• No results found

Jurisprudentieonderzoek strafrecht 1. Vermogensdelicten

AARD: JURISPRUDENTIE

3.3. Jurisprudentieonderzoek strafrecht 1. Vermogensdelicten

Binnen het rechtsgebied ‘strafrecht’ werd eerst gezocht op de zoektermen ‘artikel 316’ en ‘art. 316’. Dit leverde op 20 februari 2017 in totaal 220 treffers op, waarvan uiteindelijk 9 rele-vant bleken voor onze studie. Hierbij zijn niet alleen zaken waarin artikel 316 lid 2 Sr centraal stond geïncludeerd, maar ook de zaken waarin artikel 316 lid 1 Sr werd behandeld. Hoewel het OM in deze laatste categorie zaken vaak niet-ontvankelijk werd verklaard, kon het feiten-relaas toch informatie bevatten over het vermogensdelict dat aan de vervolging ten grond-slag lag. In tabel 3.1 zijn de 9 bestudeerde zaken weergegeven.

Tabel 3.1. Vermogensdelicten (ex)gehuwden en artikel 316 lid 1 en 2 Sr

Artikel 316 lid 1 Artikel 316 lid 2

1. ECLI:NL:HR:2011:BQ5725 8. ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ7853 2. ECLI:NL:RBZUT:2012:BW5173 9. ECLI:NL:GHARL:2016:10169 3. ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ6096 4. ECLI:NL:GHSHE:2007:BB4471 5. ECLI:NL:GHSHE:2000:AA8208 6. ECLI:NL:HR:2014:1574 7. ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ7621

In de eerste zaak stond de afpersing van een (ex)echtgenote centraal.51 Het betrof hier een echtpaar dat de overwaarde van hun huis (€332.95,42) in bewaring had gegeven bij een notaris vanwege de ophanden zijnde scheiding. Nog voordat het huwelijk officieel was ontbonden, lokte de verdachte zijn vrouw naar een woning, waar zij door verdachte en twee medeplichti-gen werd meemedeplichti-genomen naar de kelder. Daar werd zij gedurende anderhalve dag vastgehouden en – onder bedreiging met een vuurwapen – gedwongen verschillende documenten te teke-nen en een verklaring op te stellen waarin zij akkoord ging met een voor verdachte gunstige verdeling van het in depot gestorte geldbedrag. Tevens werd zij door verdachte gedwongen de notaris te bellen om te bevestigen dat zij deze verdeling inderdaad wenste. Hierop maakte de notaris €180.000 euro over op de rekening van de minnares van verdachte en €150.000 op de rekening van de vader van zijn vrouw. Verdachte werd uiteindelijk vervolgd wegens, onder andere, medeplegen wederrechtelijke vrijheidsberoving en medeplegen bedreiging, maar ook wegens afpersing van zijn vrouw (artikel 317 Sr). Op dit laatste punt werd het OM door het Hof Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard, vanwege de vervolgingsuitsluitingsgrond (artikel 319 jo 316 Sr).52

In de tweede zaak betrof het een geval van diefstal met geweld tussen echtgenoten.53 Het feit

51 ECLI:NL:HR:2011:BQ5725.

52 Overigens is het de vraag of het Hof terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het Hof het tijdstip van het misdrijf beslissend heeft geacht en niet het tijdstip van vervolging, toen echtgenoten al waren gescheiden (zie conclusie Knigge in ECLI:NL:PHR:2011:BQ5725).

dat zijn echtgenote een nieuwe relatie was begonnen, was voor de man aanleiding haar en haar nieuwe vriend herhaaldelijk telefonisch te bedreigen. Maar daar bleef het niet bij. Op een dag pakte hij zijn echtgenote vast, rukte met kracht aan haar tas, sloeg haar, en dwong haar haar tas, met daarin haar geld, bankpassen, identiteitskaarten en portemonnee, aan hem af te staan. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk ten aan-zien van de ten laste gelegde diefstal met geweld op basis van artikel 316 Sr. Verdachte was ten tijde van het delict – en ten tijde van de strafzaak – nog steeds getrouwd met het slachtoffer. Ook in zaak drie kwam diefstal met geweld voor.54 De verdachte had samen met twee mede-plichtigen zijn toenmalige echtgenote opgezocht, omdat zij hem nog geld schuldig zou zijn. Onder bedreiging met een pistool nam hij haar haar handtas, portemonnee en telefoon af. Hij was op dat moment – en ook tijdens de daaropvolgende vervolging – met het slachtoffer getrouwd. De man werd uiteindelijk wegens medeplegen van bedreiging veroordeeld, maar voor de (vermeende) diefstal kon niet worden vervolgd.

