• No results found

In dit slotwoord wordt stilgestaan bij het plaatsgevonden onderzoekproces. Hier wordt begonnen bij het begin. In de scriptie wordt een aanbeveling gedaan om open en eerlijk te zijn over alle belangen. In dat proces speelt emotie ongetwijfeld een rol, om die reden volgt een reflectie op persoonlijke emoties tijdens het onderzoeksproces. Ten tijde dit vak gekozen werd, was er verder geen persoonlijke binding met een organisatie, behalve met de Universiteit van Amsterdam. In de praktijk van de bancaire sector was mijn kennis gebaseerd op drie weken vakantiewerk. Naar het behalen van mijn VMBO-diploma begon lang geleden een korte zoektocht naar een vakantiebaantje. Het werd een baantje bij een lokale vestiging van een systeembank; archiefdozen opruimen in het magazijn. Hoe marginaal het vakantiewerk mocht zijn: in mijn herinnering was er destijds sprake van een zekere persoonlijke trotsheid om een bank als werkgever op mijn CV bij te schrijven. Met dit gegeven in het achterhoofd begon hier wellicht onbewust de persoonlijke binding met de bancaire sector.

Het laatste interview voor deze scriptie was met een CEO van diezelfde systeembank, die mijn ouwe werkgever was. Er werden drie pogingen ondernomen om het interview af te zeggen door de respondent. De persoonlijke vastberadenheid in het verkrijgen van het interview en formuleringen van mijn persoonlijke mening en stellingnames tijdens dat gesprek heeft aan de inhoud van deze scriptie zonder twijfel bijgedragen. Dat deze laatste respondent in het interview mijn probleemanalyse onderkent en mijn theoretische uitgangspunt aanneemt, dat banken transparanter moeten zijn in hun belangenafwegingen om het vertrouwen van de maatschappij terug te winnen, is in de hier beschreven context een persoonlijke overwinning. Tevens is het een les dat het onderbewuste niet moet worden onderschat; mijn allereerste intuïtie over de termen ‘het klantbelang centraal’ en transparantie bleek correct te zijn. Dit werd bevestigd tijdens het interview met respondent 11.

Tijdens de analyse van de interviews werd duidelijk dat voor- en tegenstanders van de bankierseed veel uitspraken doen op basis van intuïtie en associatie. Hierbij lijkt het dat zij vaak niet beseffen waar hun meningen en uitspraken precies vandaan komen en welke basis er is voor hun mening. Voor- en tegenstanders van de bankierseed worstelden allemaal met ‘de verloren kennis’ van de daadwerkelijke invloed van een beroepseed op het geweten en op het gedrag van het individu in de praktijk. Mijn persoonlijke intuïtie en associatie over het

ontstane discourse werden door interpretatie tijdens correspondentie in het onderzoeksproces bevestigd. Er is geen enkel helder signaal gekomen dat erop wees dat de beschreven morele kwesties in hoofdstuk 6 niet de kern van de problemen van bankieren in de praktijk zouden aantonen. Het lastige hieraan is dat bij interpretatief onderzoek je bij antwoorden die je niet krijgt tijdens interviews of correspondentie, je als onderzoeker met speculatieve vragen en opvattingen blijft zitten. Het uitblijven van deze signalen verklaart voor de lezer wellicht de ‘stellige’ toon van deze scriptie.

Deze normatieve toon die wellicht door de lezer in hoofdstuk 5 wordt waargenomen heeft te maken met mijn persoonlijke overtuiging dat het presenteren van kwalitatieve onderzoekinzichten altijd aan persoonlijke (onbewuste) sturingsprocessen onderworpen is. De keuzes die gemaakt zijn in de presentatie van de onderzoeksresultaten in hoofdstuk 5 zijn in die zin niet los te zien van mijn persoonlijke bias met betrekking tot wat relevant en tot de kern wordt geacht. Een voorbeeld: een onderzoeker met een andere achtergrond dan die van mij zou wellicht de nadruk kunnen leggen op de hiërarchische cultuur in de bancaire sector voor het imagoprobleem. Het is in die zin niet ondenkbaar dat deze onderzoeker wellicht in een vroeg onderzoekstadium daar de focus op legt. Deze onderzoeker zou naar alle waarschijnlijkheid met een totaal andere vraagstelling tijdens de interviews komen dan de vraagstellingen tijdens mijn interviews. Het is bijzonder lastig te stellen dat de ‘persoonlijke mening’ alleen binnen de discussie of de nabeschouwing staat in deze context.

