• No results found

Conclusie en discussie

In document Jaarrapport Integratie 2020 (pagina 187-192)

Resultaten propensity matching

8.7 Conclusie en discussie

Met dit onderzoek is in kaart gebracht in hoeverre de oververtegenwoordiging van jongvolwassenen (specifiek 18- tot 22-jarigen) met een migratieachtergrond kan worden verklaard door verschillen in achtergrondkenmerken die golden ten tijde van de jeugd. Specifiek voor dit onderzoek is hierbij gebruik gemaakt van cijfers op gebied van daadwerkelijke veroordelingen. Omdat jongvolwassenen met een tweede generatie migratieachtergrond net als jongvolwassenen met een Nederlandse achtergrond zijn geboren en opgroeien in Nederland, is de vergelijking daarom beperkt tot de tweede generatie.

Uit de regressieanalyses kan worden geconcludeerd dat vooral individuele kenmerken als een lager opleidingsniveau en gezinskenmerken zoals de aanwezigheid van beide ouders in het gezin de kans op een veroordeling sterk beïnvloeden. Jongvolwassenen die op hun 15e op het vmbo zaten hebben een tot bijna 7 keer grotere kans om veroordeeld te worden dan jongvolwassenen die toen op vwo-bovenbouw zaten. De kans op meerdere veroordelingen is voor deze jongvolwassenen zelfs tot 11 keer groter. Ook jongvolwassenen die opgroeiden in een niet-intact gezin, waarbij beide ouders geen Nederlandse achtergrond hebben of opgroeiden met een of meerdere ouders die zelf ook een crimineel verleden hebben, hebben een grotere kans om veroordeeld te worden.

De analyses laten verder zien dat de kans op een veroordeling voor de meeste jongvolwassenen met een tweede generatie migratieachtergrond na correctie voor achtergrondkenmerken nagenoeg even groot is als voor jongvolwassenen met een Nederlandse achtergrond. Datzelfde geldt voor de kans op meerdere veroordelingen en in aparte analyses waarbij veroordelingen voor vermogens- of geweldsdelicten centraal stonden. Wel zijn er verschillen tussen groepen onderling te constateren. Zo zijn voor de tweede generatie Antillianen en Surinamers ongunstige gezinskenmerken de belangrijkste verklaring voor de grotere kans op een veroordeling. Voor jongeren met een tweede generatie Turkse migratieachtergrond hangt dit voor het grootste deel samen met het gegeven dat zij een lager opleidingsniveau volgden.

De uitkomsten wijzen erop dat de grotere vertegenwoordiging van jongvolwassenen van de meeste herkomstgroeperingen voor het grootste deel worden veroorzaakt door individuele factoren als opleidingsniveau en gezinsfactoren als huishoudensinkomen en opgroeien in een eenoudergezin. Dit geldt voor zowel mannen als vrouwen. Uitzondering zijn

jongvolwassen mannen met een tweede generatie Marokkaanse migratieachtergrond. Ook bij deze groep zien we dat de oververtegenwoordiging afneemt, maar voor hen blijft een aanzienlijk deel van het verschil in de kans op een veroordeling met geslachts- en leeftijdsgenoten met een Nederlandse achtergrond onverklaard. Zij hebben dus ondanks correctie voor de in onze modellen gehanteerde achtergrondkenmerken nog steeds een grotere kans om veroordeeld te zijn. Voor vrouwen met een tweede generatie Turkse migratieachtergrond geldt het tegenovergestelde: waar hun ongecorrigeerde kans groter is dan voor jongvolwassen vrouwen met een Nederlandse achtergrond, is hun kans op een veroordeling juist kleiner wanneer we rekening houden met hun achtergrondkenmerken. Het verklaren van crimineel gedrag is complex. Behalve meer objectief meetbare factoren spelen ook factoren mee die niet altijd goed in cijfers zijn uit te drukken of in statistische modellen zijn op te nemen. Uit de modellen blijkt dat voor sommige groepen onverklaarde

verschillen over blijven. Mogelijk spelen hier factoren een rol die binnen de complexe maatschappelijke context plaatsvinden. Zo rapporteert het SCP dat het integratievraagstuk ook afhankelijk kan zijn van de opstelling van de ontvangende samenleving. Het mogelijke ‘gevoel er niet bij te horen’, het ervaren van uitsluiting door (statistische) discriminatie door bijvoorbeeld werkgevers maar ook het opgeplakt krijgen van een etiket in de media kunnen de afstand tot de Nederlandse samenleving vergroten en de houding ten aanzien van Nederland negatief beïnvloeden (Huijnk et al. 2015). Mogelijk speelt dit een rol en werkt dit deviant gedrag in de hand, maar met de beschikbare gegevens kan niet worden uitgesloten noch worden bevestigd dat deze mechanismen bijdragen tot de gemeten verschillen tussen groepen.