Er was eveneens sprake van diefstal in zaak vier.55 De uitspraak bevat niet meer feitelijke infor-matie dan dat de echtgenote verschillende keren ‘een hoeveelheid geld’ van haar man heeft weggenomen. In dit geval was het OM toch ontvankelijk, omdat de echtscheiding reeds was uitgesproken voor aanvang van de vervolging.56

Een ietwat vreemde eend in de bijt is de vijfde zaak.57 In deze zaak werd een man vervolgd wegens het doen van valse aangifte van diefstal. De man beweerde dat zijn toenmalige echtge-note zonder zijn toestemming zijn auto had weggenomen. Het Hof achtte de bewering van de man aannemelijk geworden, wat op zijn beurt resulteerde in vrijspraak voor het doen van valse aangifte: De diefstal had immers daadwerkelijk plaatsgevonden. Hoewel het in deze zaak dus niet ging om vervolging van de stelende echtgenote, kan er wel uit worden opgemaakt, dat er binnen het huwelijk (waarschijnlijk) een vermogensdelict is gepleegd.

De zesde zaak is de behandeling in cassatie van een arrest van het Hof Leeuwarden waarin verdachte wegens poging zware mishandeling en vernieling was veroordeeld (artikel 350 Sr).58 Uit de bewezenverklaring blijkt dat de verdachte een voordeur, diverse ramen, een televisie, een computer en/of een tafel had beschadigd door er tegenaan te trappen en ze met een kap-mes te bewerken. Omdat verdachte ten tijde van het delict en de vervolging nog steeds met zijn vrouw was getrouwd, casseerde de Hoge Raad de uitspraak van het Hof ten aanzien van de veroordeling voor vernieling.

In zaak zeven wordt buiten de tenlastelegging niet verder ingegaan op de feitelijke toedracht van het incident.59 Naast de tenlastegelegde bedreiging zou verdachte zich ook schuldig heb-ben gemaakt aan vernieling of beschadiging van de voorgevel van de gezamenlijke woning,

54 ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ6096. 55 ECLI:NL:GHSHE:2007:BB4471.

56 Dit was zelfs de centrale rechtsvraag in deze zaak. Het Hof besliste uiteindelijk dat niet het tijdstip van het plegen van het feit, maar de vervolging beslissend waren voor de vraag of het OM al dan niet ontvankelijk was in de vervolging. Indien de betrokkenen op het moment van aanvang van de vervolging formeel gescheiden zijn, is artikel 316 Sr niet van toepassing. 57 ECLI:NL:GHSHE:2000:AA8208.

58 ECLI:NL:HR:2014:1574. 59 ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ7621.

een houten tuinbank, een tuinstoel en/of een tuinbeeld. De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk voor wat betreft de tenlastegelegde vernieling, omdat de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten nog met het slachtoffer was getrouwd.60

In zaak acht had de echtgenote op 10 september 2014 een verzoek tot echtscheiding inge-diend.61 Op 2 november 2015 begaf haar man zich met een hamerkop naar haar woning om inlichtingen te vragen over een door haar gedane aangifte wegens mishandeling. Toen de vrouw niet opendeed, sloeg de man de voordeur van haar woning in, ging de woning binnen en beschadigde verschillende goederen, zoals meubels, de televisie, een spiegel en een koelkast. Het OM vervolgde de man wegens vernieling, bedreiging en mishandeling. Het verweer dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk diende te worden verklaard in de vervolging wegens vernieling, omdat de echtgenoten op 2 november 2015 nog niet formeel van elkaar waren gescheiden en er nog steeds sprake was van een gemeenschap tussen verdachte en aangeef-ster werd door het hof Arnhem-Leeuwarden verworpen. Het Hof baseert zich hierbij op de overweging dat de wettelijke gemeenschap op het moment van indiening van het verzoek tot echtscheiding werd ontbonden (artikel 1:99 lid 1(b) BW). Ondanks het feit dat er nog geen daadwerkelijke verdeling van de goederen had plaatsgevonden, waren de echtgenoten volgens het hof wel degelijk van goederen gescheiden in de zin van artikel 316 lid 1 Sr. Conclusie: het OM mocht vervolgen.