Deze scriptie verschilt in deze zin van andere onderzoeken en masterscripties, omdat het uitgaat van interpretatieve onderzoeksmethoden naar de morele aspecten en de ethische aard betreffende gedrag van organisaties en individuen binnen de bancaire sector. De nadruk lag volledig op het vergaren van nieuwe inzichten. Deze combinatie maakt het bijzonder lastig om geen normatief taalgebruik te gebruiken. Daarnaast speelt mijn persoonlijke mening vanuit dit onderzoeksperspectief een dominante rol in de vergaarde informatie. Secundaire data en bronnen, zoals boeken over het onderwerp, bleken tijdens het onderzoeksproces bijzonder normatief van karakter. Dit door de eenvoudige reden dat vrijwel alle Nederlandse literatuur over moreel gedrag in de bancaire sector geschreven is door Nederlandse (oud)bankiers. Mochten mijn taalgebruik en aannames als ‘te’ normatief overkomen op de lezer dan was dit niet de intentie. Het blijft echter een feit dat vanuit elf verschillende perspectieven het onderzoeksonderwerp is waargenomen door mij als onderzoekende en afstuderende student. Deze elf hadden allen een onvermijdelijke invloed op mijn persoonlijke bias, dit komt in sommige hoofdstukken (onbewust) terug in de scriptie. De intentie was om 109

deze persoonlijke bias vanuit de verschillende microculturen zo te creëren dat er een evenwichtig geheel is ontstaan.

Mijn zelfkennis is door het onderzoeksproces vergroot, vooral over mijn karakter en persoonlijke waarden. Door de intensiteit van sommige interviews is mijn standpunt over moreel gedrag veranderd. Een belangrijk persoonlijke inzicht is dat je moreel moet handelen en minder moraal moet uitspreken in het publieke domein. De overtuiging in deze is dat dit belangrijk is voor het imago op langere termijn voor individuen als organisaties. De kracht ligt in het handelen en acteren. Woorden van individuen of organisaties worden in die zin krachtig wanneer ze in synchronie komen met het handelen en acteren. Deze les zal ongetwijfeld een rol spelen in de komende periode van mijn professionele loopbaan (en privéleven); het belang van het spreken in waarheden in het publieke, waarneembare domein. In de woorden van Hannah Arendt: wie wil geassocieerd worden met een leugenaar? Een persoonlijke ambitie is om op deze laatste vraag in een institutionele context te kunnen promoveren of met deze laatste vraag of binnen een bank aan hiermee aan de slag te gaan.

De invloed van de ontwikkelde persoonlijke opvattingen tijdens het onderzoek is op dit tijdstip nog niet eens zo bewust, maar op termijn is het niet onwaarschijnlijk dat deze periode de meest leerzame uit mijn studie Politicologie is geweest. In de context van mijn persoonlijk ontwikkelde ethiek is rechtvaardigheid een belangrijke morele waarde voor mij gebleken. Een stabiele christelijke opvoeding buiten de Randstad heeft zeker bijgedragen aan mijn persoonlijke moraal. De regionale cultuur waarin mensen leven is in die zin zeker van invloed op hun persoonlijke identiteitsvorming. Net zoals organistionele waarden invloed hebben op het gedrag en de identiteit ontwikkeling van een individu binnen een organisatie. Rechtvaardigheid als waarde staat voor mij in die zin niet voor de gelijkheid van elk individu. Rechtvaardigheid als waarde staat hier vooral in de zin van gelijkwaardigheid voor elk individu in het waarnemen van de waarheid betreffende processen en besluiten in het publieke domein. Wellicht dat onbewust zelfs de uitgangspunten van het negende klassieke christelijke gebod van invloed is geweest; gij zult geen valse getuigenis afleggen. Deze persoonlijke moraal heeft zeker invloed gehad tijdens het complete onderzoeksproces naar de bankierseed en tijdens moeilijke momenten van vraagstelling tijdens de interviews.

