• No results found

De veestapel op Bali

In document KOLONIALE STUDIËN (pagina 141-200)

door

P. D E KAT A N G E L I N O .

De Bali'êr als veehouder.

Als we slechts rekening hadden te houden, met het aantal run-deren, zouden we den landbouwer bij uitnemendheid ook als vee-fokke'r den hoogsten lof kunnen toezwaaien. Op Bali, een eiland met een zielental van ongeveer één millioen, tellen we 300.000 runderen; voor Java met een bevolking van ruim dertig millioen, wezen de veetellingen van 1915 een aantal van slechts 2.558.928 runderen aan; de runderstapel op Bali is volgens deze cijfers on-geveer vier maal zoo dicht als die op Java.

' Bij vergelijking met andere eilanden moeten we dan bovendien nog denken aan den grooten varkensstapel, die op Bali voorkomt en -eschat wordt op 330.000 varkens; door de dichtheid van den vee- en varkensstapel wordt van den Balië.r veel intensiever arbeid gevergd om het voedselvraagstuk, wat nog al eens moeilijkheden oplevert, tot een goede oplossing te brengen.

Het grootbrengen der biggen kost den Baliërs wel niet veel hoofdbrekens, omdat de beesten hun voedsel voor het grootste -edeelte zelf moeten zoeken, maar toch wordt nog tweemaal per

dag wat bijvoer gegeven, bestaande uit dedek vermengd met ge-raspte of in kleine stukjes gesneden pisangstam, waarbij nog wat etensresten gevoegd v/orden.

Gezien deze cijfers ,-an de veesterkte mogen we gerust zeggen dat de'BaHër als" veehouder er zijn m a g ; een vetweider en fokker in Westerschen zin is hij niet; zooals we straks zullen zien kan

130 D E V E E S T A P E L O P BALI

hij dit ook niet zijn door gebrek aan weidegronden, waar het vee ir. vrijheid zou kunnen loopen en opgroeien.

Een rasverbeteraar mogen we hem ook niet noemen, hoewel hij heel goed zijn belang weet te dienen, door b.v. alleen die koeien aan te houden, welke mooie nakomelingen geven; bij de varkens-teelt gaat het al net zoo; de zeugen die reeds op jongen leeftijd veel biggen voortbrengen, welke in den kortst mogelijken tijd groot, vet en vroegrijp zijn, worden in eere gehouden; zeugen die weinig jongen werpen gaan ten spoedigste door middel van den export naar de slachtbank.

Vraagstukken door de Europeesche boeren opgelost, zooals ver-edeling door kruising met superieur fokvee, bestrijding van ziek-ten, de weide- en stalverpleging, fokken van melkvee en zooveel andere vraagstukken gingen klaarblijkelijk aan hem voorbij.

Melkvee maakte voor den Baliër geen behoefte uit; mogelijk ook dat hij heel goed wist dat het inlandsch rund daarvoor geen geschikt dier i s ; zeker wist hij dat melkvee in den drogen tijd geen voldoende voedsel zou kunnen krijgen, zoodat in die tijden het vee en ook de melkproductie zeer achteruit zou gaan; ook hem zal het gezegde der Hollandsche boeren bekend zijn, dat een koe door den mond moet gemolken worden; nml.: volop voedsel, dan ook volop melk.

Het vrouwelijk vee heeft waarde voor de fokkerij, de slacht en ook voor den veldarbeid; het mannelijk vee, dat niet als dekmate-riaal is aangewezen wordt gecastreerd, gebruikt als trekvee en verbruikt als slachtvee; vooral de export legt beslag op de Bali-sche ossen.

De Baliër vindt zijn os een mooi en edel dier; hij acht het niet noodig dat dier nog edeler te maken; de vraag naar zijn vee is groot genoeg, het geld komt behoorlijk binnen, waartoe zou hij zich nog druk maken met allerlei nieuwigheden; hij is welgesteld, heeft weinig behoeften, is uiterst sober, als alle Oostersche volken op zijn gemak gesteld, en zou zeer tevreden zijn als hij verder met rust werd gelaten.

Bijzondere zorg besteedt de Baliër niet aan zijn vee; het vrou-welijke vee wordt dikwijls voor de zware ploeg gespannen, ook ais het drachtig is; gewonde paarden loopen uren lang met zware lasten geladen op slecht zittende draagzadels; jonge veulens vol-gen de moeder op hare verre tochten, worden op veel te jonvol-gen

D E V E E S T A P E L O P BALI 131

leeftijd al gebruikt als rij-, trek- of draagpaard; dorentrenzen wer-den vroeger algemeen gebruikt. .

