• No results found

Nationale en internationale ontwikkelingen

Dankzij recente nationale en internationale ontwikkelingen staat de vervolgingsuitsluitings-grond in artikel 316 Sr momenteel ter discussie. In de inleiding werd reeds ingegaan op het feit dat steeds meer mensen op huwelijkse voorwaarden of in beperkte gemeenschap van goederen trouwen. Nu het initiatiefwetsvoorstel Berndsen c.s. is aangenomen, zal dit alleen maar vaker voorkomen. Deze wet introduceert namelijk de beperkte gemeenschap als stan-daard, ten koste van de algehele gemeenschap. Dit gegeven tast de materiële grond voor de vervolgingsuitsluiting aan.

De morele grond is onder druk komen te staan, omdat ook buiten het huwelijk mensen ‘innig op elkaar betrokken’ kunnen zijn. Moderne samenlevingsvormen, waarbij koppels als man en vrouw samen leven zonder met elkaar in het huwelijk te treden, winnen snel aan populariteit. De ongelijke behandeling van gehuwden en ongehuwden lijkt daardoor steeds willekeuriger. Een laatste ontwikkeling die noopt tot heroverweging van artikel 316 Sr is het feit dat ook op internationaal niveau de roep om economisch geweld tussen partners aan te pakken luider wordt. Hoewel dit nog niet heeft geresulteerd in een expliciete verplichting om vermogens delicten tussen huwelijkspartners te criminaliseren of te vervolgen wordt economisch geweld al wel genoemd als vierde pijler van huiselijk geweld.14

1.5. Probleemstelling en onderzoeksvragen

Gezien de nadruk die er vanuit nationale en internationale politiek wordt gelegd op de aanpak van geweld binnen de huiselijke context is het opmerkelijk dat er zo weinig oog is voor de vier-de dimensie van huiselijk geweld: economisch geweld. Terwijl fysiek, psychisch en seksueel geweld tussen partners veelvuldig is bestudeerd, zijn empirische studies naar economisch geweld in huiselijk geweldsituaties op twee handen te tellen. Alleen al om deze reden verdie-nen vermogensdelicten tussen huwelijkspartners – als vorm van economisch geweld – nader te worden bestudeerd.

14 Zo wordt huiselijk geweld in het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld gedefinieerd als: (…) alle vormen van fysiek, seksueel, psychologisch of economisch geweld dat plaatsvindt binnen het gezin of het huishouden of tussen voormalige of huidige echtgenoten of partners, ongeacht of de dader in dezelfde woning als het slachtoffer verblijft of heeft verbleven (art. 3b).

Bovendien kunnen vermogensdelicten binnen (gewelddadige) huwelijken grote consequenties hebben voor de getroffenen. In het ergste geval wordt de financiële zelfredzaamheid van de benadeelde partij ondermijnd en belandt hij/zij in de schuldsanering of kan hij/zij vanwege het gebrek aan eigenstandige financiële draagkracht de relatie niet beëindigen.

Toch is in het verleden besloten strafvervolging voor vermogensdelicten binnen huwelijken uit te sluiten. Met een beroep op de bijzondere financiële verhoudingen tussen partijen (materiële grond) en hun innige relatie (morele grond) werd destijds artikel 316 Sr geïntroduceerd. In het licht van de recente veranderingen binnen het Nederlandse huwelijksvermogensrecht en de internationale roep om aanpak van economisch geweld binnen de huiselijke context dient een dergelijke vervolgingsuitsluitingsgrond mogelijk te worden herbezien.

Vóórdat men echter (eventueel) kan overgaan tot wijziging van artikel 316 Sr is het wenselijk eerst de aard en omvang van de problematiek in kaart te brengen en de mogelijke gevolgen die een dergelijke wijziging met zich mee zou brengen. Ook moet worden bezien wat het civiele recht voor de slachtoffers kan betekenen. Deze probleemstelling is verder uitgewerkt in de hierna genoemde onderzoeksvragen, verdeeld over drie categorieën:

Vragen met betrekking tot de aard en omvang van de problematiek (§ 1.5.1.)