§ 9.2 Toeval

Toeval speelt op twee momenten een cruciale rol in het plaatsgevonden onderzoekproces. Ten eerste het ontstaan van mijn eigen persoonlijke imagoprobleem. Tijdens een positief gesprek met respondent 3 in het beginstadium van het onderzoek kwam mijn universitairbegeleider dhr. dr. Van Es ter sprake. De volgende dag belde respondent 3 mij. De respondent zei: “Beste Martijn, ik heb een beetje een naar gevoel aan ons gesprek

over gehouden van gisteren.” Verbaast reageerde ik: “Oh, hoezo dat?”. “Nou, ik heb net Rob van Es gesproken. Hij zegt dat hij jou niet kent”. Op dat moment had ik een imagoprobleem

bij respondent 3. Hij vond mijn imago op dat moment ten onrechte slecht. De oorsprong hiervan was mij op dat moment niet bekend. Het bleek te gaan om een misverstand. Wat bleek: er is een dhr. dr. R. (Rob) van Es verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en dhr. prof. mr. R.E. (Rob) van Esch aan de Universiteit van Leiden. Beiden hebben fonetisch dezelfde voor- en achternaam, zijn docent aan een universiteit, beiden doen aan consultancy in de financiële wereld en beiden zijn betrokken bij het onderwerp ‘de bankierseed’. Een veelvoud aan bizarre toevalligheden. De basis voor het gedachte-experiment over het in stand houden van het imagoprobleem tussen de bancaire sector en de maatschappij. Het inzicht voor het spelende bewustzijnsprobleem kon hier, voor mij, alleen door nadenken over het praktijkonderzoek ontstaan. Een persoonlijke les is dat bezig zijn in de praktijk mij in die zin meer aanspreekt dan bezig zijn met theorie, omdat er sprake is van het ontstaan van binding met het onderwerp door te doen.

Ten tweede was er de vondst van de theorie van Hannah Arendt over de politieke waarheid. Tijdens het onderzoek voor het theoretisch kader naar interpretatieleer in de rechtsgeschiedenis voor mijn juridische perspectief werd dit duidelijk. Haar theorie met betrekking tot interpretatie over waarheden, niet-waarheden en leugens werd mij bekend nadat het gedachte-experiment over het latente mechanisme was uitgewerkt in hoofdstuk 6. In dit experiment is er een rol voor het spreken van waarheden, (onbewuste) niet-waarheden en bewuste leugens. Het toeval wil dat deze elementen precies zo in de aannames van Arendt zijn geformuleerd. Dat diezelfde beredenering, over het ontstaan van een vertrouwens- ofwel imagoprobleem van een individu, in een gedachtegang zestig jaar eerder door Arendt was opgeschreven, is als een opvallend toeval te typeren. Het gedachte-experiment over vertrouwen was in mijn onderzoeksproces al geformuleerd; Arendt dacht ook in waarheden – niet waarheden - en leugens in verband met het imago en vertrouwen.

