• No results found

Nadat Nellie, die morgen, de brief van de rederij op de mat had gevonden en nadat Jan hem had opengescheurd, was het een tijdje stil in het kamertje, ze lazen de brief

In document Jan de Hartog, Hollands glorie · dbnl (pagina 136-140)

om de beurt een keer, en nog eens weer. ‘....blijkens uwe uitlatingen en gedragingen

van recente datum ongeschikt om het bevel te voeren op een bodem van de Verenigde

Vloten, weshalve wij u door dezen kennisgeven, dat u met ingang van komende

maand uit de dienst bij de N.V. Zeesleepvaart-maatschappij Kwel & van Munster

zijt ontslagen.’

Niet te geloven! Wat?! Niet te geloven?! Nonsens! Daverende flauwe kul! Hèm,

den besten stuurman van de vloot, den jongen, dien van Munster op kosten van de

rederij had laten studeren, dien.... hèm zouden ze de zak geven?! Nee, neenee! Dat

was een vergissing, dat was een laf dreigement van dien meneer Kwel. Wanneer hij

naar Rotterdam ging en daar netjes zijn excuus aanbood, zou alles wel weer in het

reine komen. Wel ja, natuurlijk; kom, meid! Niet grienen, ben je gek! Dat is toch

allemaal maar nonsens, je moet die kerels kennen.... Kom op, schei nou uit met dat

gehuilebalk! Hoor nou, kleine Barend begint er óók al mee! Kom, meid, kom, Nellie!

Wees nou bedaard, hou je nou bedaard.... Kom! Kop op! Ik ga naar Rotterdam,

morgen, vandaag nog ga ik naar Rotterdam.... Toe nou, schei toch uit, wijf! Over

een dag of wat moet de ‘Jan’ weer varen, laten we nou de paar uren, die we nog

hebben.... hè? Nietwaar? Zeg nou zelf. Wat heb je dààr nou an. Kom, vooruit. Droog

je gezicht af.... hier, hier hè-je de handdoek.. o, is die voor de koppies; déze dan. Zo.

Nou, lach nou 's tegen duimpie? Hè? Kom; nou is alles weer in orde, wat?

Mensenkinderen, ik heb je nog nooit zo meegemaakt. Oef, is me dat een janlèle op

de vroege morgen! Zo.... nou jij rustig 't kind helpen, en ìk naar Rotterdam. Ja, lieve

schat, dat 't een dure reis is weet ik óók wel; maar dat is nou de manier, waarop

meneer Kwel z'n zondaars boete laat betalen, vat je?

Meneer Kwel heeft nog heel andere manieren, om zijn zondaar boete te laten

betalen. Er staat nog salaris voor den ontslagen stuurman, en dat eist de stuurman

op, als het mannetje met de geplakte haren en het kneveltje hem eindelijk aan zijn

verstand heeft weten te brengen, dat de directie inderdaad, ja, in-der-dààd besloten

heeft om hem te ontslaan, wegens verregaand wangedrag en opruiende uitlatingen.

Hoe de directie daar bij komt? Wel, m'n beste meneer! Neemt u ons niet kwalijk,

maar.... Pardon? U neemt 't ons wèl kwalijk, zegt u. Mooi. Dan zullen wij u even

voorlezen wat wìj u kwalijk nemen. Pingelingeling, 't belletje. Nog zo'n mannetje

met geplakte haren, maar zonder kneveltje. Och, breng even 't dossier Wandelaar,

J... Het mannetje met de knevel gaat door met in de paperassen te snuffelen, terwijl

de stuurman, die kwalijk neemt, overmoedig maar toch heel onzeker staat te fluiten

voor 't loket en met harde vingers op 't bruine plankje trommelt, sinister benieuwd

naar wat hem kwalijk genomen is geworden. Daar is het knevelloze mannetje weer,

met een gele map. Merci. Het beknevelde mannetje bladert met witte handjes in de

witte papieren. Och, hoort u eens even hier, meneer Wandelaar.... Zoudt u de goedheid

willen hebben mij even mede te delen, of het correct is, dat u op

dagavond jongstleden, in de lokaliteit van den heer K. Timmer, aan de Molenstraat

te uwen gemeente, het volgende hebt uitgeroepen: ‘.... ik heb jullie als getuigen, dat

ik zweer geen mìjl meer te zullen varen onder de bloedvlag van die satan, zonder te

wroeten aan z'n graf....’ Pardon! Laat u mij deze map nog een ógenblik vasthouden,

als u wilt; of moet ik de portier waarschuwen? Juist. Kunt u zich nog een ogenblik

beheersen? Dan gaan wij verder; ik citeer: ‘....zonder te wroeten aan z'n graf. Iedere

slag van de schroef van m'n schuit zal een klap op zijn schurftige hersens wezen,

ieder commando, dat ik geef, zal er voor dienen om hem naar de hel te jagen, waar

hij thuishoort....’ Ik zie, dat u hier niets tegen in te brengen hebt, en dat doet mij

genoegen. Dat bespaart u en ons een hoop onverkwikkelijke moeilijkheden,

gerechtelijke rompslomp en zo.... Pardon? Wie ons dat medegedeeld heeft? Tja,

meneer Wandelaar! Evenals een goed kapitein weet, wat er aan boord van zijn

sleepboot gebeurt, zo weet de directie.... Pardon? Een ploerten-bende, zegt u?