Vragen met betrekking tot het recht (civiel- en strafrecht) (§ 1.5.2.)

Vragen met betrekking tot het buitenland (§ 1.5.3.) 1.5.1. Vragen met betrekking tot aard en omvang

1. Wat is de aard van de problematiek?

a. Wat is de aard van de problematiek ten aanzien van het zich voordoen van de verschillende typen van vervolging uitgesloten delicten tussen gehuwden en geregistreerde partners (volgens professionals)? En van de overige vormen van economisch geweld?

b. Wat zegt jurisprudentieonderzoek naar artikel 316 Sr over de aard van de proble-matiek/situaties bij gescheiden partners en in hoeverre speelde deze al ten tijde van het huwelijk?

c. Wat zegt jurisprudentieonderzoek naar civiele zaken over de aard van de proble-matiek tussen gehuwden en geregistreerde partners?

2. Wat zijn de omstandigheden en de situaties waarin deze problematiek zich voordoet volgens de professionals?

3. Is er een globale inschatting te maken van de omvang van deze problema- tiek tussen gehuwde en geregistreerde partners?

In paragraaf 1.3 werd een limitatieve opsomming gegeven van alle delicten die binnen de wer-king van artikel 316 Sr vallen. De betreffende vermogensdelicten zullen de basis vormen voor de rest van het rapport, in die zin dat we ons vooral zullen concentreren op de strafgedra-gingen die van vervolging zijn uitgesloten. Overige vormen van economisch misbruik zullen slechts zijdelings aan de orde komen.

interviews met professionals. Voor wat betreft de aard van de vermogensdelicten (en overige economisch geweld) wordt ook jurisprudentie bestudeerd. Via het feitenrelaas proberen we te achterhalen welke vormen van economisch wangedrag in de rechtspraktijk voorkomen. Hierbij is niet alleen gekeken naar strafzaken, maar ook naar civiele zaken, omdat deze eveneens licht kunnen werpen op de problematiek. Ook in het Burgerlijk Wetboek staan bepalingen die partij-en kunnpartij-en beschermpartij-en tegpartij-en financieel nadeel als gevolg van bedrog of bedreiging.15 Hoewel we bij dit soort zaken een slag om de arm moeten houden – uit het civiele vonnis kunnen we niet met 100% zekerheid opmaken of het ook daadwerkelijk een strafbaar feit betreft – helpt het ons wel een beeld te vormen van de manier waarop en omstandigheden waaronder huwe-lijkspartners elkaar opzettelijk financieel nadeel berokkenen.

1.5.2. Vragen met betrekking tot het recht

Vragen met betrekking tot het strafrecht

4. Wat vinden professionals van de vervolgingsuitsluitingsgrond? 5. Wat is de aangiftebereidheid van slachtoffers?

a. In hoeverre zouden slachtoffers daadwerkelijk een strafrechtelijk traject in willen gaan in relatie tot de reeds bestaande civielrechtelijke mogelijkheden?

6. Zien professionals een toegevoegde waarde in het strafrecht?

7. Hoe zouden zij een klachtrecht beoordelen ten opzichte van het doen van aangifte? 8. Wat is de kans op pesterijen in geval van conflictueuze scheidingen door onterecht

aangifte te doen en wat zou daar tegen te doen zijn?

9. Wat zouden de consequenties zijn van de wijziging van het huwelijksvermogens recht als gevolg van de Wet van 24 april 2017 voor de omvang van de problematiek in strafrechtelijke zin?

Vragen met betrekking tot het civiele recht

10. Op welke civielrechtelijke regelingen zou een slachtoffer zich kunnen beroe- pen bij schending van een van deze typen delicten en in welke situaties? 11. Voor welke delicten die zijn uitgesloten biedt het civiele recht geen regelin- gen?

12. Hoe waarderen de professionals een gang naar de civiele rechter? a. Wat zien zij als voor-/nadelen ten opzichte van het strafrecht? b. Bevorderen de professionals een gang naar de civiele rechter?

15 Zie bijvoorbeeld artikel 3:44 BW (vernietigbare rechtshandelingen op basis van bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden), artikel 1:164 BW (schadevergoeding bij benadeling gemeenschap) en artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad).