In de bergdesa's, vooral in Zuid-Bali, waar nog uitgestrekte weidevelden (tegals) worden gevonden, bezit de Baliër nog twin-tig tot,dertwin-tig stuks rundvee, waaronder de mooiste exemplaren;

de runderen grazen daar dag en nacht op de bergweiden, kunnen daar naar hartelust flinke beweging nemen, zoodat het geen won-der is dat ze dan behoorlijk gedijen.

In vroeger tijd liepen de wijfjes samen met de oudere stieren, zoodat bevruchting in de vrijheid zonder teeltkeuze plaats vond;

dat is sedert verboden.

In de lager gelegen plaatsen kan de Baliër onmogelijk veel vee houden; de gronden zijn bijna allen bestemd voor den sawahbouw of de tuincultuur, zoodat van weidegronden geen sprake i s ; de runderen staan op het erf of in een klappertuintje vlak bij 't erf;

de eigenaar moet den dagelijkschen kost voor zijn rund zelf zoeken, waarvoor hij tweemaal daags er op uitgaat om gras te snijden;

hiervoor kiest hij bij voorkeur de sawahdijkjes, die in den drogen tijd evenwel ook al heel weinig gras dragen, zoodat het onderhoud

\ a n het vee in die tijden den Baliër heel wat zorgen b a a r t ; is het wonder dat velen dan hun vee, dat ze toch niet noodig hebben voor den veldarbeid, van de hand doen omdat het voedselvraag-scuk hun te machtig wordt?

In vele streken op Bali, we noemen slechts; Krambitan, Taba-nan, Kediri, Koeta, Belahbatoe, Gianjar, Manggis, Seraja en het eilandje Penida heerscht in den droogsten tijd bepaald voedsel-nood; buitengewone sterfte onder het vee moet dan op rekening van uithongering geschreven worden; spreken we in genoemde streken van voedselnood, algemeen heeft de Baliër gedurende den Oost-moesson te rekenen op voedselschaarschte voor het vee.

Aanplant van voor het vee noodige g'ewassen, het optassen van padistroo(somi), het vergaren van hooi vindt niet plaats, omdat zooals gezegd de Baliër alle bouwgronden behoeft voor zijn sawahs; hierop verbouwt hij als het mogelijk is tweemaal padi, of eerst padi en daarna tweede gewassen, zooals djagoeng, katjang en ketella voor eigen gebruik; de weidevelden kunnen niet ge-hooid worden, omdat het vee hier onafgebroken graast.

In Boeleleng, waar iedere week een groot aantal sapi's wordt uitgevoerd, verkoopt de Baliër, gelokt door de hooge prijzen zijn

132 D E V E E S T A P E L O P BALI

djagoeng afval (de stengels en de blaren) aan de veeexporteurs voor veevoer gedurende het transport' naar Java.

Worden de sawahs niet voor de tweede maal bebouwd, omdat braakliggen gewenscht is, of omdat het noodige irrigatiewater ont-breekt, dan wordt het vee, paarden incluis de geoogste sawahs ingejaagd, waar de dieren een schamel maal vinden in het opge-schoten onkruid.

Behalve gras wordt aan het stalvee nog bladvoer gegeven; hier-voor worden de blaren van de boenoet (een ficussoort), de

wali-• koekoen, kesamba, intaran, poengoet tjanging, dadap, santen toeri en waroe gezocht; genoemde boomen komen vrij veel voor in de buurt der desa's en langs de wegen.

Mogen we de ons verstrekte gegevens gelooven, dan liepen in vroeger jaren groote kudden runderen op de bergweiden en in de koffietuinen rond; één Baliër had in die tijd honderd en meer runderen, die nu en dan voor een tijd in groote veekralen werden bijeengejaagd om weer aan de menschen te wennen en algeheele verwildering te voorkomen.

De „jonge" stiertjes werden apart gehouden, omdat deze trouw-lustige diertjes het anders de koeien in den veekraal te lastig zouden maken.

Ik herinner mij uit geschriften van ouden datum dat toenmaals nog al eens gecorrespondeerd werd over het veelvuldig voorkomen

\ a n half verwilderde runderen in de koffietuinen; in die tijden kwamen ook herhaaldelijk geschillen voor over het neerschieten van zgn. wilde runderen, die later een eigenaar bleken te hebben;

deze feiten doen wel gelooven dat vroeger groote kudden in het wild rondliepen.

