• No results found

In dit hoofdstuk staat de methode van het onderzoek centraal: de vormgeving van de kwalitatieve analyse. Hierin wordt het abstracte karakter van kwalitatief onderzoek duidelijk gemaakt. Dit abstracte karakter ontstaat volgens Boeije door twee redenen. Ten eerste is er een onduidelijke link tussen data en conclusies. Ten tweede door de persoonlijke ervaringen, creativiteit, kundigheid en kennis van de onderzoeker (Boeije, 2005: 12). Binnen kwalitatief onderzoek is het de kunst om aan de hand van informatie uit interviews verzadigd te raken als onderzoeker. Via categorieën kan dataverzameling beoordeeld worden. Dit beoordeelt op welke wijze conclusies getrokken kunnen worden (Boeije, 2005: 13). Er zijn twee typen van kwalitatief onderzoek. Constructivistisch kwalitatief onderzoek en interpretatief kwalitatief onderzoek. Dit onderzoek naar de bankierseed kan geschaard worden onder de laatste variant waarbij het draait om de interpretatie van de sociale werkelijkheid. Dit houdt in dat de respondenten individueel een sociale werkelijkheid construeren, waarbij het de taak van de onderzoeker is om deze interpretaties in kaart te brengen. Boeije stelt dat er microculturen ontstaan bij specifieke groepen waarbij er afwijkende perspectieven worden ontwikkeld in de interpretatie van één sociaal verschijnsel. Microculturen zijn in dit onderzoek gebruikt (Boeije, 2005: 20). Dit onderzoek staat daarmee in de traditie van de interpretatieve benadering van de politicologie. Een stroming die eveneens zeer nadrukkelijk aanwezig is binnen de Bestuur & Beleid opleiding politicologie aan Universiteit van Amsterdam. Bevir en Rhodes stellen dat deze benadering uitgaat van twee punten. Ten eerste dat menselijk gedrag is te verklaren vanuit rationele en irrationele waarneembare overtuigingen en voorkeuren. Ten tweede dat we deze rationele overtuigingen en voorkeuren niet vanuit objectieve feiten kunnen halen. Feiten zoals geslacht, sociale klasse of positie binnen een institutie zeggen niets, is het principe. Dat iemand een Insider, Expert of Beleidsbepaler is heeft in feite nog niets gezegd over zijn ware overtuigingen en gedachten (Marsh & Stoker 2002: 132-133).

Het selectieproces van personen om te interviewen betreffende de bankierseed ontstaat op basis van deze drie microculturen binnen de bancaire sector. De eerste interne groep bestaat uit bankiers. Deze individuen worden in deze scriptie de Insiders genoemd. Dit zijn de personen die in de huidige vorm direct de bankierseed afleggen binnen hun bank. Daarnaast moeten zij in de toekomst de beleidsimplementatieprocessen begeleiden binnen banken tijdens de uitbreiding van de bankierseed. Dit zijn respondent 1, respondent 9 en respondent

11 (zie: bijlage 12). Een lokale bankdirecteur, een hoofd van een afdeling van een Nederlandse systeembank en een CEO van een Nederlandse systeembank. Belangrijk was dat zij vrijuit konden praten. De onderzoeksresultaten zijn daarom anoniem verwerkt. Een ander relevant punt is dat alle drie deze individuen posities bekleden op bepaalde beleidsniveaus: respondent 1 op lokaal niveau, respondent 9 tussen lokaal en nationaal niveau in, en respondent 11 op nationaal en internationaal beleidsniveau.

De tweede groep zijn zij die vanuit hun (overheids)organisatie te maken hebben met beleid betreffende beleidsimplementatie van de bankierseed in de bancaire sector - in het bijzonder de bankierseed. Deze groep wordt hier de Beleidsbepalers genoemd. Zij hebben binnen hun organisatie te maken met beleid betreffende de bankierseed. Voorbeelden van dit type organisaties zijn overheidsorganisaties zoals DnB, het AFM en het Ministerie van Financiën. Maar Beleidsbepalers kunnen ook uit de Tweede Kamer of de NVB komen. Laatstgenoemde is een beleidsbepalende brancheorganisatie die, met lobbyisten uit de bancaire sector zelf, invloed heeft op beleidsprocessen in de bancaire sector. Wegens de politieke, ambtelijke en organisatorische belangen zullen al hun antwoorden en inzichten anoniem verwerkt worden in deze scriptie. Dit zijn respondenten 2, 4, 6, 7 en 8 (zie: bijlage 12). Zij die daar werken leggen niet direct zelf de bankierseed af, maar zijn wel in hun functie betrokken bij het formuleren van beleid en richtlijnen betreffende dit onderwerp.

