokkaansSurinaamsAntilliaansTurks 2 ouders MarokkaansSurinaamsAntilliaans 0 0,04 0,08 0,12 0,16

De haken geven het 95%-betrouwbaarheidsinterval aan.

In de periode 2007/'08 - 2013/'14 uitgestroomd uit het bekostigd onderwijs en drie jaar na uitstroom nog ingeschreven in de BRP en (nog) niet teruggekeerd naar het bekostigd onderwijs.

Controlevariabelen: jaar van uitstroom, hbo of wo, leeftijd bij afstuderen, geslacht, studierichting en woonregio (zie tabel B7.2 in bijlage).

Verandering arbeidsdeelname tussen 1 en 3 jaar na uitstroom

In document Jaarrapport Integratie 2020 (pagina 141-145)