§ 9.3 Professioneel

Tijdens de interviews met de Beleidsbepalers die in dienst zijn van de overheid kwam mijn persoonlijke moraal vaak bloot te liggen. Bijvoorbeeld over het gebruik van concepten. Wanneer de professionals binnen banken en overheid op deze bevoorrechte posities gezamenlijk geen eenduidig beeld hebben van hun eigen gebruikte concepten, hoe kunnen deze personen dan van burgers uit de maatschappij vragen dit wel correct te percipiëren? Mijn persoonlijke mening in deze is dat een Beleidsbepaler het lange termijn belang van de maatschappij dient te dienen en niet het kortere termijn belang van een politieke wens. De klassieke gedachte over bureaucratisch functioneren van Max Weber is in een digitaliserende, globaliserende context niet meer van deze tijd. Beleidsbepalers hebben in die zin een bijzonder bevoorrechte institutionele positie. Vanuit deze positie kunnen zij daadwerkelijk ‘macht’ uitoefenen op het in banen leiden van maatschappelijke ontwikkelingen. Het dwingen van individuen in een agency-omgeving om onwaarheden te spreken is, in deze onderzoekcontext, een voorbeeld van moment waar een Beleidsbepaler op gewezen mocht worden. Mijn argumentatie tijdens gesprekken met Beleidsbepalers heeft waarschijnlijk enige invloed gehad op het wettelijke verankeringsproces van de bankierseed. Het feit dat de tekst van de bankierseed nu is aangepast op de website van de Staatscourant is daarvoor een indicatie. Het woord ‘voorop’ is nu namelijk ‘centraal’ geworden. Zie daarvoor de bijlagen van de website van de Staatscourant: Ik zweer / beloof dat ik in die afweging het belang van

de klant centraal zal stellen en de klant zo goed mogelijk zal inlichten (Website:

Staatscourant-bijlagen 1 & 2).

Over de installatie van het tuchtrecht valt in dit hoofdstuk van de scriptie eveneens iets over de toekomst te zeggen. Mijn verwachting is dat ten tijde van de verwezenlijking hiervan in de maatschappij de onafhankelijkheid van het proces ter discussie gesteld gaat worden, omdat een beroepsgroep verantwoordelijk is voor de installatie van een rechtstoetsingsproces dat flirt met de onafhankelijke juridische overheidsdomein; de rechtspraak. De bancaire sector is niet gelijk aan de advocatuur of de medische sector. De maatschappelijke, economische en financiële belangen kunnen in morele zin van groter belang zijn voor hele groepen in de samenleving en tornen vooral de collectieve maatschappelijke publieke waarden aan. Een belangrijke publieke waarde in een democratische rechtstaat is rechtvaardigheid (Van Es, 2011: 178). Mijn verwachting is dat de waarde ‘rechtvaardigheid’ binnen het huidige installatieproces van het bancair tuchtrecht zeker op de proef gesteld gaat worden. Mijn interpretatie was dat een volledig afwezig kritisch geluid op de bankierseed vanuit de politiek 112

op de installatie van de bankierseed als beleidsinstrument een opmerkelijk gegeven is (R.5- P.65).

Een andere relevante vraag in de institutionele context van banken en overheid is: waarom moeten banken verantwoordelijk zijn voor de aanpak van crimineel gedrag van individuen of organisaties vanuit de samenleving? Als het antwoord neigt naar de maatschappelijk heersende moraal, dan is de wedervraag: waarom moeten de Nederlandse banken voor deze ‘maatschappelijke wil’ voor de kosten in de bedrijfsvoering opdraaien? Mijn interpretatie is dat de waarde van rechtvaardigheid voor alle werkenden in de institutionele top van de bancaire sector daarmee onder druk komt te staan. Het is echter wel een wisselwerking; de waarde ‘rechtvaardigheid’ zal eveneens bij beleidsbepalers binnen het overheidsdomein onder druk komen te staan bij elk nieuw incident betreffende gedrag van banken. De aanbeveling voor het gebruik van de Mutual Gains Theory van Susskind lijkt met deze twee processen betreffende de waarde rechtvaardigheid wederom van belang.