Tot slot de derde groep van respondenten die de Experts worden genoemd. Academici, oud-bankiers en professionele adviseurs die uitlatingen hebben gedaan of geschreven hebben over de bankierseed. Uit deze groep bestaat dhr. dr. Van der Linden, dhr. dr. Van Altena en respondent nummer drie (zie: bijlage 12). Belangrijk is dat zij onafhankelijk, vrijuit en niet te positief of negatief vanuit hun expertise over de bankierseed hebben gesproken. Iedereen heeft een bias maar de mate waarin verschilt per respondent. Zo is ervoor gekozen om sommige Experts wegens die reden niet te interviewen omdat ze in het openbaar te positief, te persoonlijk betrokken en te gestuurd over de bankierseed gesproken hadden. Respondent 3 was bijvoorbeeld persoonlijk dicht bij het invoeringsproces van de bankierseed, maar lijkt mij een betrouwbare en valide respondent om andere redenen (zie: reflectie externe bijlagedocument)(R.3-P.53).

Aan de hand van deze drie verschillende relevante microculturen in de financiële wereld worden de patronen van de lokale context met betrekking tot de bankierseed bij de geïnterviewde personen gekoppeld aan elkaar om tot nieuwe inzichten te komen. Het

onderzoek naar de bankierseed wordt daarom een casestudy ofwel gevalsstudie. Ten eerste wordt er op meerdere niveaus onderzoek gedaan. Ten tweede worden er verschillende invalshoeken gebruikt. Ten derde worden er meerdere bestaande beleidsdocumenten gebruikt van bijvoorbeeld Commissie Maas en de CCB (Boeije, 2005:21-22). Het onderzoek voldoet hiermee aan de drie basiskenmerken van kwalitatief onderzoek. Ten eerste wordt geprobeerd de bankierseed te begrijpen door de betekenis die door de actoren wordt gegeven aan het fenomeen en het gedrag dat eruit voortvloeit. Ten tweede wordt de bankierseed met verschillende onderzoeksmethoden benaderd om de perspectieven van de onderzochte personen te kunnen interpreteren. Ten derde draagt het onderzoek bij aan de beleidsimplementatie van de bankierseed. Deze beleidsbijdrage komt door mogelijk een betere beschrijving ervan en een mogelijke verklaring voor het bijbehorende gedrag van relevante actoren (Boeije, 2005: 27).

§ 4.2 Interviews

De geïnterviewde respondenten werden geïnformeerd naar informatie over hun opvattingen over het proces van de bankierseed en de morele status-quo van de Nederlandse bancaire sector (Doorewaard & Verschuur, 2007: 217). Door middel van diepte-interviews werd geprobeerd informatie los te weken over spelende processen achter de bankierseed. Een voordeel hiervan is dat er door middel van open vragen doorgevraagd wordt over de belangrijkste morele aspecten van de bankierseed. Door middel van de onderlinge communicatie over en weer van mij als onderzoeker met de respondent kunnen er nieuwe inzichten ontstaan tijdens de diepte-interviews (Doorewaard & Verschuur, 2007: 231). Een standaardregel bij het afnemen van interviews is dat de structurering vooraf bepaalt hoeveel richting er door de onderzoeker aan het interview wordt gegeven (Boeije, 2005: 57). Structurering vooraf gaat over de inhoud van de vragen, de wijze van formulering, de volgorde en sturingen in de antwoorden. In het geval van dit onderzoek is er gekozen voor semigestructureerde interviews welke open van karakter zijn. Bij dit type interview hebben de vragen direct betrekking op de structuren achter het onderwerp. De vragen hebben allemaal in eerste instantie betrekking op de bankierseed zoals dat aan de respondenten is geïntroduceerd, maar gingen daarna snel over achterliggende motieven en structuren. Doel van de interviews was om de communicatie tussen respondent en de onderzoeker op natuurlijke wijze te laten verlopen zodat op een respectvolle, maar uitdagende wijze antwoorden tot stand konden komen. Drie jaren werkervaring in een callcenter hebben mij daar aanzienlijk bij geholpen. Zo kon, kritisch, beleefd en op basis van intuïtie doorgevraagd worden naar de antwoorden die 37

het (latente) onderzoeksdoel dienden. Zie hiervoor ook de aannames van Yanow in het politicologisch perspectief in het theoretisch kader (Boeije, 2005: 58).

