• No results found

N HET BOSCHPROEFSTATION 57 ikt, in 1906 verscheen het eerste deel van „Mikrographie des

In document KOLONIALE STUDIËN (pagina 69-73)

Voorlichting in zake wildhouf en hef Boschproefstation

F. N HET BOSCHPROEFSTATION 57 ikt, in 1906 verscheen het eerste deel van „Mikrographie des

Holzes enz." ,en waren 166 houtsoorten beschreven. In 1918 ver-scheen het derde deel van dit standaardwerk, waarmede de

hrijving van 537 houtsoorten gereed kwam en thans zullen er nog wel 10 jaar verloopen, voordat dit werk voltooid zal zijn.

Als men daarbij nog in aanmerking neemt, dat het voor deze ' eschrijvingen benoodigde materiaal sinds 1888 door den bekenden Dr. Koorders bijeenverzameld werd, dan zal ieder wel wat huiverig ir den zoo warm door den heer Lamster aangeprezen arbeid van Ir. 'Tjaden, dat in korten tijd bij elkaar geschreven werd. Over de waarde van dit werk raadplege men de.bespreking, die schrijver dezes daarvan gat in de April-aflevering van Tectona.

Als simpele illustratie voor de betrouwbaarheid van den ,,daarbij behoorenden sleutel (slechts vier bladzijden druks quarto-formaat), zeer zeker niet een van de minst verdienstelijke gedeelten van dit zoo hoogst interessante werk" (volgens Lamster) moge dienen, dat wanneer men daarmede djatihout tracht te determineeren men on-vermijdelijk op moerbei uitkomt! Het zal wel iedereen duidelijk zijn, dat het Boschproefstation dit aangeprezen voorbeeld niet zal volgen.

In het voorgaande werd reeds vermeld dat herhaaldelijk de wensch geuit is orn publicaties het licht te doen zien in den trant - an de bekende werken van Gamble „A Manual of Indian Tim-bers", Foxworthy „Indo-Malayan Woods" en Schneider „Filippine Woods, their Preparation, Uses etc.", waarin behalve gegevens over verbreiding en gebruik ook korte beschrijvingen van ver-schillende houtsoorten met microfotograf ische opnamen van

arsdoorsneden met op- of doorvallend licht voorkomen.

Tevens werd reeds aangeduid, waarin het belang van deze w erken gelegen is, voor de houtherkenning zijn zij echter van geen waarde. De uiterst korte beschrijvingen zijn geheel onvoldoende ir de identificatie, omdat zij steeds op vele andere houtsoorten passelijk zijn, terwijl de vaak slechte foto's geen aanvulling zijn voor de onvoldoende beschrijvingen.

Bovendien wordt bij het uitspreken van dien wensch steeds geten dat in 1901 de Amerikanen met hun boschonderzoek in de Filippijnen begonnen en dat eerst in 1911, dus 10 jaar later de publicatie van Foxworthy en in 1916, dus 15 jaar daarna die van Schneider verscheen.

58 V O O R L I C H T I N G I N ZAKE W I L D H O U T

W a ar het Bosehproefstation, de aangewezen instelling voor de 1.1 tgifte van de gewenschte publicaties, eerst sinds 3 jaar in de

* legenheid werd gesteld met dit werd gesteld met dit werk te begmnen, komt de wensch naar dergelijke veel omvattende publi-caües my op het oogenblik nog wel wat onredelijk voor. Hoelang CamUe aan het bijeenbrengen van zijn m at e r i a a l en het bewerken*

van zyn boek besteed heeft, heb ik niet kunnen nagaan

die in f , V a n, a n a t 0 m i s c h e beschrijvingen van hout,Z O OalS

d e in het genoemde werk van Moll en Janssonius voorkomen IZ V T, a n a t o m i s c h e k e™ s van belanghebbenden en vereisch vaardigheid in het maken van behoorlijke praeparaten en oeben ' T ~ f *"* *"* ° °k t m o a ^ ~ " ^ r o s c o o p met oebehooren. Bovendien vordert het opstellen van zulke beschrij-houtid" 7f 7 t l j d;Z 0°d a t d e z e m e* o d e voor de praktische houtidentificatie met bruikbaar is. Toch wordt aan. dit werk de noodige tydbesteed, omdat het voor wetenschappelijke doeleinden enontbeerlyk iS, daarnaast echter moest het Bosehproefstation zelf den weg zoeken, waarlangs een voor de praktijk bruikbare mentificatiemethode gevonden zou kunnen worden. Als eischen stonden daarbij voorop, dat de identificatie uitgevoerd moest kunnen worden met eenvoudige hulpmiddelen en dat daarbij slechts betrekkelijk elementaire kennis van de h o u t a n a t o m Ï g Ï vergd zou moeten worden.

o o ^ d T T " ' ; ' V a?e l f' " ^ d i £ W C g n i 6 t d a d d i l'k W e r d * — d - en ook, dat de ten slotte uitgewerkte methode van identificatie nog wel wijziging, aanvulling en wellicht ook nog uitbreiding zal moei-ten ondergaan. Welke weg is i n s l a g e n en wat daarmede te . bereken 1S kan blijken uit de onlangs verschenen publicatie van

den Directeur van het Bosehproefstation H. Beekman, over „78 reanger Houtsoorten enz.", Mededeeling No. 5 van het Proef-station voor het Boschwezen.

