• No results found

Andere professionals over het strafrecht

VERVOLGINGSUITSLUITING: STRAFRECHTACADEMICI

6.4. Andere professionals over het strafrecht

Ik vind dat als er een iets van een ander steelt, en de benadeelde is werkelijk gedupeerd en ondervindt daar nadelen van, dan moet die persoon worden beschermd net als een vreemde benadeelde. (…) Dus nee, ik zou niet zeggen dat het de voorkeur verdient om naar civielrechtelijke oplossingen te streven. Het past veel meer in het systeem, van als de een iets van de ander steelt, dat is binnen onze rechtsorde ernstig genoeg om strafver-volging in te stellen, dan moet je dat doen.

De enige reden om soms toch de voorkeur te geven aan het privaatrecht is wanneer het vermo-gensdelict mee kan worden genomen in een scheidingsconvenant en de zaak daarmee voor alle partijen voldoende is afgedaan.

Dan ben ik dus wel weer voor dat strafrecht als ultimum remedium. Ik wil zo min moge-lijk strafrecht, als het op een zakemoge-lijke manier in die scheidingsprocedure meegenomen kan worden dan heeft privaatrecht mijn voorkeur. Maar als er geen scheidingssituatie aan de orde is, en dat is de situatie die jij ook meeneemt, dan zou ik het onmenselijk vin-den om tegen de benadeelde te zeggen van ga eerst maar eens bij het civiele recht kijken of je je recht kunt halen.

Op de vraag of het strafrecht zich in bepaalde gevallen kan distantiëren van het civiele recht – bijvoorbeeld door een eigendomsbegrip te creëren dat afwijkt van het civiele eigendoms-begrip – antwoordt de derde respondent dat de relevante strafbepalingen onder de huidige dogmatiek veelal aansluiten bij het civiele eigendomsbegrip. Op basis hiervan concludeert deze respondent dan ook dat er in geval van gemeenschap van goederen geen sprake is van een strafbaar feit. Mochten we dit soort gedragingen toch willen aanpakken, ook binnen een huwelijksgemeenschap, dan zou er een eigenstandig eigendomsbegrip in het strafrecht moe-ten worden gecreëerd. Of we moemoe-ten wellicht de hele gemeenschap van goederen herzien. Dit lijkt de respondent een lastige klus, maar het overwegen waard.

6.4. Andere professionals over het strafrecht

Ook de professionals die in het kader van hoofdstuk 4 werden geïnterviewd mochten zich (facultatief) uitlaten over de vervolgingsuitsluitingsgrond. Veruit de meeste professionals zijn niet bekend met de vervolgingsuitsluitingsgrond. De meeste respondenten die deze vraag hebben beantwoord (N=9) geven aan dat de uitsluitingsgrond niet meer van deze tijd is en afgeschaft dient te worden.

Ja, dat is op zich wel een rare. Ik wist dat niet. Ik denk dat een heleboel van mijn collega’s dit niet weten. Ik denk dat er meer aandacht aan gegeven moet worden. En misschien moet daar wel verandering in plaatsvinden en in de toekomst wel strafrechtelijk vervolgd moet kunnen worden. (hulpofficier van Justitie)

Ja, dat is nieuw voor mij, dat vind ik raar. Je zegt dat ze niet vervolgd kunnen worden. Volgens mij zou dat wel anders mogen. Ik vind wel dat we daar als politie zijnde wel strafrechtelijk op moeten kunnen treden, omdat het voor mij geen verschil maakt of je een geregistreerd partnerschap hebt, of vriend en vriendin bent. (hulpofficier van justitie) Door afschaffing van de vervolgingsuitsluitingsgrond wordt er een signaal afgegeven dat ver-mogensdelicten en economisch geweld, ook tussen partners, niet acceptabel is. Voorts wordt opgemerkt dat bij afschaffing van de uitsluitingsgrond vermogensdelicten en economisch ge-weld tussen gehuwden en niet gehuwden gelijk wordt gesteld.