In die tijden castreerde de Baliër de stieren op dezelfde manier als vrij algemeen in Australië wordt toegepast, door de testikels open te snijden; deze bloedige methode gaf wel eens infectie, ten-gevolge waarvan' menig beest zou gestorven zijn.

De stieren door de Baliërs voor de voortteling aangehouden waren naar de inzichten der veeartsen zeker niet de meest ge-schikte, gelet vooral op de uiterlijke vormen, omdat de Baliër zijn dekstier uitzocht naar bestaande kruinteekens en zoo mogelijk lette op afstamming.

Hij schenkt meer aandacht aan het vrouwelijk rund; dit is ook heel goed te begrijpen; de fokwaarde van het vrouwelijk rund is

DE V E E S T A P E L O P BALI 133

hem veel beter bekend; een koe die blijken gegeven heeft goede en vele nakomelingen aan den eigenaar te schenken, wordt zoo-lang mogelijk behouden voor de fokkerij en niet eerder van de hand gedaan dan wanneer is gebleken dat ze — naar de meening van den eigenaar — niet meer voor de voortteling geschikt is.

De bovengenoemde bloedige castratie vond eerst plaats, als de nekschoft zich voldoende ontwikkeld h a d ; tegenwoordig worden, zeer tegen den zin der veeëigenaren de stieren op advies van de B. V. D. veel eerder gecastreerd.

De jonge castraten genieten een uitstekende verzorging, opdat ze spoedig groot en vet werden, zoodat een mooie prijs bedongen 1>an worden voor den export; de hoogste prijzen voor de ossen worden evenwel door den landbouwer zelf betaald en niet door de veeopkoopers; de welgestelde boer let bij aankoop van een span trekossen op mooien trotschen bouw, op goede teekens, op de al-gemeene vormen, de kleur en op een goeden gelijken gang voor de ploeg, terwijl de veeopkoopers alleen letten op het gewicht.

De Balische boer heeft alles over voor een mooi span trek-ossen; hij heeft dan ook heel wat bekijks als hij achter een span mooie met veel actie gaande ossen op den ploeg zit; de jonge meisjes kijken met bewondering naar hem en zijn span; zou dan de borst niet zwellen van t r o t s ; ieder landbouwer wil den anderen hierbij de loef afsteken; vandaar dat voor een superieur span de hoogste prijzen worden gegeven, prijzen waartegen de opkoopers voor den export niet bieden kunnen.

De veeverzorging is vrij goed; de stallen zien er niet al te on-verzorgd uit, het vee zelf wordt zeer zindelijk groot gebracht, omdat de dieren dagelijks gebaad en afgeboend worden hetzij in de rivier, in de sawahleiding of onder de overal bestaande pan-tjorans. *

Het Balische rund.

Zooals algemeen bekend mag worden ondersteld is het Balische rund de tam geworden op Bali levende „banteng"; het tijdstip waarop de banteng uit de wijde bergwouden werd overgebracht naar de woning der menschen ligt nog niet zoo ver achter o n s ; de tamwording van andere runderen in de andere werelddeelen heeft veel eerder plaats gehad, zoodat het Balirund het jongst getemde wilde rund mag heeten.

134 D E V E E S T A P E L O P BALI

Over de afstamming van dezen banteng bestaan verschillende meeningen; volgens sommige onderzoekers zou de banteng het meest den in Azië levenden „Seebu" nabij komen; bij nauwkeu-rige vergelijking van de lichaamsvormen kan men deze meenine niet deelen.

De banteng behoort tot de bibosgroèp; de meeste overeenkomst toont ons rund met zijn familieleden in Achter-Indië • de Gajal (bibos frontalis lamb.), de Gaur of het jungle rund (bibos Gaurus) en de banteng (bibos banteng Raffl.), w el k laatstgenoemd rund nog sporadisch in afgelegen streken op Tava voorkomt

Het kenmerkende van den Gajal, den Gaur en den Banteng en ook het tegenwoordige Bali-rund i s : de bijzondere vorm van het krumbeen, een korten staart met kleine staartpluim, die niet ver-der dan de hiel reikt, voorts de eigenaardige rugkam met lange uitsteeksels, witte of lichtgekleurde onderbeenen en oorschelpen met sterke'grove haarborstels behangen.

De kleur der Bali runderen is bij de koeien altijd rood-bruin in haar verschillende schakeeringen; de stieren hebben op jongen leeftyd een vale kleur, die op ouderen leeftijd overgaat tot de prachtige, donker-glanzende kleur.