13. Wat zouden de consequenties zijn van de wijziging van het huwelijksver- mogensrecht als gevolg van de Wet van 24 april 2017 voor de omvang van de problematiek in civielrechtelijke zin?

De juridische vragen worden alle beantwoord aan de hand van interviews met professionals. Welke professionals dat precies zijn, wordt toegelicht in paragraaf 1.6.3 hieronder.

Voor wat betreft de vragen over het gewijzigde huwelijksvermogensrecht (onderzoeksvragen 9 en 13) nog het volgende. Onze hypothese is dat de wijziging de legitimiteit van afschaffing van de vervolgingsuitsluitingsgrond doet toenemen. In dat geval zal het aantal huwelijken waarin bepaalde goederen of financiën van de gemeenschap zijn uitgesloten namelijk toene-men. Waar je bij volledige gemeenschap nog kunt betogen dat diefstal niet mogelijk is – je kunt immers zaken waarvan je mede-eigenaar bent niet stelen – daar wordt dat bij goederen die buiten de gemeenschap vallen lastiger. Met andere woorden, het materiële bezwaar tegen strafvervolging kalft steeds verder af.

Echter, met de inwerkingtreding van de Wet van 24 april 2017 nemen mogelijk ook de financië-le risico’s voor de benadeelde echtgenoot af. Ten eerste omdat (voorhuwelijkse) privéschulden en schenkingen, erfenissen en dergelijke vanaf dat moment buiten de gemeenschap vallen. Dit betekent bijvoorbeeld dat een echtgenoot die liegt over voorhuwelijkse privéschulden, niet langer zijn of haar nieuwe echtgenoot benadeelt. Ten tweede worden privégoederen van de echtgenoot – niet zijnde de schuldenaar – beter beschermd tegen verhaal door privéschuldei-sers van de andere echtgenoot. Het nieuwe derde lid van artikel 1:96 BW voorkomt namelijk dat het aandeel van de ene echtgenoot in de gemeenschapsgoederen ten prooi valt aan de schuldeisers van de andere echtgenoot.16 Ten derde heeft de Wet gunstige gevolgen voor de ene echtgenoot in geval de gemeenschapsgoederen bij ontbinding van de gemeenschap on-toereikend zijn om de gemeenschapsschulden te betalen (negatief saldo). De schuld die onder de streep resteert, wordt bij de echtgenoot gelegd die de schuld ten koste van de gemeenschap is aangegaan (artikel 1:96 lid 7 BW). De andere echtgenoot blijft dus gevrijwaard van schulden.17 Omdat de gevolgen van financieel wangedrag voor de slachtoffers minder ingrijpend zullen zijn, vermindert dit mogelijk hun behoefte aan strafvervolging.

Aan de ene kant verhoogt het gewijzigde huwelijksvermogensrecht dus de legitimiteit van strafvervolging (de rol van het materiële bezwaar wordt kleiner), aan de andere kant verkleint het wellicht de behoefte aan strafvervolging vanuit de slachtoffers. Beide hypothesen worden getoetst aan de mening van de professionals.

1.5.3. Vragen met betrekking tot het buitenlandse strafrecht

14. Bestaat er in de ons omringende landen ook een strafuitsluitingsgrond voor gehuwden?

16 Voortaan mogen privéschuldeisers enkel maar tot de helft van de gemeenschapsgoederen verhaal uitoefenen. De andere helft van de executieopbrengst komt ten bate van het privévermogen van de andere echtgenoot (de niet-schuldenaar). 17 Dankzij de nieuwe wet worden de financiële (verhaals)risico’s voor de andere echtgenoot dus verminderd. Aan de andere kant neemt diens bescherming juist weer iets af door het vervallen van artikel 61 lid 5 Faillisementswet, dat de benadeelde partij bescherming bood wanneer de schuldenaar privégoederen had vervreemd (recht op terugneming van de koopprijs).

a. Zo ja, gaat het daarbij om dezelfde delicten?

b. Zo ja, welke redenen worden in het buitenland aangehaald om de strafuitslui-tingsgrond te rechtvaardigen?

c. Zo nee, heeft in het verleden wel een strafuitsluitingsgrond bestaan en waarom is ze afgeschaft?

d. Zo nee, hoe is de strafbaarstelling en strafvervolging van vermogensdelicten in het buitenland vormgegeven?