Alle respondenten erkennen echter ook dat afschaffing van de uitsluitingsgrond mogelijk tot meer juridische procedures en aangiftes kan leiden, wat tot extra belasting van politie en jus-titie kan leiden. Daarnaast kan een strafprocedure de verhouding tussen (ex-)partners (onno-dig) laten escaleren. Vaak speelt economisch geweld zich af tussen partners waarbij er sprake is van afhankelijkheidsrelaties en complexe problematieken. Tevens geven zij aan dat vervol-ging van vermogensdelicten binnen het huwelijk op ernstige bewijsrechtelijke problemen kan stuiten en dat de aangiftebereidheid van slachtoffers in deze zaken vaak laag is.

Het bewijzen van economisch geweld is volgens de respondenten per definitie complex en tijdrovend. Zoals eerder aangeven betreft het een verschijnsel dat maar heel langzaam de weg naar openbaarheid vindt. Zo is het lastig om vast te stellen of bepaalde gedragingen opzettelijk, moedwillig of met dwang zijn uitgevoerd of dat het bepaalde omgangspatronen tussen partners betreft. Voorts is het lastig van vermogensdelicten te spreken als het gaat om gemeenschappelijk vermogen.

Respondenten erkennen echter tevens dat de aangiftebereidheid bij slachtoffer laag is. Slacht-offers zijn vaak bang dat het doen van aangifte contraproductief is en de toch al gespannen verhoudingen tussen (ex-)partners verder onder druk worden gezet.

Vrouwen willen vaak geen extra reden hebben om de man meer boos te maken of meer in een onveilige situatie te komen en wegen af of de financiële schade de moeite waard is op meer onveiligheid of meer stress. (medewerker Vrouwenopvang)

Ja vanwege loyaliteit. Want hier gaat dan, dan komt er echt oorlog……Je bent gewoon onderdeel van het systeem en ook al wordt je onrecht aangedaan of mishandeling of wat dan ook dan kun je vluchten wat je wilt, maar je kunt uiteindelijk nooit echt vluchten, want het zit in je en je blijft altijd een onderdeel van het systeem. (medewerker Vrouwen-opvang)

Zij zien geen meerwaarde in afschaffing van de uitsluitingsgrond. Bovendien zijn zij van me-ning dat het strafrecht in dezen een te zwaar middel is en dat justitie zich niet moet mengen in privézaken. Een lichtvaardige inzet van het strafrecht kan de verhoudingen tussen de betrok-ken partijen grondig verstoren.

Ik vraag me af wat je daarmee opschiet. Ik denk niet dat straffen de oplossing is, volgens mij is het een betere oplossing om in gesprek te gaan. Waar komt dit gedrag vandaan? (bewindvoerder)

Gevoelsmatig zou mijn eerste instinct zijn dat je dat moet handhaven. Hoe zal ik dat mo-tiveren? Ik denk om te beginnen dat je … je moet voorkomen dat binnen echtelijke relaties strafvervolging ontstaat. Dat lijkt mij een kwalijke zaak. Binnen relaties gebeuren veel dingen die buiten de relatie onacceptabel zijn. De grenzen liggen anders binnen gezin-nen, binnen relaties. Ik denk dat het te zwaar middel is. Ja, kijk … veel mensen zijn nu ook binnen gemeenschap van goederen getrouwd. Dat is een keuze he? Ik kan me heel moeilijk voorstellen hoe je dat moet zien, een aangifte wegens verduistering binnen de gemeenschap van goederen. Ik zou vanwege het speciale karakter van het huwelijk of spe-ciale karakter van de relatie geen voorstander van afschaffen zijn. (advocaat/mediator)

6.5. Conclusie

De geïnterviewde hoogleraren en UHD straf(proces)recht zijn niet gelukkig met de huidige vervolgingsuitsluitingsgrond. Allen willen de vervolgingsuitsluitingsgrond geheel of deels afschaffen. Twee respondenten zijn voor volledige afschaffing, en één respondent wil straf-vervolging in geval van huwelijkse voorwaarden mogelijk maken. In het geval van huwelijkse voorwaarden speelt de materiële grond voor alle respondenten een te kleine rol om de uitslui-tingsgrond te kunnen (blijven) rechtvaardigen.

