• No results found

Diplomaniveau van onderwijsverlaters

In document Jaarrapport Integratie 2020 (pagina 138-141)

Mannen en vrouwen met Turkse of Marokkaanse achtergrond met lager diploma naar arbeidsmarkt

Het diploma waarmee tweede generatie onderwijsverlaters met een Turkse of Marokkaanse achtergrond de arbeidsmarkt betreden is gemiddeld genomen lager dan dat van mensen met een Nederlandse achtergrond (zie figuur 7.4.1 en voor het volledige overzicht tabel B7.1 in de bijlage). Dit geldt voor zowel de mannen als de vrouwen. Van de mannen met een Nederlandse achtergrond had 46 procent een hbo- of wo-diploma. Van de mannen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond was dit respectievelijk 34 en 39 procent. Van de vrouwen met een Nederlandse achtergrond had 49 procent een diploma van hbo- of wo-niveau, tegenover 39 procent van de vrouwen met een Turkse achtergrond en 43 procent van de vrouwen met een Marokkaanse achtergrond. Onderwijsverlaters van de tweede generatie met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond hebben juist iets vaker een hbo- of wo- diploma op zak dan degenen met een Nederlandse achtergrond. Dit geldt vooral voor vrouwen. Van de vrouwen met een Surinaamse achtergrond had 55 procent een hbo- of wo- diploma bij het verlaten van het onderwijs, van de vrouwen met een Antilliaanse

achtergrond zelfs 57 procent. Binnen de tweede generatie hebben degenen met een in Nederland geboren ouder wat vaker een hoog opleidingsniveau dan degenen met twee in het buitenland geboren ouders.

7.4.1 Diplomaniveau van onderwijsverlaters1), naar achtergrond, 2007/’08-2013/’14

%

Mbo-2 Mbo-3 Mbo-4 Hbo Wo

Nederla…

Mannen

Turks Marokka… Surinaa… Antilliaans Nederla…

Vrouwen

Turks Marokka… Surinaa… Antilliaans 0

50 100

1) Drie jaar na verlaten onderwijs nog ingeschreven in de BRP en (nog) niet teruggekeerd in onderwijs.

Ook binnen het mbo is het van belang onderscheid te maken naar niveau en type leerweg omdat er wat dat betreft duidelijke verschillen zijn tussen de groepen. Mannen en vrouwen van de tweede generatie van alle vier de onderzochte groepen met een niet-westerse achtergrond hebben vaker dan mannen en vrouwen met een Nederlandse achtergrond een diploma van een lager mbo-niveau. Van de mannen met een Nederlandse achtergrond met een mbo-diploma had 51 procent een diploma van mbo-2-niveau. Bij mbo-gediplomeerde mannen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond had respectievelijk 71 en 69 procent een mbo-2-diploma. Ook mannen met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond hadden vaker dan mannen met een Nederlandse achtergrond een mbo-2-diploma. Bij mbo- gediplomeerde vrouwen zijn de verschillen tussen de groepen wat minder groot, maar zijn eveneens alle vier de niet-westerse groepen oververtegenwoordigd in mbo-2. Voor de Antilliaanse en in mindere mate Surinaamse tweede generatie geldt dus dat zij enerzijds relatief vaak de arbeidsmarkt op gaan met een diploma uit het hoger onderwijs, maar anderzijds binnen het mbo vaker een lager diplomaniveau hebben.

Jongeren met migratieachtergrond vaker studierichting en leerweg met lagere kansen op arbeidsmarkt

Niet alleen het diplomaniveau, maar ook de studierichting kan van invloed zijn op de kansen op de arbeidsmarkt. In het algemeen is de kans om snel na afstuderen betaald werk te hebben het grootst bij opleidingen in de richting van techniek, gezondheidszorg en onderwijs. Zo had slechts 5 procent van de mbo-gediplomeerden in de richting techniek of gezondheidszorg een jaar na het verlaten van het onderwijs nog geen werk. Bij de richting recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening hadden naar verhouding ruim twee maal zo veel afgestudeerde mbo’ers na een jaar nog geen betaald werk (11 procent). Ook bij afgestudeerden uit het hoger onderwijs is de kans op betaald werk het grootst bij de

technische studies en de gezondheidszorg. Jongeren met een migratieachtergrond volgen wat vaker dan jongeren met een Nederlandse achtergrond studierichtingen met minder kans op betaald werk na het verlaten van het onderwijs. Zo kozen mannen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond minder vaak voor een technische studie dan mannen met een

Nederlandse achtergrond en vaker voor een studie in de richting economie, recht,

administratie, handel en zakelijke dienstverlening. Dit geldt eveneens voor mannen met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond, maar in minder sterke mate. Bij vrouwen met een mbo-diploma zijn er minder duidelijke verschillen in de gekozen studierichting.

Hoogopgeleide vrouwen met een migratieachtergrond volgden minder vaak een studie in de gezondheidszorg en wat vaker recht, economie en gedragswetenschappen.

Daarnaast valt op dat mannen en vrouwen van alle vier de niet-westerse groepen binnen het mbo aanzienlijk vaker het bol-traject hebben gevolgd dan mannen en vrouwen met een Nederlandse achtergrond, die vaker het bbl-traject volgden. Mannen en vrouwen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond volgen het vaakst het bol-traject. Dit is van belang omdat bbl’ers al voordat zij het onderwijs verlaten een binding hebben met de arbeidsmarkt: zij combineren leren met werken bij een leerbedrijf of hadden al betaald werk voordat zij met de opleiding begonnen. In de jaren na uitstroom uit het onderwijs hebben bbl’ers dan ook vaker betaald werk dan bol’ers (Pleijers en Hartgers, 2019). Het bbl-traject wordt relatief veel gevolgd door mannen, ouderen, en in de studierichtingen recht, economie, techniek en bouw. Ook als met de gevolgde studierichting rekening wordt gehouden, is het zo dat mannen met een migratieachtergrond vaker het bbl-traject volgen. In de onderzochte periode 2007/’08 tot en met 2013/’14 nam het aandeel van het bbl-traject af ten opzichte van het aandeel van het bol-traject.

7.4.2 Gevolgde leerweg van mbo-gediplomeerden (mbo-2-4)1), naar achtergrond, 2007/'08-2013/'14

%

Bol Bbl

Nederla…

Mannen

Turks Marokka… Surinaa… Antilliaans Nederla…

Vrouwen

Turks Marokka… Surinaa… Antilliaans 0

25 50 75 100

1) Drie jaar na verlaten onderwijs nog ingeschreven in BRP en (nog) niet teruggekeerd in onderwijs. Niet alle arbeidsmarktuitkomsten van de vier grootste groepen met een niet-westerse achtergrond in combinatie met alle onderzochte diplomaniveaus kunnen hier worden beschreven. Daarom is ervoor gekozen om de arbeidsmarktuitkomsten van mensen met een mbo-3-diploma (bol en bbl) of mbo-4-diploma (bbl) in de tekst buiten beschouwing te laten.4)

Netto arbeidsdeelname een jaar na uitstroom uit het

In document Jaarrapport Integratie 2020 (pagina 138-141)