Bij uitzondering treft men hier een ouden stier aan met roode of gele huidskleur; eigenaardig is dat de mooie donkere kleur der stieren na de. castratie weer verdwijnt en langzaam overgaat tot een van de nuances in het rood-bruin.

Evenmin als men zwarte koeien op Bali aantreft, evenmin z a -ik ooit een zwarten os, hoewel die os toch vroeger een donker-getinte stier is geweest.

De runderen hebben tot heden nog een zekere schichtige woest-heid behouden; zoodra ze op den weg iets vreemds gewaar wor-d e ^ maken ze wor-de wor-dolste sprongen en zijn bijna niet te houwor-den.

De Baker haalt zijn vee niet aan, zoodat het rund weinig om-gang heeft met zijn verzorgers; probeert een vreemde het beest te naderen dan loopt hij groote kans een ongenadig harden schop te krijgen; worden de dieren bij Europeanen verzorgd, die dikwijls het beest aanhalen, dan zien we ook dat het zeer mak wordt en gevoelig is voor liefkoozingen.

Het mooiste vee is te zien als tegen den tijd der sawahbewer-king de Bakers hulde aan Dewa-Seri brengen door het houden van de zgn. -„goemboengans-"; uitgezochte ossen worden

schit-D E V E E S T A P E L O P BALI 135

terend opgetuigd naar de sawahs gebracht; groote houten klokken, soms 60 K.G. wegende zijn onder den hals gebonden; gespannen voor den lampit draven de ossen nu door de sawahs, waarbij de doffe klank der klokken over de velden klinkt, een onvergetelijk schouwspel voor vreemdelingen, en een geliefkoosd gebruik voor de Baliërs, die met bewondering den sierlijk opgeheven kop, de gelijkmatige beweging van het span aanschouwen.

H e t zwaarst levend gewicht van een span ossen tot heden be-kend was 714 K.G. en 719 K.G. of samen 1433 K.G.; het span ossen dat dit gewicht haalde was afkomstig van Bali en werd uitgevoerd naar een veetentoonstelling in Medan.

Vroeger voerden de exporteurs op een zending van eenige hon-derden stuks slachtvee gemakkelijk een gemiddeld gewicht uit van ongeveer 425 K.G. per rund; tegenwoordig treft men bij uit-zondering dieren van 500 K.G. aan; veelvuldiger komen voor de gewichten van 400 kilo en daarboven, terwijl het gemiddelde ge-wicht van den slachtexport nu schommelt om het cijfer 325, zoo-dat het gemiddelde gewicht in ongeveer tien jaren met bijna 100 kilo is achteruitgegaan; voorwaar geen laag cijfer.

Naar de Baliërs gelooven moet deze achteruitgang in gewicht worden toegeschreven aan het feit dat de stieren veel te jong worden gecastreerd, zoodat de ossen niet voldoende kunnen uit-groeien, een meening die de deskundigen niet deelen; zij zeggen dat jonge castratie juist noodig is om flinke ossen te fokken.

Anderen denken dat het Balische rund is achteruitgegaan in gewicht, omdat het vee niet voldoende in vrijheid kon gedijeri, zooals dat vroeger meer op de bergweiden en in de koffietuinen kon gebeuren; van een jong dier dat steeds aan den lijn loopt mag niet verwacht worden, dat het behoorlijk massaal zal uitgroeien;

het Bestuur heeft deze vetweiderij verboden ten eerste om ver-nieling der koffietuinen tegen te gaan, voorts tot tegengang van besmettelijke ziekten onder het vee, bestrijding van veediefstal, verwildering van het vee, bevordering eener betere controle door de B. V. D.

Juist het vee uit die groote kudden werd aan de. markt gebracht omdat het door zijn geweldig gewicht den Baliër veel geld aan-bracht, en ook door de opkoopers zeer gezocht werd.

Vandaar dat wellicht tegenwoordig het gemiddelde gewicht verminderd is, omdat heden alleen stalvee wordt uitgevoerd, dat

136 D E V E E S T A P E L O P BALI

veel wekelijker is opgegroeid, waardoor het zich minder ontwik-kelde, minder uitgroeide.

Een buitenstaander die de toestanden op Bali niet kent, zal wel-licht vragen, hoe het te verklaren is dat op Bali, een klein eiland geheel in cultuur gebracht vanaf het strand tot aan de toppen der heuvelen, naast een geweldigen varkensstapel nog een runder-stapel kon bestaan, die eertijds de allerbeste veerunder-stapel van Neder-landsch-Indië mocht genoemd worden.