Via vraag 14) proberen we zicht te krijgen op de manier waarop buitenlandse wetgevers met vermogensdelicten binnen het huwelijk omgaan. Argumenten die in het buitenland worden gebruikt vóór of tegen strafuitsluiting zijn mogelijk ook relevant voor de Nederlandse situatie. Een quickscan van de wetgeving in de ons omringende landen leert dat ook in het buitenland bijzondere regels gelden voor vermogensdelicten binnen het huwelijk. Zo luidt artikel 462 van de Belgische Strafwet:

Diefstallen gepleegd door een gehuwde ten nadele van zijn echtgenoot, door een weduw-naar of een weduwe wat zaken betreft die aan de overleden echtgenoot hebben toebe-hoord, door afstammelingen ten nadele van hun afstammelingen, of door aanverwanten in dezelfde graden, geven alleen aanleiding tot burgerrechtelijke vergoeding.

Het eerste lid is niet van toepassing wanneer deze diefstallen zijn gepleegd ten nadele van een persoon die kwetsbaar is ten gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid.

Ieder ander persoon die aan deze diefstallen deelneemt of die de gestolen voorwerpen of een gedeelte ervan heeft, wordt gestraft alsof het eerste lid niet bestond.

Artikel 462 wordt gezien als een verschoningsgrond die – net als in Nederland – de ontvanke-lijkheid van het OM in de strafvervolging aantast. Het artikel is niet alleen van toepassing op diefstal binnen het huwelijk, maar is ook van toepassing op ‘misbruik van vertrouwen’ (artikel 491 jo 492 Strafwet), oplichting (artikel 496 jo 504 Strafwet) en bedrog (artikelen 498 en 499 jo 504 Strafwet).18 Ook in België staat deze constructie ter discussie.19

In Duitsland komen vermogensdelicten binnen het huwelijk weliswaar voor strafvervolging in aanmerking, maar zijn het allemaal relatieve klachtdelicten20 ,terwijl de Oostenrijkse wetgever het wett lijk strafmaximum in dit type zaken heeft verlaagd.21 Ongeacht de waarde van het gestolen, beschadigde of verduisterde goed, hangt de echtgeno(o)t(e) een maximale gevange-nisstraf van slechts zes maanden boven het hoofd. Bovendien mag in dit soort zaken niet het

18 De verschoningsgrond wordt ook in verband gebracht met afpersing, heling, vernieling van documenten en informati-cabedrog (zie B. Ketels & W. de Bondt, annotatie bij Grondwettelijk Hof nr. 116/2007 van 19 september 2007 waarin de vraag centraal stond of de grond ook niet van toepassing diende te zijn op ongehuwd samenwonenden (https://biblio. ugent.be/publication/389921/file/6798887.pdf).

19 Ketels & De Bondt (2007) pleiten bijvoorbeeld voor afschaffing van de verschoningsgrond.

20 Het betreft hier de zogenaamde Haus- und Familiendiebstahl (247 Strafgesetzbuch) (§ 247 StGB Haus- und Familien-diebstahl) Ist durch einen Diebstahl oder eine Unterschlagung ein Angehöriger, der Vormund oder der Betreuer verletzt oder lebt der Verletzte mit dem Täter in häuslicher Gemeinschaft, so wird die Tat nur auf Antrag verfolgt.

Openbaar Ministerie vervolgen, maar is het slachtoffer zelf verantwoordelijk voor de strafver-volging (Privatanklage).22

In Engeland, ten slotte, gold onder common law rechtspraak nog een uitzondering voor ge-huwden. Tegenwoordig gelden voor hen echter dezelfde regels als voor ieder ander.23 Uit de quickscan blijkt dat een rechtsvergelijking interessante resultaten oplevert. Blijkbaar hebben ook buitenlandse wetgevers met het fenomeen geworsteld en de gekozen oplossingen zijn zeer divers.