Tot slot wordt hier stilgestaan bij nog één belangrijke ontwikkeling in de bancaire sector: de digitalisering van het bankwezen. Deze digitalisering in de bancaire sector zorgt ervoor dat ‘het klantbelang centraal’-discourse onder druk komt te staan (zie: § 6.3.4 - Punt 3: inherent conflict klantbelang en bankbelang). Mijn voorspelling is dat het tevens zorgt voor negatieve impuls in de maatschappelijke perceptie op de waarde ‘gelijkwaardigheid’. Gelijkwaardigheid in de behandeling van groepen klanten. Dit komt hierdoor onder druk te staan. In de praktijk zullen alleen de vermogende klanten fysiek worden ontvangen in de toekomst door de banken. Het sluiten van kantoren en verminderen van het personeelsbestand op MBO-niveau kan op de langere termijn weleens negatief uitpakken. Op de korte termijn zal het mijn inziens zorgen voor een verbetering van het netto bedrijfsresultaat van de individuele bank. Op de langere termijn kan het zorgen voor een verdere vervreemding van de klant en een versterking van de kloof tussen bancaire sector en maatschappij. Wanneer op lokaal niveau minder vermogende particuliere klanten erachter komen dat vermogende particuliere klanten ten onrechte grotere privileges verkrijgen in tijd, aandacht en geld zal dit niet bijdragen aan de vertrouwensrelatie tussen minder vermogende particuliere klanten en de desbetreffende banken op de langere termijn.

10 Literatuurlijst

Adviescommissie Maas Toekomst Banken (2009) Naar Herstel van Vertrouwen Amsterdam Boeije, Hennie (2005) Analyseren in kwalitatief onderzoek. Denken en doen Den Haag: Boom Lemma Uitgevers

Brown, Mark B. (2009) Science in Democracy. Expertise, Institutions, and Representation. Londen: The MIT Press

Cilteur, P. B. en Ellian, A. (2009a) Encyclopedie van de rechtswetenschap I. Grondslagen

Deventer: Kluwer

Cilteur, P. B. en Ellian, A. (2009b) Encyclopedie van de rechtswetenschap II. Positief Recht

Deventer: Kluwer

Cowton, J. Christopher and Thompson, Paul (2000), ‘Do Codes make a Difference? The Case

of Bank Lending and the Environment’, Journal of Business Ethics Vol. 24, No. 2 (March),

pp.165-178

Doorewaard, H. en Verschuren, P. (2007) Het ontwerpen van een onderzoek Den Haag: Lemma

Es, Rob van (2009) Veranderingsdiagnose. De onderstroom van organiseren. Kluwer: Deventer

Es, Rob van (2011) Professionele Ethiek. Morele Besluitvorming in Organisaties en

Professies. Deventer: Kluwer

Es, Rob van (2012) Het Model voor Morele Besluitvorming. Werkboek. Deventer: Kluwer Gray, B. (2003), ‘Framing of Environmental Disputes’, in Lewicki, R., B. Gray, and M. Elliott (eds.) Making Sense of Intractable Environmental Conflicts, Washington: Island Press, pp. 11-34

Hajer, M. (2009) Authoritative Governance. Policy Making in the Age of Mediatization London: Oxford University Press

Jasper, J.M. (2006), ‘Emotions and the Microfoundations of Politics: Rethinking Ends and

Means’, in Clarke, S., P. Hogget and S. Thompson (eds.) Emotion, Politics and Society,

Basingstoke: Palgrave MacMillan, pp. 14-31

Jue, Nick C. (2012) Brief Voorzitter ING Nederland reactie White Paper Commissie Code

Banken Amsterdam

Linden, Sebastiaan van der (2013),‘Principles as “Rule of Thumb”: a Particularist Approach

to Codes of Ethics and an Analysis of the Dutch Banking Code’ Review of Social Economy,

Vol. 71, No 2 (May), pp. 209-227

Marsh, David and Stoker, Gerry (red.) (2002) Theory and Methods in Political Science.

Second Edition. New York: Palgrave Macmillan

Mierlo, Hans Ludo van (2010) Bankiers Zweren bij Geld: Achtergrond, Betekenis en

Toekomst van de Bankierseed Schiedam: Scriptum

Moerland, Piet W. (2012) Brief Voorzitter Raad van Bestuur Rabobank reactie White Paper

Commissie Code Banken Amsterdam

Morgan, Gareth (2006) Images of Organization. Updated Edition of the International

Bestseller. Thousand Oaks, California: Sage Publications, Inc.