De strafacademici dichten wel meer belang toe aan de materiële grond in geval van een huwe-lijksgemeenschap. Voor één respondent is dit zelfs reden de vervolgingsuitsluitingsgrond voor die gevallen te handhaven – betrokkenen hebben immers zelf gekozen het risico ten opzichte van elkaar te nemen. De tweede respondent onderschrijft de eigen verantwoordelijkheid van partijen, maar verbindt daar niet de conclusie aan dat de vervolgingsuitsluitingsgrond moet worden gehandhaafd. De derde respondent concludeert dat de bijzondere vermogensrechte-lijke verhouding tussen partijen ervoor zorgt dat er überhaupt geen sprake is van een strafbaar feit.

De morele grond in religieuze zin – het huwelijk is een onverbrekelijke eenheid – is volgens alle respondenten achterhaald. Twee van hen pleiten op basis van privacyoverwegingen en de ultimum remedium gedachte wel voor een terughoudend strafrecht. Een derde hecht meer waarde aan het feit dat ook andere geweldsvormen de laatste decennia uit de privésfeer en in het publieke domein zijn getrokken. Indien het privébelang tot vrijwaring van overheidsbe-moeienis het publieke belang voor vervolging overschaduwt – bijvoorbeeld als partijen vermo-gensdelicten naar tevredenheid via een echtscheidingsconvenant kunnen regelen – dan kan

dat via het opportuniteitsbeginsel tot uitdrukking worden gebracht. Wanneer dat niet het geval is, dan zal strafvervolging een reële optie moeten zijn.

De toegevoegde waarde van het strafrecht wordt door de respondenten vooral gezien in de bescherming die het strafrecht aan slachtoffers kan bieden. Strafrechtelijke interventie kan een preventieve werking hebben of recidive voorkomen. Het bewerkstelligen van meer gerechtig-heid wordt ook als een toegevoegde waarde gezien. Daarnaast biedt het strafproces slachtof-fers allerlei voordelen ten opzichte van een civiele procedure (sneller, kosteloos, executie van overheidswege, schadevergoedingsmaatregel, een ‘publiek forum’).

Of slachtoffers daadwerkelijk aangifte zullen doen, is voor de geïnterviewde academici lastig in te schatten. Veel zal afhangen van casus-specifieke factoren. Eén respondent vreest dat de aangiftebereidheid – net als bij andere strafbare feiten in de huiselijke sfeer – laag zal zijn. Verder zijn de respondenten eensgezind in hun antwoord op de vraag of er een risico is op valse aangiften: Dat risico is er, net als bij andere vormen van (huiselijk) geweld. Zij adviseren politie en OM dan ook voorzichtigheid te betrachten, zeker in het geval van een conflictueuze scheiding.

Hoewel er dus consensus bestaat over de onwenselijkheid van handhaving van de strafuit-sluitingsgrond in de huidige vorm, variëren de respondenten in de manier waarop zij de straf-rechtelijke reactie op vermogensdelicten binnen het huwelijk zouden willen vormgeven. Eén respondent pleit voor gedeeltelijke afschaffing van de strafuitsluitingsgrond in geval van hu-welijkse voorwaarden, de tweede respondent wil dit type delicten liefst vormgeven als klacht-delict, terwijl de derde respondent de voorkeur geeft aan een normale aangifteprocedure ge-combineerd met een correcte toepassing van het opportuniteitsbeginsel met voldoende oog is voor het standpunt van het slachtoffer ten aanzien van vervolging.

Voor wat betreft de andere professionals geldt dat veruit de meeste respondenten niet bekend zijn met de vervolgingsuitsluitingsgrond. Desondanks geven de meeste respondenten – na uitleg – aan voor afschaffing van de uitsluitingsgrond te zijn en een toegevoegde waarde te zien in het strafrecht, mede vanwege de signaalfunctie vanuit de maatschappij dat econo-misch geweld niet acceptabel is. Mogelijke belemmeringen zijn de bewijsrechtelijke proble-men en de lage aangiftebereidheid van slachtoffers.

HOOFDSTUK 7.