Als voorbereiding op de interviews met de drie verschillende microculturen binnen de bancaire sector zijn er conversatiehandleidingen ofwel topiclijsten gemaakt per microcultuur. Deze topiclijsten bevatten de onderwerpen die tijdens de interviews met de respondent ter sprake kwamen. Dit zodat ze gezien kunnen worden als werkbare instrumenten om de personen binnen de groepen de Experts, Beleidsbepalers en de Insiders te ondervragen (Ibid.). Achteraf zijn de indicatoren erbij geformuleerd. De uit- en verwerking hiervan is terug te vinden in bijlage 13. De tekst wordt via axiale codering geanalyseerd. Dat wil zeggen dat elk topic eigen indicatoren krijgt aangewezen. De E-indicatoren in bijlage 13 zijn iteratief tijdens het coderingsproces ontstaan. Dit zodat zichtbare en in eerste instantie verborgen patronen en verbanden kunnen worden ontdekt. De scores op deze indicatoren worden gepresenteerd in bijlage 13 en de uitwerking van de inzichten in hoofdstuk 5 en 6 (Boeije, 2005: 90).

§ 4.3 Topiclijst & codes

De topiclijsten en scores op indicatoren staan in bijlage 13 van deze scriptie. Enige duiding en reflectie hierop is op zijn plaats. De tabellen die in bijlage 13 gepresenteerd worden zijn het kloppend hart van deze scriptie. De interviews zijn uitgewerkt en gecodeerd in een externe bijlage van 244 pagina’s. Dit bestand is alleen voor de beoordelaars van de Universiteit van Amsterdam inzichtelijk. Alle interviews hadden dezelfde onderwerpen en duurden vaak iets langer dan één uur. Uitsluitend bij respondenten 4 en 11 duurden de interviews respectievelijk twintig en vijfendertig minuten. Respondenten zes en zeven deden een dubbelinterview, waarbij respondent 7 na veertig minuten moest vertrekken. Alle andere respondenten waren vrij om initiatief te nemen tijdens gesprekken en alle opmerkingen en uitweidingen te maken die zij nodig achtten. Het is daarom eveneens interessant te bekijken wat niet is gezegd door de individuele respondenten, maar ook door bepaalde microculturen (een specifieke groep van respondenten). Relevante citaten worden wel gebruikt in hoofdstuk 5 en 6, maar zijn door de hoeveelheid niet allemaal realistisch te verwerken in deze scriptie. Dat maakt de opmerkingen van de respondenten niet minder belangrijk. Elk ‘citaat’ is in die zin gepresenteerd in een tabel, zodat de opmerkingen niet aan onderzoekwaarde verliezen. Bijvoorbeeld is de indicatie dat ‘Systeembanken problematisch zijn’ in figuur 2 van af te lezen (zie: bijlage 13):

R3 R5 R10 R2 R4 R6 R7 R8 R1 R9 R11 T

C5 5 1 2 5 1 4 - 2 - - 1 21

Figuur 2 (zie: bijlage 13)

Er zijn in totaal 21 opmerkingen ofwel ‘citaten’ te geven waaruit blijkt dat acht van de respondenten in de huidige macro-economische situatie in Nederland de vier systeembanken een problematisch gegeven vinden. De experts en de beleidsbepalers gaven de meeste opmerkingen waarin zij, impliciet of expliciet, stelden dat de bevoorrechte positie van systeembanken een probleem is. De codes zijn voor beoordelaars op te zoeken in het externe document, waarbij bij een moeilijke interpretatie van een indicator een toelichting is gegeven naast de code. Expert dhr. dr. Van Altena heeft bijvoorbeeld één opmerking gemaakt waaruit duidelijk wordt dat hij systeembanken problematisch vindt. Deze is hier cursief en vet gedrukt.

R3 R5 R10 R2 R4 R6 R7 R8 R1 R9 R11 T

C5 5 1 2 5 1 4 - 2 - - 0.5 20.5

Figuur 3 (zie: bijlage 13)

Uit figuur 3 kan de interpretatie worden gemaakt dat een systeembank impliciet problematisch is in het huidige systeem, omdat het volgens dhr. dr. Van Altena zo kan zijn dat een topbankier rationeel meer risico gaat nemen in zijn bedrijfsvoering. Een fragment:

M: “Deze vraag moet op macroniveau gezien worden. De overheid is bang dat bankiers een moreel verwerpelijk risico kunnen nemen. Ze zijn to big to fail en zijn bewust dat de overheid hen ziet ze als systeembanken, hierdoor weet de bankier dat hij risico’s kan nemen, mocht het fout gaan dan redt de overheid de bank.”

dhr. dr. Van Altena: “Ja.”