Het SCP wijst er verder op dat negatieve beelden ook weer kunnen leiden tot negatieve stereotypen en mogelijk zelfs tot etnisch profileren, wat weer bijdraagt aan verschillen in pakkans van mensen uit verschillende herkomstgroepen en bovendien de gevoelens van uitsluiting versterkt (Huijnk en Kessels, 2016). Verschillende studies wezen uit dat etnisch profileren door de Nederlandse politie inderdaad wordt toegepast (Çankaya, 2012; Lamers, 2015). Aan de andere kant, Jennissen (2017) verwacht dat dit uiteindelijk weinig effect heeft op de aantallen verdachten die terechtkomen in politieregistraties omdat het grootste deel van de verdachten bij de politie in beeld komt dankzij aangiften of tips van burgers.

Of burgers zich schuldig maken aan etnisch profileren, is nooit systematisch onderzocht, maar is ook niet uit te sluiten (Boon, van Dorp en de Boer, 2018).

Hieraan gerelateerd bestaat uiteraard het zogenaamd ‘dark number’, criminelen die niet door de politie worden aangehouden; criminaliteit die niet wordt opgelost. Onbekend is of dit verschilt voor de verschillende herkomstgroepen, maar er zijn geen aanwijzingen dat dit het geval zou zijn (Jennissen, 2017). Aan de ene kant bestaat de mogelijkheid dat het ophelderingspercentage van bepaalde typen delicten die met name door mensen met een Nederlandse achtergrond worden gepleegd (‘wittenboordencriminaliteit’) relatief laag is (Jennissen, 2017). Aan de andere kant vonden Goudriaan, Nieuwbeerta en Wittebrood (2005) bronnen van onderrapportage onder mensen met migratieachtergrond: de

aangiftebereidheid in buurten met een sociaaleconomische achterstand bleek relatief laag. Dat zijn juist weer buurten waar veel mensen met een migratieachtergrond wonen. Culturele dissonantie wordt vaak aangehaald als verklaring voor overgebleven verschillen tussen herkomstgroepen (Lahlah, 2013; Jennissen, 2015). Het is een lastig fenomeen en moeilijk te meten. Wel is interessant dat bij jonge mannen met een tweede generatie migratieachtergrond de kans op een veroordeling kleiner is als ze één ouder met een Nederlandse achtergrond hebben. Het zou wellicht een rol kunnen spelen in hoeverre de ouders zelf in de Nederlandse cultuur zijn geworteld: als één van de ouders een Nederlandse achtergrond heeft is er mogelijk iets minder sprake van wantrouwen jegens de maatschappij (zie verder van Gemert, 2015), minder identiteitsproblemen en dit verklaart mogelijk dat ze minder vaak de wet overtreden. Het opgroeien in één cultuur, het hebben van een

enkelvoudig waarden- en normenkader, biedt mogelijk meer duidelijkheid dan het opgroeien in of zelfs tussen twee culturen met een meervoudig waarden- en normenkader (vgl. Jennissen, 2015).

8.8

Literatuur

Astone, N. M., Nathanson, C. A., Schoen, R., & Kim, Y. J. (1999). Family demography, social theory, and investment in social capital. Population and Development Review, 25(1), 1–31. Blokland, A., P. Nieuwbeerta & Bernasco, W. (2010). Criminaliteit en etniciteit. Criminele carrieres van autochtone en allochtone jongeren uit het geboortecohort 1984. Tijdschrift voor Criminologie, 52(2), 122–152.

Blom, M., Oudhof, J., Bijl, R. V., & Bakker, B. F. M. (2005). Verdacht van criminaliteit. Allochtonen en autochtonen nader bekeken. Den Haag: WODC en CBS.

Boon, A., van Dorp, M. & de Boer, D. (2018), Oververtegenwoordiging van jongeren met een migratieachtergrond in de strafrechtketen, Tijdschrift voor Criminologie, 60(3), 268–288. Bovenkerk, F., & Fokkema, T. (2015). Criminaliteit onder Marokkaanse jongemannen in Nederland: speelt regionale herkomst een rol? Tijdschrift voor Criminologie, 57(1), 59–83. Caliendo, M., & Kopeinig, S. (2008). Some practical guidance for the implementation of propensity score matching. Journal of Economic Surveys, 22, 31–72.

Çankaya, S. (2012). De controle van marsmannetjes & ander schorriemorrie: beslissingsproces tijdens proactief politiewerk. Den Haag: Boom Lemma.

