• No results found

Bijdrage van factoren in verschil kans op veroordeling Figuur 8.6.3 geeft voor tweede generatie jongvolwassen mannen met een Turkse,

In document Jaarrapport Integratie 2020 (pagina 180-183)

Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse migratieachtergrond weer wat het verschil is met jongvolwassen mannen met een Nederlandse achtergrond in het aandeel

jongvolwassenen dat minstens eenmaal is veroordeeld. Dit verschil wordt weergegeven aan de hand van de bijdrage van de vijf achtergrondkenmerken waarvoor is

gecontroleerd. Daarbij is ook het onverklaarde verschil als categorie opgenomen. Bij jongvolwassenen met een tweede generatie Marokkaanse migratieachtergrond is het onverklaarde verschil met 12,9 procentpunt erg groot. Dat wil zeggen: van het verschil van 19,8 procentpunt tussen jongvolwassen mannen met een tweede generatie Marokkaanse migratieachtergrond en jongvolwassen mannen met een Nederlandse achtergrond kan 12,9 procentpunt niet verklaard worden door de achtergrondkenmerken die in het model zijn opgenomen. De overige 6,9 procentpunt kan wel worden verklaard door verschillen in achtergrondkenmerken die in het model zijn opgenomen.

In het geval van jongvolwassen tweede generatie mannen met een Turkse, Surinaamse of Antilliaanse migratieachtergrond kon bijna het volledige verschil worden verklaard. Het onverklaarde verschil met jongvolwassen mannen met een Nederlandse achtergrond is voor deze groepen bijna nihil. Het negatieve onverklaarde verschil (–0,2 procentpunt) bij jongvolwassen mannen met een tweede generatie Turkse migratieachtergrond geeft aan dat hun kans op een veroordeling na correctie zelfs iets lager ligt dan onder

jongvolwassen mannen met een Nederlandse achtergrond.

Opleidingsniveau en gezinsstructuur belangrijke verklaringen voor hoger aandeel veroordelingen

Verschillen in gemiddeld opleidingsniveau en in ouderlijke- en gezinsstructuur van de tweede generaties blijken belangrijke verklaringen voor een grotere kans op een veroordeling als jongvolwassene. Dat geldt voor zowel de mannen als de vrouwen uit de onderzoekspopulatie. Eerder bleek al dat de kans op een veroordeling voor

jongvolwassenen die op hun 15e op het vmbo zaten veel hoger ligt dan voor

jongvolwassenen die toen op vwo bovenbouw zaten. Het hoge aandeel tweede generatie Turken en Marokkanen op het vmbo heeft daarmee dus een sterke impact op de kans op een veroordeling als jongvolwassene. Bij jongvolwassen met een tweede generatie Surinaamse of Antilliaanse migratieachtergrond was eerder al te zien dat zij ook relatief vaak in hun adolescentie op het vmbo zaten, maar minder vaak dan jongvolwassenen met een tweede generatie Marokkaanse of Turkse migratieachtergrond. De invloed van het onderwijsniveau is voor tweede generatie Surinamers en Antillianen dan ook minder groot. Bij hen speelt in sterkere mate de ouderlijke- en gezinssituatie een rol in de kans op een veroordeling als jongvolwassene. Daarbij gaat het vooral om het feit dat tweede generatie jongvolwassen met een Surinaamse of Antilliaanse migratieachtergrond vaker opgroeiden in een niet-intact gezin dat en dat hun vader vaker onbekend was dan onder jongvolwassenen met een Marokkaanse en Turkse migratieachtergrond. De sociaaleconomische positie van het gezin, in hoeverre ouders zelf een crimineel verleden hebben en de woonomgeving verklaren voor de uit de onderzochte groepen ongeveer even veel.

worteling in de Nederlandse cultuur, via in elk geval één ouder die zelf ouders heeft die hier zijn geboren en biedt daarmee ondersteuning voor het idee van culturele dissonantie. 8.6.3 Bijdrage factoren verschil in kans op minimaal één veroordeling op

18-22-jarige leeftijd, mannen, naar achtergrond procentpunt

Onverklaard Ouderlijke- en gezinsstructuur

Veroordeling ouders Materiële welvaart ouders

Opleiding Woonomgeving

Turks Marokkaans Surinaams Antilliaans

-10 0 10 20 30

Leeswijzer figuur 8.6.3

De kans dat een jongvolwassen man (18-22 jaar) met een tweede generatie Marokkaanse migratieachtergrond minimaal eenmaal is veroordeeld bedraagt ongecorrigeerd