M: “Wat vindt u van dergelijk moreel risico dat een bestuurder of directielid kan nemen van een bank en hoe kijkt u hier tegenaan?”

dhr. dr. Van Altena: “Absoluut. Die ‘moral hazard’ of dat ‘Dummy riding’ dat zie ik wel.”

M: “Nemen zij dat risico bewust?”

dhr. dr. Van Altena: “Nou bewust, omdat de hele omgeving ook zo denkt! Men dwingt je ertoe.”

Het voordeel van het verwerken van indicatoren in een tabel is dat gezien kan worden wat er niet gezegd wordt, immers iedereen besprak dezelfde onderwerpen. Bijvoorbeeld een opvallend gegeven is dat de Insiders, dat zijn respondenten 1, 9 en 11 geen probleem maakten van de huidige systeembanken. Met in het achterhoofd dat 98% van de particuliere rekeninghouders bij systeembanken bankiert, is dit niet zo verwonderlijk (Website: NOS). Alleen de CEO van een Nederlandse systeembank heeft één opmerking gemaakt waaruit een gedeeltelijke interpretatie kan worden gemaakt, dat het wel zorgt voor problematische situatie. De verantwoording van indicator C5 staat in het externe bijlagedocument.

§ 4.4 Reflectie interviews

De volgende figuur 4 is een fragment van tabel drie in bijlage 13:

C0- Indicatie van zichzelf tegenspreken door respondent: tegenstrijdige antwoorden. C1- Indicatie vertellen niet-waarheid vanuit en door positie respondent.

R3 R5 R10 R2 R4 R6 R7 R8 R1 R9 R11 T

C0 6 3 - 4 1 11 - - - 3 - 28

C1 2 1 - 3 4 4 - 2 - 3 - 19

Figuur 4 (zie: bijlage 13)

Alle interviews zijn op eigen initiatief verwezenlijkt, waarbij geen enkele respondent voor het interview een persoonlijke binding heeft met mij als onderzoeker. Een opdracht die als lastig ervaren werd, was om in te zoomen op de informatie, maar tevens professioneel afstand te nemen van het onderwerp en de respondent. Sommige interviews werden persoonlijk. Er waren eveneens interviews waarbij achteraf vragen en handelingen beter hadden gekund. Voornamelijk bij de Beleidsbepalers werd het gesprek soms stevig, maar dat is gekomen door mijn persoonlijke opvatting dat een Beleidsbepaler primair de maatschappij dient te dienen (zie: hoofdstuk 9). De scores, op de in figuur 4 gepresenteerde indicatoren, zijn een gevolg van de maatschappelijke/institutionele positie van de respondent. Voor het schrijven van een scriptie met relevante inhoud moet daarbij elke opmerking van elke respondent in zorgvuldigheid en waarheid gewogen worden. In het externe bijlagedocument van de uitgewerkte interviews wordt uitvoerig gereflecteerd op de tegenstrijdige antwoorden 40

en niet kloppende formulering over feiten in antwoorden. Daar is hier geen plek voor. Een voorbeeld van een fragment van een zichzelf tegensprekende respondent over de bankierseed (R.9-P.185):

M: “En moet een secretaresse, moet zij de eed ook afleggen?” R9: “Ja.”

M: “Wat vindt u daar van?” R9: “Prima.”

M: “Ja?” R9: “Ja.”

M: “Je zou ertegen in kunnen brengen: het is iets unieks voor de beroepsgroep. Dat maakt het speciaal.” R9: “Ja. Nee, dat klopt. Vanuit de theorie, klopt dat. Dat staat er ook. “Hoe kleiner de groep waar je tot toe treed, hoe specialer, hoe meer exclusieve en hoe meer trots.” [sceptisch: ja]”

M: “Daar hecht u niet zo veel waarde aan?”

R9: “Ik was vanmorgen bij de KLPD, hé. Daar heb je de ambtseed. Die laat ook alle mensen een eedaflegging doen. Gewoon omdat ze onderdeel zijn van de organisatie. Dat is een keuze die gemaakt is. Euhm. [stilte]” “[Vertwijfelde stem] Ja. Ik vind het op zich. Ik had het op zich beter gevonden als ze gewoon de echte bankiers de eed laten afleggen. Dan kom je op een hele wezenlijke vraag: wat zijn de echte bankiers?”