CBS (2018). Jaarrapport Integratie. Den Haag / Heerlen / Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Dykstra, P., Kalmijn, M., Knijn, T. Komter, A., Liefbroer, A. & Mulder, C. (2005). Codebook of the Netherlands Kinship Panel Study, a multi-actor, multi-method panel study on solidarity in family relationships, Wave 1. NKPS Working Paper No. 4. The Hague: Netherlands

Interdisciplinary Demographic Institute.

Dykstra, P. & De Valk, H. (2007). Criminelen in de familie: Verband tussen crimineel gedrag en familiekenmerken onderzocht [Criminals in the family: Researching the association between criminal behavior and family characteristics]. Demos, 23 (1), 6–8.

Eichelsheim, V. (2019). Crimineel gedrag over de levensloop én over generaties: de rol van het gezin. Tijdschrift voor de criminologie (61)2: 132–147.

Gemert, F. van (2015), Cultuur op den duur; een reactie op Bovenkerk en Fokkema, Tijdschrift voor Criminologie, 57(3), 315–318.

Goudriaan, H., Nieuwbeerta, P., & Wittebrood, K. (2005). Overzicht van onderzoek naar determinanten van aangifte doen bij de politie: Theorieën, empirische bevindingen, tekortkomingen en aanbevelingen. Tijdschrift voor Veiligheid en Veiligheidszorg, 4(1), 27–48. Guo, S., & Fraser, M. W. (2010). Propensity score analysis. Statistical methods and applications. Los Angeles, London: Sage.

Hirschi, T., & Laub, J. H. (2002). The craft of criminology: selected papers. Transaction Publishers.

Hoeve, M., Jurrius, K., Zouwen, van der M., Vergeer, M., Voogt, M. & Stams, G.J. (2005). In de schuld, in de fout? Schuldenproblematiek en crimineel gedrag bij adolescenten en

jongvolwassenen. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

Huijnk, W., Dagevos, J., Gijsberts, M. & Andriessen, I. (2015). Werelden van verschil. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Huijnk, W. & Kessels, R. (2016). Criminaliteit. In: W. Huijnk en I. Andriessen (red.), Integratie in zicht? De integratie van migranten in Nederland op acht terreinen nader bekeken (p. 146–184). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Jennissen, R. (2009). Criminaliteit, leeftijd en etniciteit. Over de afwijkende leeftijdsspecifieke criminaliteitscijfers van Antillianen en Marokkanen. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum.

Jennissen, R., M. Blom & Oosterwaal, A. (2009). Geregistreerde criminaliteit als indicator van de integratie van niet-westerse allochtonen. Mens en Maatschappij, 84(2), 207–223.

Jennissen, R. 2015, Gewelddadige Marokkaanse jeugdcriminaliteit: Een kwestie van culturele dissonantie? Tijdschrift voor Criminologie, 57(1), 133–139.

Lahlah, A., van der Knaap, L. & Bogaerts, S. (2013), Dangerous boys or boys in danger? Examining the relationship between ethnicity, child abuse and violent offending, European Journal of Criminology 10(6) 641–658.

Lahlah, A. (2013). Invisible victims? Ethnic differences in the risk of juvenile violent delinquency of Dutch and Moroccan-Dutch adolescent boys. Ridderprint BV.

Lamers, M. (2015). Ethnic profiling. Nationale Politie Eenheid Oost-Brabant.

Rigo/Atlas voor gemeenten. (2013). Onderscheid in leefbaarheid. Ontwikkeling van de leefbaarheid 2010–2012.

Rijksoverheid (2020). Straffen en maatregelen voor jongeren. Geraadpleegd op 29 juni, 2020. Van de Weijer, S. & Spapens, T. (2019), Intergenerationele overdracht en criminele families: introductie, Tijdschrift voor Criminologie, 61(2), 119–131.

Van der Laan, & Weijters, G. (2015). Daling in geregistreerde jeugdcriminaliteit. Enkele mogelijke verklaringen. Tijdschrift voor Criminologie, 57(2), 203–228.

Van Gaalen, R. (2016). Parental crime and the safety and survival of small children. Advances in Life Course Research, 28, 100–107.

Van Gaalen, R. & Besjes, G. (2018). Studying the intergenerational transmission of crime with population data: The System of Social statistical Datasets (SSD) of Statistics Netherlands. In V. I. Eichelsheim, en S. G. A. van de Weijer (Eds.), Intergenerational Continuity of Criminal and Antisocial Behaviour: An International Overview of Studies (pp. 44–57). (Routledge Studies in Criminal Behaviour). London: Routledge. DOI: 10.4324/9781315102788-4.

9 Familienetwerken van

In document Jaarrapport Integratie 2020 (pagina 187-192)