26,8 procent. Voor jongvolwassen mannen met een Nederlandse achtergrond bedraagt dit ongecorrigeerd 7,0 procent. Het verschil in kans op een veroordeling tussen beide groepen bedraagt dus 19,8 procentpunt. Deze 19,8 procentpunt wordt onderverdeeld in de categorieën waarvoor in deze analyses is gecorrigeerd, zodat inzichtelijk wordt welk deel van het verschil veroorzaakt wordt door specifieke verschillen in

achtergrondkenmerken. Van dit verschil komt 2,1 procentpunt omdat jongvolwassen mannen met een tweede generatie Marokkaanse migratieachtergrond gemiddeld een lager opleidingsniveau volgen en 1,6 procentpunt omdat zij vaker opgroeien in gezinnen met ongunstige gezinskenmerken. Van het verschil blijft 12,9 procentpunt onverklaard wat betekent dat andere achtergrondkenmerken dan in deze analyse zijn gebruikt verantwoordelijk zijn voor dit deel van het verschil met jongvolwassen mannen met een Nederlandse achtergrond.

Ook bij vrouwen zijn opleidingsniveau en gezinsstructuur belangrijke verklaringen voor verschillen

Bij tweede generatie vrouwen komt min of meer hetzelfde beeld als bij de mannen naar voren. Verschillen in ouderlijke- en gezinsstructuur en in opleidingsniveau zijn de belangrijkste verklaringen voor het verschil in de kans op een veroordeling tussen jongvolwassen vrouwen van de tweede generatie en jongvolwassen vrouwen met een Nederlandse achtergrond. Wel blijft bij de vrouwen een wat groter deel van het verschil

onverklaard. Met name bij vrouwen met een tweede generatie Antilliaanse

migratieachtergrond is dit het geval. Van het oorspronkelijke verschil van 5,1 procentpunt, blijft 1,8 procentpunt onverklaard. Opvallend is ook het onverklaarde verschil onder

jongvolwassen vrouwen met een Turkse migratieachtergrond. Dit bedraagt -1,7 procentpunt. Dit betekent dat als wordt gekeken naar de achtergrondkenmerken van jongvolwassen vrouwen met een Turkse migratieachtergrond, het model eigenlijk een grotere veroordelingskans zou verwachten dan voor deze groep het geval is. Hoe dit komt is

onbekend, omdat het onverklaarde deel factoren bevat die niet in het statistische model zijn opgenomen.

8.6.4 Bijdrage factoren verschil in kans op minimaal één veroordeling op 18-22-jarige leeftijd, vrouwen, naar achtergrond

procentpunt

Onverklaard Ouderlijke- en gezinsstructuur

Veroordeling ouders Materiële welvaart ouders

Opleiding Woonomgeving

Turks Marokkaans Surinaams Antilliaans

-3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6

Leeswijzer figuur 8.6.2.2

De kans dat een jongvolwassen vrouw (18-22 jaar) met een tweede generatie Turkse migratieachtergrond minimaal eenmaal is veroordeeld bedraagt ongecorrigeerd 2,3 procent. Voor jongvolwassen vrouwen met een Nederlandse achtergrond bedraagt deze kans ongecorrigeerd 1,5 procent. Het verschil in kans op een veroordeling tussen beide groepen bedraagt dus 0,8 procentpunt. Deze 0,8 procentpunt wordt onderverdeeld in de categorieën waarvoor in deze analyses is gecorrigeerd, zodat inzichtelijk wordt welk deel van het verschil veroorzaakt wordt door specifieke verschillen in

achtergrondkenmerken. Van dit verschil komt 0,9 procentpunt omdat jongvolwassen vrouwen met een tweede generatie Marokkaanse migratieachtergrond gemiddeld een lager opleidingsniveau volgen en 0,4 procentpunt omdat zij vaker opgroeien in gezinnen met ongunstige gezinskenmerken. Het deel dat onverklaard blijft is met -1,7 procentpunt negatief. Dit betekent jongvolwassen vrouwen met een Turkse migratieachtergrond een

van het verschil blijft onverklaard. Dit betekent dat andere achtergrondkenmerken dan in deze analyse zijn gebruikt verantwoordelijk zijn voor dit deel van het verschil met jongvolwassen vrouwen met een Nederlandse achtergrond.

In document Jaarrapport Integratie 2020 (pagina 180-183)