Nanninga, Henk Jan (2010) Bachelor thesis: De Bankiersverklaring Bezien vanuit de

Kantiaanse Ethiek Groningen: Universiteit van Groningen Faculteit Wijsbegeerte

Oude Steenhof, Ewald e.a. (2010) Moeten bankiers weer met de poten in de modder? Delft: Eburon Business

Palmatier, Robert W., Rajiv P. Dant, Dhruv Grewal, and Kenneth R. Evans. (2006), ‘Factors

Influencing the Effectiveness of Relationship Marketing: A Meta-Analysis’ Journal of

Marketing, 70 (October), pp. 136-153

Pijl, Kees van der (1992) Wereldorde en Machtspolitiek. Visies op Internationale

Betrekkingen van Dante tot Fukuyama Amsterdam: Het Spinhuis

Putnam, L. and J.M. Wondolleck (2003), ‘Intractability: Definitions, Dimensions, and

Distinctions’, in Lewicki, R., B. Gray, and M. Elliott (eds.) Making Sense of Intractable

Environmental Conflicts, Washington: Island Press, pp. 35-59

Rein, M. and Schön, D.A. (1993), ‘Reframing policy discourse’ In The Argumentative Turn in Policy Analysis and Planning, Edited by: Fischer, F. and Forester, J. 145–66. Durham, NC: Duke University Press

Rein, M. and Schön, D.A. (1994) Frame reflection: Toward the resolution of intractable

policy controversies. New York: Basic Books

Soeharno, Jonathan E. (2014) De waarde van een eed. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers Susskind, L. and P. Field (1996), ‘Dealing with an Angry Public. The Mutual Gains Approach

to Resolving Disputes’, New York: The Free Press, pp. 37-107, 198-221

Verhoef, Peter C. (2012) Klant centraal in de bankensector: White Paper voor de Monitoring

Commissie Code Banken Den Haag: Monitoring Commissie Code Banken

Yanow, Dvora (2007), ‘Interpretation in policy analysis: On methods and practice.’ Critical Policy Studies, 1:1, pp. 110-122

Zalm, Gerrit (2012) Brief Voorzitter Raad van Bestuur ABN AMRO Bank reactie White Paper

Commissie Code Banken Amsterdam

11 Websites

Autoriteit Financiële Markten (2014) AFM over bankierseed (Laatst geraadpleegd 03-08- 2014: http://www.afm.nl/nl/professionals/diensten/veelgestelde-vragen/bankierseed.aspx) Banktrack.org (2014) Bankierseed (Laatst geraadpleegd 03-08-2014:

http://www.banktrack.org/download/bankers_oath_netherlands/bankierseed.pdf)

Elsevier (2012) Raad van State kritisch over bankierseed (Laatst geraadpleegd 03-08-2014: http://www.elsevier.nl/Politiek/nieuws/2012/12/Raad-van-State-kritisch-over-eed-voor- bankpersoneel-1135983W/)

Financieel Dagblad (2014) Artikel met onderzoeksresultaten van dhr. prof. dr. M. Rutgers (UvA) & dhr. dr. A.J.C.C.M. Loonen (VU) over de bankierseed met kwantitatief onderzoek over de publieke opinie en de uitbreiding van de bankierseed (Laatst geraadpleegd 03-08- 2014: http://financialbridge.nl/User/46/LoonenArtikelen/fd-nl-ondernemen-964320-1404- verplichte-bankierseed-onno.pdf)

NOS (2014) Bank beginnen moet makkelijker (Laatst geraadpleegd 03-08-2014: http://nos.nl/artikel/659844-bank-beginnen-moet-makkelijker.html)

Overheid.nl (2014) Staatscourant bankierseed (Laatst geraadpleegd 03-08-2014: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-26874.html)

Rijksoverheid (2014) Huidige Minister van Financiën J. Dijsselbloem over bankierseed