In dezen geest wordt voortgewerkt en binnen afzienbaren tiid zullen meerdere publicaties, voornamelijk over de herkenning van handelshoutsoorten uit de Buitengewesten het licht zien.

Enkele bijzonderheden, welke zich voordoen bij het opstellen van hou beschrijvingen en determinatietabellen ten behoeve va n de houtidentiticatie moeten nog even nader besproken worden

van" de b°r

g a a

f,

e W6rd reCdS Vermdd

'

dat de in den

— n g

-van de botamsch-houttechnische exploratie ingezamelde

hout-EN HET BOSCHPROEFSTATION 59 monsters voorloopig slechts voor eigen gebruik bij de houtiden-tificatie dienst konden doen. Dit wordt veroorzaakt door het feit, dat de bouw van het hout van een bepaalde botanische soort nooit constant is, doch steeds afwijkingen vertoont, die in verband staan met individueele verschillen en met verschil in omstandigheden, waaronder de boom is opgegroeid.

Willen de houtbeschrijvingen aan hun doel beantwoorden, dan moeten zij zooveel mogelijk al deze schommelingen omvatten, ten einde twijfel bij de determinatie te voorkomen. Indien nu niet vol-doende materiaal voor de beschrijvingen gebruikt is, wordt dit doel zeker niet bereikt; de deskundige onderzoeker weet echter' bij ervaring, welke afwijkingen van intrinsieke waarde zijn en welke niet, vandaar dan ook mijne opmerking, dat de in den aanvang van het onderzoek verzamelde authentieke houtmonsters bij de identificatie slechts voor eigen gebruik dienst kunnen doen. H e t is duidelijk, dat een en ander een belemmering is tegen het snel beschikbaar komen van publicaties, welke geschikt zijn voor een door den min of meer leek zijnden houthandelaar of houtgebruiker uit te voeren identificatie.

Aan den anderen kant staat de volgende vereenvoudigende factor.

Reeds werd vermeld, dat aangenomen wordt, dat houtsoorten met gelijken anatomischen bouw, ook overeenkomstige eigenschap-pen zullen bezitten. Hoewel dit niet geheel juist is, mag het toch voorloopig wel bij wijze van benadering worden aangenomen. Bij de identificatie voor de praktijk is het daarom niet steeds noodig om een herkenning tot de botanische soort door te voeren. Zoo bevat b.v. de in den handel als meranti bekende handelssoort een aantal verschillende botanische soorten uit het geslacht Shorea, die grootendeels zeer sterk op elkaar gelijken en over het alge-meen ook werkelijk vrijwel gelijke eigenschappen bezitten. Bij de beschrijving van dergelijke handelshoutsoorten behoeft men dan ook geen .rekening te houden met de kleinere verschillen tusschen de daarin voorkomende botanische soorten, maar alleen met de voor de geheele soortengroep kenmerkende bijzonderheden.

Deze vereenvoudiging is ook nog in andere richting van belang.

Beschikt men namelijk over een aantal authentieke houtmon-Sters van verschillende boomsoorten, dan zal het bij boschexplo-ratie zeer vaak mogelijk zijn om door vergelijking van houtmon-sters zonder bijbehoorend herbariummateriaal de plaatselijk

voor-60 V O O R L I C H T I N G IN ZAKE W I L D H O U T

komende boomsoorten te identificeren met de door systematisch o n d er 2 0e k bekend gewordene. De veelgesmade b o t L s c h - h o S

; ", l m S C h e e XP j0 r a t- . . - daarmede de grondslag geworden voor het op eenvoudige wijze vaststellen van het voorkomen van min of meer belangrijke houtsoorten bij extensieve bosehverkenningen

De heer Lamster spreekt de hoop uit, aangetoond te hebben, dat de D.enst van het Boschwezen zou moeten kunnen beschikken over een bureau, dat op het gebied van identificatie en kennis van de «genschappen van wildhout aan belanghebbenden de noochge voorlichting zou kunnen geven. Zooals uit het voorgaande duidelijk zal zijn geworden, behoefde dit niet meer te worden aangetoond, het verlangde bureau bestaat reeds als de technolo-gische afdeehng van het Boschproefstation en de heer Lamster nuci zulks behooren te weten.

Buitenzorg, Juni 1920.

In document KOLONIALE STUDIËN (pagina 69-73)