Misschien mag ik dat nog even noteren.... Juist. Nietwaar?, het is voldoende, dat ziet

u gelukkig óók in. En, meneer Wandelaar, als mens tegenover mens, u moogt gerust

van mij aannemen, dat de directie u nog zéér schappelijk behandelt, door u zonder

meer te ontslaan.... Maar m'n beste meneer! Heeft u nu nòg niet genoeg gehoord?

Wat kan het de directie schelen, of u hele zeilboten geborgen heeft, of molens

behouden, of het schip alleen gevaren, toen de rest van de bemanning malaria had!

U kunt toch onmogelijk loochenen, dat het voor een bonafide rederij, die er prijs op

stelt, dat de mentaliteit van de bemanning aan boord van haar schepen op een redelijk

peil staat, in het belang van die bemanningen zèlf.... een ogenblik! Laat u mij

uitspreken, alstublieft!.... Ik zeg: u kunt toch onmogelijk loochenen dat het voor een

dergelijke rederij uitgesloten is, om iemand in een verantwoordelijke positie te

handhaven, die in bijzijn van de état major van drie schepen, met hun volledige

bemanning, een dronk uitbrengt van de volgende strekking.... even kijken....

dadadada.... hier! Hier is het, ik citeer: ‘een dronk van de volgende strekking: ‘Wie

zuipt er mee op de marteldood van loeder Kwel?! Daar gaat-ie!’

Daar gaat-ie, wijlen stuurman J. Wandelaar, hij scharrelt door het schemerduister

naar loket C., waar de boekhouder zit, die hem betreffende de salariskwestie zal

inlichten. Een lange man, met een kaal hoofd, langwerpig als een ei; zijn

letje lijkt er door een kind op geschilderd, met Pasen. Ah, juist; meneer Wandelaar....

Mens, wat een paperassen.... Hij steekt de penhouder achter het oor, dat al een beetje

naar buiten staat van de gewoonte, en op zijn slaap zit een blauwig vlekje, dat er

uitziet of het er in gegroeid is, maar dat moet de inkt zijn van een jaar of vijf en

twintig. De kruk knerst, die kan draaien; de skelethand pakt ook een belletje:

pongelongelong! Weer dat knevelloze mannetje, nu van de andere kant. Ahum, haal

even de bescheiden betreffende ahum Wandelaar, J. Magere Hein gaat verder met

optellen terwijl hij wacht, en stuurman J. Wandelaar, voor het loketje, fluit niet meer

en trommelt niet meer met de vingers op het bruine plankje; hij staat met grote, bange

ogen en een jongensachtig-hulpeloze mond te staren naar dat gat, met dien man er

in. Wat een toestand, wat moet hij nou beginnen, gelukkig heeft hij dat salaris nog

te goed, een goeie week tijd om wat anders te zoeken, vóór dat kleine huishoudboekje

in de war raakt. En die dure reis, Nellie had gelijk, het was een verdomd dure reis,

bijna een week loon was 't, maar dat is dan wel de manier waarop meneer Kwel zijn

zondaars boete laat betalen....

Meneer Kwel heeft nòg heel andere manieren, om zijn zondaars boete te laten

betalen. Als het knevelloze mannetje een rode map gebracht heeft, en de knekelhanden

daarin gesnuffeld hebben, als magere witte hondensnuiten in een asvat, gaat de tweede

torn op de martelbank een aanvang nemen. Meneer ahum Wandelaar, nietwaar?....

‘Jawel meneer’ .... Ik ahum heb een onprettige boodschap voor u.... ‘Jawel, meneer’

.... U hebt nog de somma van ahum vijftien gulden drie en zestig cent tegoed aan

loon en tantième.... ‘Jawel, meneer’ .... Tot mijn spijt moet ik u mededelen, dat dit

bedrag van ahum vijftien gulden etcetera onvoldoende is, om de schuld aan de

maatschappij te dekken, die nog ahum op uw naam te boek staat.... ‘Watte, meneer?!’

.... Kijkt u eens, meneer ahum Wandelaar, hier heb ik een contract, gedateerd ahum

de zeventiende October negentien honderd zes, ondertekend door ahum den heer van

Munster, directeur van van Munsters Transportonderneming ter eenre, en Wandelaar,

Jan, matroos bij genoemde maatschappij, ter andere zijde. Middels ondertekening

van deze ahum overeenkomst heeft van Munsters etcetera, hierna te noemen ‘de

rederij’, zich verbonden om ten behoeve van Wandelaar etcetera, hierna te noemen

‘de protégé’, alle schoolgelden, onkosten en andere uitgaven

voor haar rekening te nemen, welke noodzakelijk zullen zijn om den protégé in staat

In document Jan de Hartog, Hollands glorie · dbnl (pagina 136-140)