Door een allesomvattende en kritische analyse van informatie die vergaard is in de interviews wordt een helder en zo waarheidsgetrouw mogelijk beeld van de bancaire sector geschetst. Hierdoor worden, naar mijn weten, nooit eerder beschreven latente processen en feiten zwart-wit gemaakt in deze scriptie. Een persoonlijke reflectie op mijn identiteit als interviewer is hier eveneens op zijn plaats. Mijn persoonlijke achtergrond en geschiedenis hebben een positieve invloed gehad op de interviewresultaten en de nieuw gegenereerde bevindingen. Anderhalf jaar ervaring met commerciële telefonische verkoop leerden mij timing in het stellen van vragen en het aanvoelen van spanningen tijdens gesprekken alsook het op het juiste moment nemen van gespreksinitiatief. Daarnaast werd in deze periode ervaring opgedaan met compliance op street level floor binnen een commercieel bedrijf van nationale allure. Marketing is in die zin geen vreemde term voor mij als interviewer. Voornamelijk bij de kritische en brutale vragen was het een kunst om op een beleefde en prettige manier de conversatie voort te zetten. De ene keer ging dit beter dan de andere keer. Anderhalf jaar ervaring met telefonische klantenservice leerden mij effectief naar alle informatie te luisteren, begrijpen en samen te vatten. Mocht de sfeer tijdens een interview de verkeerde kant op gaan, hielp dan deze werkervaring mij dit aan te voelen en effectief te

veranderen. Voornamelijk de tactiek van het constant bevestigen van de geïnterpreteerde informatie is essentieel. Dit omdat de respondent zich dan begrepen voelt.

In het politicologisch perspectief werd duidelijk dat Yanow het onvermijdelijk vindt dat een onderzoeker deel uitmaakt van de onderzochte wereld. De interpretatieve onderzoeker heeft altijd invloed op de antwoorden van de respondenten. Dit kan veel invloed zijn of weinig. Met dit gegeven in het achterhoofd zullen sommige van de respondenten, vooral binnen het overheidsdomein, waarschijnlijk met enige verbazing de gestuurde vragen en geponeerde stellingnames hebben waargenomen tijdens de interviews. In het bijzonder moet hier het interview met respondent 11 (de CEO Nederlandse systeembank) genoemd worden. In dit gesprek is van een semigestructureerd interview haast niet meer sprake. Het werd geen normale interviewprocedure. Dit kwam door de natuurlijke machtspositie van de respondent en de korte tijdsspanne. Daarnaast was bij mij een aanwezige essentie een antwoord te vinden op een cruciaal onderwerp. Dit zorgde voor een test in retoriek. Die essentie van het debat was het zo goed, volledig en integer mogelijk inzicht krijgen in het discourse ‘klantbelang centraal’ op macroniveau. Door dat dit discourse over gevoelige bedrijfseconomische elementen gaat zouden standaardvragen niet werken. Als politicoloog is wetenschap over jargon zoals ‘Chinese Walls’ niet aanwezig.

Het gesprek veranderde in die zin van interview tot een prettige strijd om elkaars standpunten te verkennen en te bekritiseren. Met als doel om tot nieuwe inzichten te komen. Inzichten die zeker zijn verworven. In hoofdstuk 5 en 6 komen de nieuwe inzichten uitvoerig aan bod. Inzichten die met een normale vraagstelling zeker niet waren verkregen. De kennisvoorsprong van de respondent in zijn vakgebied binnen de bancaire wereld is in die zin zo groot dat een onderzoeker of buitenstaander geen integraal bewustzijn kan hebben om tot een ‘juiste’ vraagstelling te komen. Concluderend is het verstandig geweest om vanuit elf verschillende perspectieven en vanuit verschillende microculturen naar de bankierseed te kijken. Tot slot moet hier gezegd worden dat een aantal potentiele respondenten zijn afgevallen voor een interview omdat mijn waarneming was dat er door persoonlijke binding met het onderwerp een te grote bias bij de respondent bestond. Deze bias was te normatief en positief in de correspondentie. In relevante en evenwichtige zin waren er daarnaast al elf zeer valide respondenten gevonden.

5 Onderzoeksresultaten: de bancaire sector