Hoewel verbazingwekkend op het eerste gezicht kan toch alleen het eenige antwoord op die vraag zijn, dat zoon groote runder-stapel alleen mogelijk en noodzakelijk werd door de enorme ont-wikkeling van den landbouw, waarnaast zich een veestapel moest ontwikkelen om het noodige „ploegvee" te leveren.

Het Balische volk is een absoluut landbouwend volk; andere bedrijven worden er bijna niet gevonden, wat duidelijk genoeg blijkt bij den aanslag in de bedrijfsbelasting; andere bestaans-middelen waren vroeger niet te vinden, enkelen uitgezonderd (we denken aan de huisnijverheid = weven, smeden, pottenbakkers, beeldhouwers).

Tot heden toe is die toestand wel haast dezelfde gebleven; al-leen in de groote kustplaatsen, waar ook andere landaarden ge-vestigd zijn is de landbouwer meer en meer verdrongen.

Overal elders is de Baliër landbouwer; de meeste bedrijven in de desa's zijn nevenbedrijven door den landbouwer uitgeoefend in djn vrijen tijd, dat is de tijd die hem overblijft nadat hij zijn gronden heeft verzorgd.

Deze intensieve landbouw eischte een grooten veestapel; zonder den landbouw zou de veestapel zich zeker niet zoo ontwikkeld hebben; één belangrijke wijziging heeft de veeteelt in de laatste jaren ondergaan, nml. deze dat zooals we straks reeds zagen de half-wilde fokkerijen in de bergen zijn verdwenen, zoodat thans algemeen de tamme fokkerijen bestaan, waarmee bedoeld wordt dat de veeëigenaren zelf voor het veevoeder te zorgen hebben.

Het spreekt vanzelf dat die half-wilde fokkerijen geen vee fokten voor het landbouwbedrijf, maar meer voor den export, zooals hier-voor al gezegd werd, doch deze fokkerij heeft zich ongetwijfeld eerst later ontwikkeld; in Boeleleng en ook in andere plaatsen verkoopt menig landbouwer zijn vee na de sawahbewerking en koopt weer vee in als de ploeg voor den dag wordt gehaald.

D E V E E S T A P E L O P BALI 137

Tegen het begin van den sawaharbeid bestaat dan ook een levendige handel in ploegvee, wat de exporteurs duidelijk merken aan de stijging der prijzen.

De vorsten, die steeds hebben begrepen dat een welvarend volk een goed voorziene schatkist beteekende, zorgden steeds voor een intensieven landbouw; zij waren de eigenaren van het

bevloeiings-water, zij troffen de regelingen voor den aanleg van groote soebak- /?

werken, als irrigatietunnels, stuwdammen, verdeelbfkken enz.; / U>

het waren ook de vorsten die ordineerden, dat iedere man die een sawah bezat een span trekbeesten er op na moest houden, omdat de landbouw hoe goed ook verzorgd zonder behoorlijk ploegvee op krukken zou blijven gaan; bekend is ook dat de vorst nooit het vee van den kleinen man aan zich trok wetende hoe onmisbaar dit vee was voor den sawaharbeid; een gevolg van die op prakti-sche gronden berustende mildheid van den vorst was, dat de kleine man gaarne vee hield en fokte, omdat veebezit nog het meest zekere was.

Mocht Bali te eeniger tijd meer een industrie-land. worden door het oprichten van fabrieken, aanleggen van trams en spoor-wegen, dan zal de veeteelt zeker meer verwaarloosd worden en de veestapel snel achteruitgaan, zooals we dat op Madoera ook cenigszins hebben kunnen zien.

Tot heden toe heeft de_ landbouw zich meer en meer ontwikkeld ; ieder stukje grond dat te beplanten is met nuttige gewassen, is in cultuur gebracht; gronden die vroeger zuiver weidevelden wa-ren zijn nu bouwgronden geworden, die voor de bewerking voor een groot deel ook ploegvee noodig hadden; we zien dan ook den

Tot heden toe heeft de_ landbouw zich meer en meer ontwikkeld ; ieder stukje grond dat te beplanten is met nuttige gewassen, is in cultuur gebracht; gronden die vroeger zuiver weidevelden wa-ren zijn nu bouwgronden geworden, die voor de bewerking voor een groot deel ook ploegvee noodig hadden; we zien dan ook den

In document KOLONIALE STUDIËN (pagina 141-200)