In zaak negen, ten slotte, werd een man onder andere verdacht van oplichting (art. 326 Sr).62 Hij had zijn ex-geregistreerd partner wijsgemaakt dat hij nog €551.000 tegoed had van een Duitse bank en had haar gevraagd een geldbedrag van €28.000 over te maken ter voldoening van de overdrachtsbelasting. Omdat het geregistreerd partnerschap ten tijde van de eerste vervolgingshandeling al was ontbonden, had het slachtoffer een officiële klacht in moeten dienen. Nu dit was nagelaten, werd de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, maar ditmaal op basis van artikel 316 lid 2 Sr.

3.3.2. Andere vormen van economisch wangedrag en economisch geweld

Om ook andere vormen van economisch wangedrag/geweld in kaart te brengen is binnen de strafzaken eveneens gezocht op de combinatie van ‘huiselijk geweld’ en ‘echtgenote’ (111 treffers). Nalezing van deze treffers leverde uiteindelijk vier unieke zaken op waarin sprake was gedragingen die mogelijk kunnen worden gekwalificeerd als economisch wangedrag/ geweld.

In de eerste zaak stond een man terecht, onder andere vanwege een verdenking van mishan-deling van zijn echtgenote.63 Bij de behandeling van de bewijsmiddelen merkt het Hof overi-gens op dat het slachtoffer – voorafgaand aan de mishandeling – de autoruit van de auto van haar man aan het bewerken was met een steen.

60 Of er ten tijde van de aanvang van de vervolging nog steeds sprake was van een huwelijk wordt in de uitspraak niet behandeld.

61 ECLI:NL:GHARL:2016:10169. 62 ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ7853. 63 ECLI:NL:GHSHE:2014:127.

In de tweede zaak moest de rechtbank oordelen over de vraag of een man zijn vrouw weder-rechtelijk van haar vrijheid had beroofd.64 Hij had haar verboden uit huis te gaan en had – om zijn verbod kracht bij te zetten – haar schoenen, paspoort, huissleutel en bankpas afgenomen. Deze laatste gedraging zou kunnen wijzen op een vorm van economisch geweld.

In zaak drie was een man kwaad geworden op zijn vrouw, omdat zij, tegen de afspraak in, verschil-lende betalingen had verricht met een creditcard. In zijn woede vernielde hij niet alleen de televi-sie en laptop, maar sloeg hij bovendien zijn vrouw met een hamer op haar hoofd. De vrouw kwam hierdoor te overlijden. Zowel de betalingen met de creditcard (de vrouw) als de vernieling van de televisie en laptop (de man) zouden kunnen wijzen op economisch wangedrag.65

In zaak vier, ten slotte, werd de verdachte veroordeeld voor het vernielen van de broek van zijn echtgenote. In deze zaak werd – ten onrechte – geen rekening gehouden met de

vervolgingsuitsluitingsgrond.66

Buiten deze vier zaken waarin mogelijk sprake was van een vermogensdelict of andere vorm van economisch wangedrag/geweld leverde deze zoektocht niets op. Bovendien werden de betreffende handelingen vaak slechts terloops vermeld en ontbrak nadere toelichting, waar-door niet zeker is of het hier ook echt een vermogensdelict betrof. In de gepubliceerde uit-spraken van de strafrechter wordt voornamelijk aandacht besteed aan feiten die relevant zijn om het tenlastegelegde strafbare feit te bewijzen, dan wel te ontkrachten.67